Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN ACHTER DE ijzeren MUREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN ACHTER DE ijzeren MUREN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit is het verhaal van de ex-non, thans mevr.Thottil. Vier maanden heeft zij niet haar man en twee kinderen bij ons op de Wartburg vertoefd. Daarna zijn ze vertrokken naar Edinburg, waar br. Thottil theologie studeerde aan het Bible College van de Free Church of Scotland en mevr. Thottil een cursus volgde voor het opvangen en begeleiden van blinden. Zij hopen nl. straks in India, waar een vijfde van alle blinden van heel de wereld wonen, iets te kunnen doen voor hen, die het gezichtsvermogen moeten missen. Op 25 mei hopen zij naar India terug te vliegen om daar hun werk te hervatten, verrijkt met veel kennis en ervaring. Hiernaast de Wartburg in Velp, zij-aanzicht. Zoekplaatje: wie erg goed kijkt, kan op deze foto Giovanni Barbieri ontdekken, onze Italiaanse ex-salesiaan, die reeds enkele maanden bij ons verblijft.

HOOFDSTUK II

„Deze keer mag je niet 'nee' zeggen. Je hebt mij eerst je oudste dochter beloofd, en toen haar tijd gekomen was, zei ze dat ze niet kon. Toen G. geboren was, vertelde je mij dat je haar nog vóórdat ze ter wereld kwam, ten offer had gebracht aan de Heere. Maar ook zij heeft mij teleurgesteld. Ze heeft niet gewild. Ik wou jou daar niet de schuld van geven. Jij kunt er niets aan doen. De tijden zijn veranderd. Maar toch heb ik het gevoel dat jij te toegeeflijk bent geweest. Maar deze keer zal dat niet meer gebeuren. Mijn kleine Celinamma is van je vier dochters de meest geschikte voor het klooster. Ze is briljant in haar studies. Ze is vroom. Haar ogen hebben mij het altijd gezegd, dat haar ziel gericht is op haar hemelse Bruidegom.

Maar nu heb ik gehoord dat je plannen beraamt om haar uit te huwelijken aan een jongen uit Bombay. Nee, maar dat is werkelijk belachelijk.. ..zus…. dat is belachelijk! Ga je nu opnieuw je eenmaal gegeven woord terugtrekken? Ga je opnieuw je belofte breken, die je voor God hebt afgelegd? Nee…. nee…. dat kún je, dat mag je niet doen".

Het was duidelijk, de eerwaarde zuster P. verkeerde in een explosieve stemming. Ze was een non van de orde van de karmelitessen. Al heel jong was ze in het klooster getreden. Ze was nu al 45 jaar non.

In dat jaar 1961 had ik met succes mijn gymnasiale studies beëindigd. Ze was van haar klooster in Pulincunnu naar ons dorp Manimala gereisd, een afstand van ongeveer zeventig kilometer, om mij te komen halen. Dat was een moeilijke onderneming in die tijd. Maar ze had de moeiten van zo'n tocht ervoor over, want ze had Christus lief en ook haar kloosterorde.

Ze was ook iemand met gezag. Een van haar neven nam een belangrijke plaats in in het politieke leven te Pulincunnu en omgeving. Hij was dan wel een linkse socialist en trok zich niet veel aan van de geboden van de heilige kerk, maar zijn naam omringde haar met een aureool van aanzien in het klooster.

Ze behoorde tot een oude familie met een grote traditie. Een van haar nichten was getrouwd met een rijzende ster in de medische wetenschappen; hij was zelfs naar Engeland gegaan om zich daar nog verder te bekwamen. Een van haar broers woonde in Delhi en verkeerde in de hoogste maatschappelijke kringen van deze hoofdstad van India. Al haar familieleden bevonden zich in welstand en ze zorgden goed voor de eerwaarde tante-kloosterzuster.

Al deze overwegingen waren niet erg bovennatuurlijk, maar ze bezorgden zr. P. een groot overwicht en heerlijkheid in de orde.

