Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is genade?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is genade?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is de genade?

1. Reformatie: De genade is louter een gunst van God.

Rome: „Indien iemand beweert, dat de genade, waardoor wij gerechtvaardigd worden, slechts een gunst van God is, die zij vervloekt" (Conc. van Trente, v.VI, can. 11).

2. Reformatie: De mens wordt enkel gerechtvaardigd op grond van iets dat buiten hem is, n.l. de gerechtigheid van Christus.

Rome: De mens wordt gerechtvaardigd op grond van iets dat in hem is, n.l. de gerechtigheid, die hij van God heeft ontvangen.. „Het eigenlijke van de rechtvaardigmaking (unica causa formalis iustificationis) bestaat slechts... in de eigen gerechtigheid, die ieder van ons in zich ontvangt (iustitiam in nobis recipientes unusquisque suam)". (Con. Trente, s. 6 cap. 7). „Indien iemand beweert dat wij eigenlijk (formaliter) rechtvaardig zijn door de eigen gerechtigheid van Christus, die zij vervloekt" (can. 10).

3. Reformatie: De mens is slechts rechtvaardig doordat de gerechtigheid van Christus hem wordt toegerekend.

Rome: De mens is rechtvaardig, doordat hij rechtvaardig is in zichzelf, n.l. op grond van de gerechtigheid die hij van God ontvangen heeft. „Indien iemand beweert, dat de mens slechts gerechtvaardigd wordt door de toerekening van de gerechtigheid van Christus, die zij vervloekt" (can. 11). Die eigen gerechtigheid, waardoor de mens rechtvaardig is in zichzelf, bestaat in „de liefde, die door de H. Geest in de harten wordt uitgestort (Rom. 5:5) van hen, die gerechtvaardigd worden en die hen inherent is" (cap. 7).

„De gerechtigheid Gods, waarover Rom. 10:3 spreekt, wordt onze gerechtigheid genoemd, omdat wij gerechtvaardigd worden doordat die gerechtigheid in ons is; ze wordt Gods gerechtigheid genoemd, omdat ze ons wordt ingestort door God vanwege de verdiensten van Christus". (cap. 16).

4. Reformatie: De eerste en eigenlijke uitwerking van de genade in ons, bestaat in de niet meer toerekening van onze zondeschuld. God gaat echter verder en stort ook zijn liefde in onze harten door de H. Geest (Rom. 5:5) en begiftigt ons met allerlei andere gaven en zegeningen.

Rome: De eerste en eigenlijke uitwerking van de genade in ons bestaat in de liefde, die God in onze harten uitstort. Op grond daarvan volgt de vergeving van de zonde. (Zie boven nr. 3).

Hoe deze ingestorte liefde Gods in ons de vergeving der zonden teweegbrengt, daarover zijn verschillende r.k. theologische meningen. Thomas: De genade verwijdert de zonde fysiek. We zouden de vergelijking kunnen maken met een bulldozer, die een hoop puin wegduwt. Scotus: Bij gelegenheid van de instorting van de liefde, voert God zijn raadsbesluit uit, dat Hij bij elke instorting van de liefde de zonde zal vergeven. Ripalda en Schwane: De ingestorte liefde is zulk een verheven eigenschap van de mens, dat God uit behagen in zulk een met de liefde begiftigd mens ertoe bewogen wordt om zijn zonden uit te delgen.

Hans Küng haalt in „Rechtfertigung" p. 242 met instemming H.U. v. Balthasar aan, die zegt: „Het zou een innerlijke tegenspraak zijn, wanneer men zou beweren: De zondaar, die in zichzelf niets dan zondaar is, wordt desondanks door God op grond van de verdiensten van Christus niet als zondaar beschouwd". "Wij hebben echter getracht aan te tonen in ons meinummer (p. 18-19). dat het geen innerlijke tegenspraak is, wanneer wij van een begenadigd zondaar zeggen dat hij een zondaar is, die echter begenadigd is op grond van de gerechtigheid van Christus die hem van buiten af wordt toegerekend.

Hoe ontvangen wij de genade?

5. Reformatie: Daar de genade iets buiten ons is, n.l. de goedgunstige gezindheid van God jegens ons in Jezus Christus, kan de zekerheid, dat God ook mij goedgunstig gezind is, slechts tot stand komen langs de weg van het persoonlijke gelovige vertrouwen in Jezus Christus als mijn enige en volkomen Zaligmaker. Dit zaligmakende geloof is geen vrucht van redenering, maar vrucht van het werk van de H. Geest.

Het geloof is dus het instrument, waardoor Gods genade (Zijn goedgunstige gezindheid jegens ons) ons deel worden, waardoor wij ons die goedgunstige gezindheid van God bewust worden. Het geloof is dus niet een werk, op grond waarvan ons de genade wordt geschonken, maar slechts een instrument dat God gebruikt om zijn goedgunstige gezindheid jegens ons ook te maken tot een vreugdevolle ervaring in ons.

Rome: Omdat de genade iets in ons is, kan zij ook door middel van instrumenten, die buiten ons zijn, in ons werden verwekt. Dat zijn de sakramenten.