Zr. P. was de jongste zus van mijn moeder. Ze waren met z'n drieën geweest. Eén zus was echter jaren geleden gestorven. Zij waren samen overgebleven en waren erg op elkaar gesteld. Daarom wilde zr. P. zo graag een dochter van haar geliefde zuster in het klooster hebben om daar bruid te worden van Christus.

Ze beschouwde dat als een zeer bovennatuurlijk verlangen. Ze wilde dat er een ononderbroken keten van bruiden van Christus de verschillende generaties van haar familie aan elkaar zou binden.

Bovendien zou ze daarmee een grote dienst bewijzen aan de hemelse Bruidegom en aan haar orde. Dat was een heilige wedijver, die men vaak zag in de kerk van Kerala. Wanneer iemand priester of non was geworden, dan spande hij of zij zich tot het uiterste in om nog iemand anders van zijn of haar familieleden te winnen voor de wijngaard des Heeren of voor de bruidsvertrekken van de hemelse Bruidegom in het klooster. Als iemand priester of non werd, dan steeg de hele familie in maatschappelijk aanzien.

Daarom lag het voor de hand dat haar keuze zou vallen op één van ons. Wij waren vier gezusters. We hadden geen volle broers. Moeder was de derde vrouw van vader Zijn eerste vrouw was gestorven en liet twee dochters na. Zijn tweede huwelijk was zeer kroostrijk: twee zonen en zes dochters. Zijn tweede vrouw stierf bij de geboorte van haar achtste kind. Dat bracht hem in grote zorgen. Hij had iemand nodig als moeder voor de kinderen. Hoe zou hij anders kunnen gaan werken om voor hen het dagelijkse brood te verdienen? En hij trouwde voor de derde keer. Dat is iets wat niet vaak voorkomt in India. Zelden zullen ouders een dochter geven aan een man, die reeds twee keer weduwnaar is geworden. Maar zijn agenten vonden mijn moeder daartoe bereid.

De meisjesjaren van mijn moeder waren reeds voorbij, toen mijn vader haar levenspad kruiste. Haar moeder was jong gestorven en had zes kinderen achtergelaten, waarvoor zij kreeg te zorgen, omdat zij de oudste dochter was. Ze kon daarom haar studies niet afmaken. En dat was ook de reden, waarom ze niet op de gebruikelijke leeftijd een huwelijk kon aangaan.

Toen haar jongste zuster in het klooster trad, wilde zij haar voorbeeld volgen. Maar omdat ze niet voldoende opleiding had genoten, liet men haar niet toe. Daarom bleef ze voor haar broers zorgen, hoewel met tegenzin.

Toen haar broers ouder werden en hun eigen leven gingen opbouwen, begon ze zich eenzaam te voelen. Ook haar vader stierf. Een van haar ooms ontfermde zich over het ouderloos gezin en was heel goed voor haar. Hij raadde haar aan om vrouw en moeder te worden. Haar zuster, onze tante-kloosterzuster was ook ingenomen met dat voorstel. Ook zij spoorde mijn moeder aan om te trouwen. Haar argument daarbij was dat moeder dan in staat zou worden gesteld om een kind te offeren door het toe te wijden aan Christus als bruid. Ze dacht dat dit een kompensatie zou zijn voor haar onvervulde wens om zelf non te worden. Die gedachte liet moeder niet los. Ja, dat zou haar leven een nieuwe zin geven. En zo trouwde ze.

Ze verliet, overeenkomstig de gewoonte, haar eigen land en volk en kwam van Kuttanadu, een land van rivieren, meren, rijstvelden en eilandjes, naar het dorp Manimala, dat gelegen is aan de uitlopers van de Grote Westerse Steppen, een land van bergen, donkere bossen en wilde dieren. En ze werd meteen de stiefmoeder van tien kinderen.

Maar ze wilde ook graag eigen kinderen krijgen. Ze had zelf haar broers en zusters groot gebracht. Zij had ze van zich zien weggaan om hun eigen leven te gaan leiden. En nu was ze moeder geworden van een nest van tien kinderen. Dit waren dan wel de kinderen van haar eigen man, maar in de toekomst zou zich datzelfde weer herhalen. Ze kon dat voorzien. Daarom was haar verlangen naar eigen kinderen heel begrijpelijk.