Daarom leert Trente: „Indien iemand beweert, dat de sacramenten niet door eigen werking de genade mededelen, die zij vervloekt" (s. VII, can. 8) En verder: „Het instrument voor onze rechtvaardigmaking (causa instrumentalis) is het sakrament van het doopsel, dat „het sakrament des geloofs" is en zonder dit instrument ontvangt niemand de rechtvaardigmaking" (s. VI, cap. 7). Eveneens: „Deze rechtvaardiging kan niet geschieden zonder het bad der wedergeboorte of het verlangen daarnaar" (s. VI cap. 4).

Wat is het geloof?

6. Reformatie: Het geloof is de vertrouwvolle overgave aan Iemand, n.l. aan Jezus Christus, waarvan men gelooft dat Hij ons gered heeft van de eeuwige ondergang en ons om niet het eeuwige leven schenkt.

Rome: „Het geloof is een bovennatuurlijke deugd, waardoor wij, gedreven en geholpen door Gods genade, geloven dat wat Hij geopenbaard heeft, waar is, niet omdat wij de innerlijke waarheid daarvan met het licht van de natuurlijke rede zouden hebben doorschouwd, maar op grond van het gezag van God zelf, die het ons openbaart(Conc. Vat. I, s.III cap. 3).

Dus:

7. Reformatie: Het wezen van het geloof is geloven in Iemand. Daarom is uiteraard met dit geloof het vertrouwen en de liefde gegeven.

Rome: Het wezen van het geloof is geloven in iets, n.l. in geopenbaarde waarheden. Daarom kan het geloof in wat God geopenbaard heeft door Jezus Christus, een bovennatuurlijke gave zijn die tot stand gebracht is door de H. Geest, terwijl het tegelijk mogelijk is. dat zulk een mens geen vertrouwen heeft in God en geen liefde heeft tot Hem. „Daarom is het geloof in zichzelf, ook als dat geloof niet „werkzaam is door de liefde" (Gal. 5:6), toch een gave van God, en de geloofsdaad is een werk dat tot het heil behoort, waardoor de mens de vrije daad van gehoorzaamheid stelt jegens God zelf door toe te stemmen in en mede te werken met Zijn genade, waaraan hij weerstand kan bieden" (Conc. Vat. I, s. III cap. 3).

Want:

De reden waarom de Reformatie het geloof beschouwt als de gelovige overgave aan Jezus Christus, is omdat volgens de Reformatie de genade iets buiten ons is, n.l. Gods goedgunstige, vergevende gezindheid jegens ons in Jezus Christus. De reden, waarom Rome het geloof niet zo kan zien, is omdat volgens Rome de genade eigenlijk (formaliter) iets is in ons. dat dan ook langs de weg van instrumenten buiten ons, n.l. de sakramenten, in ons moet worden overgebracht. Vandaar: „Indien iemand beweert„ dat het geloof waardoor wij gerechtvaardigd worden, niets anders is dan het vertrouwen op Gods barmhartigheid, die ons de zonden vergeeft om wille van Christus, of indien iemand beweert, dat wij alleen door zulk een vertrouwen gerechtvaardigd worden, die zij vervloekt" (Conc. Trid. s. VI can. 12).

KONSEKWENTIES UIT DEZE LEER

Kan men de genade verliezen?

8. Reformatie: Daar de genade bestaat in de goedgunstige gezindheid van God jegens ons op grond van het volbrachte werk van Christus, van welke goedgunstige gezindheid God ons verzekert door middel van de gelovige overgave aan Jezus Christus, kan deze genade niet meer verloren gaan. Want God heeft zijn goedgunstige gezindheid jegens ons vastgelegd in de belofte, dat alwie in Christus gelooft, eeuwig leven heeft. Deze zekerheid des heils kan echter nooit het gevolg zijn van uiterlijke redeneringen, maar komt slechts tot stand van binnen uit, vanuit het geloof zelf. Het is geloofszekerheid van het eeuwig heil.

Rome: „Indien iemand beweert, dat de wedergeboren en gerechtvaardigde mens behoort te geloven, dat hij zeker behoort tot het getal der uitverkorenen, die zij vervloekt" (s. VI can. 15). „Indien iemand beweert, dat hij met absolute en onfeilbare zekerheid weet, dat hij die grote gave van de volharding tot het einde bezit, tenzij God hem dat in een speciale openbaring zou hebben gezegd, die zij vervloekt" (s. VI can. 16).

De biecht

Daar Rome leert dat de genade die door het doopsel werd geschonken. weer verloren kan gaan door een zware zonde, moet Rome vanzelfsprekend een ander sakrament hebben, waardoor die eenmaal verloren genade weer kan worden teruggegeven. Dat is het sakrament van de biecht.

„Indien iemand de sakramenten door elkaar haalt en beweert dat het doopsel het sakrament van de boete is, alsof deze twee sakramenten niet van elkaar zouden zijn te onderscheiden, en dat dus de biecht ten onrechte „de tweede reddingsplank na de schipbreuk" wordt genoemd, die zij vervloekt" (s. XIV can. 12). Wij echter hebben getracht aan te tonen, dat er maar één „reddingsplank" is na de schipbreuk, n.l. de hand van Christus, die ons nooit meer loslaat.

De verdienstelijkheid van de goede werken

9. Reformatie: Daar de genade bestaat in iets buiten ons. n.l. de goedgunstige gezindheid van God jegens ons, die vast ligt in het volbrachte werk van Christus en in Zijn belofte jegens ons, belijden wij, dat ook de eeuwige heerlijkheid ons enkel geschonken zal worden op grond van die goedgunstige gezindheid van God jegens ons en dus op geen enkele wijze kan verdiend worden op grond van de goede werken, die wij tijdens en vanuit die genadetoestand verrichten.

Rome: „Indien iemand beweert, dat de gerechtvaardigde mens door zijn goede werken niet waarlijk zou verdienen de vermeerdering van de genade, het eeuwige leven en het verkrijgen van het eeuwige leven (indien hij althans in staat van genade sterft), alsook de vermeerdering van de heerlijkheid in de hemel, — die zij vervloekt" (s. VI can. 32).

Aanroepen van de heiligen

10. Reformatie: Wanneer wij aan medechristenen vragen om met ons de verhoring van een bepaalde bede af te smeken, dan is dat niet, omdat wij denken dat die medemens op grond van een heiliger leven meer bij God zou vermogen, maar omdat de Here wil, dat wij voor Zijn aanschijn zullen leven als een gemeenschap van begenadigde zondaren, d.i. het Lichaam van Christus. Daarom kunnen wij evenmin gestorven mensen aanroepen in de verwachting, dat hun smeking bij God meer zou vermogen omdat zij op aarde heiliger zouden hebben geleefd.

Immers de verhoring van gebeden geschiedt enkel op grond van barmhartigheid Gods en niet op grond van iets goeds in ons. En omdat wij geen geestelijke gemeenschap kunnen hebben met gestorvenen, — de Bijbel heeft ons immers niet geopenbaard of zij onze gebeden horen en wij krijgen in elk geval geen antwoord van hen —, daarom menen wij dat het zinloos en zondig is om te trachten toch kontakt te krijgen met de overledenen.

Rome: „Het is goed en nuttig de heiligen smekenderwijze aan te roepen" (s. XXV).

Vereren van heiligen

11. Reformatie: Wij zijn begenadigde zondaars. Daarom past het niet, dat wij elkander zouden gaan vereren op grond van een deugdzaam leven.

Rome: „De lichamen van de heiligen moeten door de gelovigen vereerd worden". „Aan de beelden van de heiligen moet passende eer en verering worden toegebracht(s. XXV).

Verering van de geestelijken

12. Reformatie: De voorgangers van de gemeente zijn slechts geroepen om 't woord der verzoening te prediken aan verloren zondaars, zoals zij ook zelf zijn; en verder om de gemeente te leiden in de goede orde. Enkel daarom moeten wij hen „gehoorzamen en ons naar hen voegen". „Dan zullen zij dit met vreugde doen en niet onder zuchten; dit zou u niet tot voordeel zijn". (Hebr. 13:17).

Rome: De geestelijken zijn de uitdelers van Gods genade via de sakramenten, die krachtens eigen werking de genade voortbrengen. Op grond van deze beschouwing ontvangen de voorgangers in de r.k. kerk allerlei eerbiedsbetoon, zoals bewieroking in de mis, het kussen van de ring van de bisschop en van de voeten van de paus enz.

Vagevuur

13. Reformatie: Omdat wij enkel begenadigd zijn op grond van het werk van Christus en omdat dit werk van Christus af is, daarom behoeven wij ook niet zelf nog een gedeelte van onze straf uit te boeten in het vagevuur.

Rome: De vergeving der zonde is slechts een formeel gevolg van de instorting van de liefde. Daarom is het mogelijk dat door gebrek aan liefdekracht ook de zonde, althans wat haar strafschuld betreft, niet geheel wordt uitgedelgd. Die strafschuld moet dan verder worden uitgeboet in het vagevuur.

ONZE NIEUWE BROCHURE

zal heten: „Hoe kom ik tot rust?" Het eerste gedeelte („De schipbreuk") is reeds verschenen in ons vorig nummer. Het tweede, derde en vierde gedeelte vindt u in dit nummer. Het vijfde deel komt in het volgende. Het wordt een brochure van 52 bladzijden. Prijs van 1-9 ex. 75 cent; 10-24 ex. 65 ct.; 25 ex. en meer 50 ct.

LEKTUUR REFORMATIE—ROME

H.J. Hegger: „Mijn weg naar het licht", f 3,25; „Onder het zelfde Kruis", i 3.95; ,Moeder ik klaag u aan", f 1.75; „Jezus boeide mij", f 6.90; „Ik zag Gods heerlijkheid" f 4.50; ,Kort, maar krachtig", 35 cent. Deze boeken kunnen besteld worden op de Wartburg.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Wat is genade?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's