En ze bracht haar eerste kind ter wereld. Ze was daartoe door haar eigen familie naar haar geboortestreek, Pulincunnu, gehaald, zoals de gewoonte was. Daar werd ze verzorgd door haar oom. Mijn oudste zus werd geboren in het huis van haar familie.

Toen zr. P., onze tante, de eerste boreling van haar zuster kwam bekijken, herinnerde moeder zich haar belofte om een kind aan de Heere te wijden. En dit kind was een meisje. Natuurlijk kon zr. P. aanspraak maken op dit kind. Ze vertelde het met trots dat dit meisje bestemd was voor de kloosterorde van de Karmel. Maar toen dat kind groter werd, koos het een andere weg. En ook mijn tweede zuster gaf geen gehoor aan het dringend verzoek van mijn tante om haar naar het klooster te volgen. En nu was ze gekomen om vanuit een heilige wraak mij op te eisen als beloofde bruid van Christus. Deze keer zou ze voet bij stuk houden en haar prooi niet meer loslaten.

Ik hoorde die verhitte gesprekken aan vanuit de keuken in de zuidervleugel van ons huis, samen met mijn twee zusters. Naar onze mening werd daarbij niet gevraagd. Wij hadden geen stem in het kapittel. Ofschoon het ging om de diepste bestemming van mijn eigen leven, mocht ik mij niet mengen in de diskussie daarover. Ik was immers minderjarig. En bovendien was ik maar een meisje. Zij wisten dat hun beslissing onherroepelijk zou zijn en dat ik alleen maar had te buigen. Dat was zo de regel in ons maatschappelijk bestel in India.

Ik kreeg de indruk dat moeder nogal gespannen was. Ze was in de verdediging gedrongen. Dat hoorde ik aan de toon van haar stem. Ze zei:

„Beste zus, je bent aan het vechten tegen een schaduw. Het is waar dat er mensen uit Bombay zijn gekomen voor Celinamma. Hun jongen heeft een betrekking in een grote zaak in Bombay. Hij heeft een behoorlijk inkomen. Ze willen een vrouw voor hem zoeken. En daarom zijn ze naar hier gereisd. Dat is alles.

Tenslotte is Celinamma achttien jaar. Ze heeft haar gymnasiale studies beëindigd. Je weet dat haar vader niet in staat is haar verder te laten studeren. Daarom moeten we haar voor onbepaalde tijd bij ons aan huis houden.

We zijn het helemaal met je eens, dat Celinamma met jou naar het klooster zal gaan. Maar we moeten op alle eventualiteiten voorbereid zijn. Het blijft toch immers mogelijk dat haar, om welke reden dan ook, de toegang tot het klooster ontzegd wordt.

Je moet niet zoveel waarde hechten aan die berichten over een mogelijk huwelijk. De familieleden van die jongen hebben niets gezegd over een bruidschat. En je weet, beste zus, dat de vader van Celinamma niet in staat is haar veel geld mee te geven. Er staat dus niets vast. Heus, maak je toch niet zo druk daarover. Laat vader van de akker thuiskomen en dan zullen we de hele zaak tot in bijzonderheden bespreken".

„Nee, nee, nee…. er valt niets te bespreken". Zr. P. sprak met de meeste nadruk. „Alles is al vastgelegd…. in de hemel. Je hebt het zelf beloofd. Het is de wil van God….", zo brandde ze los. Ze kon niet toelaten dat daar nog aan getwijfeld zou worden. Volgens haar was de beslissing al lang gevallen. Het betrof hier een roeping van Gods wege. En zulk een roeping is onherroeplijk. Geen mens op aarde mag daar weerstand aan bieden.

Zr. P. was een deskundige op het gebied van roepingen. Ze had heel wat ervaring opgedaan en wist de echte roepingen van de valse te onderscheiden. Ze had heel was meisjes ertoe gebracht om de goddelijke roeping te aanvaarden. Meer dan honderd bruiden van Christus waren door haar tussenkomst in de orde van de karmelitessen getreden.

Mijn oudste zus fluisterde ons in de oren

„Ze kan een mens verzoeken als een duivelin. Ze heeft op mij jacht gemaakt, toen ik mijn diploma had gehaald. Maar ze heeft me niet klein gekregen. Toen kwam ze om G. (mijn tweede zus). Ook toen moest ze onverrichter zake afdruipen. En nu aast ze op jou. En deze keer móet en zal ze haar zin krijgen. Celine, pas op!"

„Nee, ik zal niet toegeven", antwoordde ik een klein beetje moedig. Maar ik voelde mij niet op mijn gemak. „Ik ben niet voor het klooster geschapen".

Dat was waar. Niet, omdat het leven mij niet aantrok; niet omdat ik verkeerde dingen had gehoord over het klooster; en ook niet, omdat ik graag zou willen trouwen. Nee, het huwelijksleven stootte mij eerder af.

Ik herinnerde mij de dag dat ze naar mij waren komen zien. Zoals gebruikelijk kwamen twee oudere mannen om te onderzoeken of ik bij hun jongen zou passen. Ze hadden van te voren mijn vader ingelicht dat ze met die bedoeling ons een bezoek wilden brengen.

Op de vastgestelde dag kwamen ze opdagen. Een van hen was een agent die overeenkomstig de traditie de eerste kontakten moest leggen tussen de huwelijkskandidaten. Hij zou zijn provisie krijgen, zodra de bruidschat zou zijn overhandigd Die provisie bestond in een bepaald percentage van de bruidsschat. De andere man was een broer van moeders kant van de jongen. Overeenkomstig de gewoonte had hij daar recht op.

Thuis heerste een feestelijke stemming. Al van vroeg in de morgen werd gewerkt aan een copieus diner voor de hoge gasten. Mijn oudere zussen hadden mij voor die gelegenheid een speciale schoonheidsbehandeling doen ondergaan. Ik vond het wel een sensatie.

Maar deze hele wijze van doen stond mij niet aan. Ik werd behandeld als een stuk marktwaar, dat aan de meest biedende zou worden verkocht. Maar wij mochten deze weerzin niet laten blijken. We waren volgzame Nazrani-maagden.

Na de inleidende gesprekken begonnen de rituele onderzoekingen. Mijn vader riep mij vanuit de zitkamer, waar zij aan het praten waren. Wij wisten wat dat betekende. Dan moest het meisje langs hen heengaan met een kruik water. Zo konden ze zien of zij kreupel was, ja of nee. Daarna moest ze naar hen toegaan om met hen te spreken. Dan konden ze nagaan, of ze wellicht stotterde. Ze bekeken haar cgen, of ze niet scheel was. Haar hele voorkomen, haar lichaamsgestalte enz. namen ze in zich op.

En na die beoordeling van haar uiterlijk begonnen de serieuze onderhandelingen over de bruidschat, de verloving, de huwelijkssluiting enz. En als dat allemaal goed geregeld was, dan zetten ze zich aan het diner in een gelukkige stemming. Maar als de uitslag niet gunstig was geweest, dan was de maaltijd iets dat nu eenmaal als afsluiting bij die rituële gebeurtenis hoorde.

Toen ik echter aan de beurt was om die inspektie te ondergaan, sloop ik het huis uit. Ik walgde van dat onderzoek. Maar ik had een geldig excuus voor mijn vlucht om de toorn van mijn ouders te ontlopen. Ik zou immers in het klooster gaan. En van de ene kant was ik ook eerlijk, toen ik dat zei.

Maar als ik serieus ging nadenken over een intrede in het klooster, dan wist ik niet zo zeker meer, of ik het werkelijk wel wilde. Mijn voorkeur voor het klooster kwam misschien alleen voort uit het feit dat ik, zoals alle meisjes van mijn leeftijd, meer afwist van het leven in een klooster dan van het gehuwde leven. Maar de hoogheid van dat leven, die volstrekte volmaaktheid die daar werd beoefend, boezemde mij groot ontzag in en ergens was ik er ook bang voor. Als ik mij indacht dat dit leven in stilte en heiligheid voor mij bestemd zou zijn, dan kwam er iets in mij daartegen in opstand.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

VAN ACHTER DE ijzeren MUREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's