Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog steeds spreekt de Slang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog steeds spreekt de Slang

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze methode wordt door de moderne theologie heel vaak toegepast. Wij laten hieronder enkele staaltjes van dat misleidende „Is het niet zo, dat…?" van prof. Kuitert volgen.

Marx/Paulus heeft gezegd

„In bepaalde kringen hoef je bijvoorbeeld maar te zeggen: 'Marx heeft gezegd…' en daarmee ben je dan klaar. Zo heb je andere kringen, waarin je kan zeggen: 'Abraham Kuyper heeft gezegd…' en daarmee is de zaak rond. Maar klopt dat? Iets is toch niet waar, omdat Marx het gezegd heeft? Evenzo: omdat Kuyper het gezegd heeft, is het dan waar, omdát Kuyper het gezegd heeft?"

Tot zover zal iedereen Kuitert natuurlijk gelijk geven. Maar let nu op, hoe hij op listige wijze verder gaat en het geloof in God, zoals Hebreeën 11:1 dat beschrijft, gaat ondermijnen:

„Zo kan je nog een stap verder gaan. Je kan ook zeggen: is iets waar, omdat Paulus het zegt, of moet er dan nog een reden bij waarom het waar is wat Paulus heeft gezegd?" (6:1).

Hij laat het voorlopig bij een vraag en wekt zo de twijfel. Proeft u het: „Is het niet zo, dat…?" van de slang? In de loop van de konferentie zegt hij dan duidelijk, dat we ook Paulus niet zonder meer kunnen geloven, ómdat Paulus het zegt.

„De zeggenschap van de apostel Paulus ligt voor mij in datgene wat Paulus te zeggen heeft en niet ergens anders in. Dat is ook de enig denkbare reden, waarom het ons vrij staat af en toe wat aan Paulus te tornen" (28:1).

Dat is inderdaad volkomen konsekwent. Als het gezag van Paulus uitsluitend bestaat in wát hij gezegd heeft, dan staat hij daarmee op één lijn met wat andere figuren in de geschiedenis gezegd hebben. Dan kun je wat zij gezegd hebben, leggen naast wat Paulus gezegd heeft, en als je hun gezegde redelijker vindt dan het gezegde van Paulus, kun je rustig wat Paulus heeft gezegd opzij schuiven en het andere voor waar aannemen.

Oude antwoorden op nieuwe vragen

Een andere slimmigheid waarmee Kuitert de belijdenis van de kerk der eeuwen wil uitschakelen, is deze: Hij geeft eerst een uiteenzetting van nieuwe vragen, die in onze tijd zijn opgekomen. Hij suggereert dan tegelijk dat die vragen nooit eerder werden gesteld, terwijl het juist dezelfde oude dwalingen zijn, die voortdurend uit het zondige, eigengereide mensenhart opkomen vanuit de paradijs-opstand van de mens tegen God.

Daarna betoogt hij, dat de antwoorden nooit kunnen komen vanuit een belijdenis, die ongeveer 400 jaar geleden werd opgesteld. Hij zegt: doe je dat tóch, dan is dat alleen maar een zinloze repetitie van antwoorden, die nu nergens meer op slaan (7:2).

Wat is nu de redeneerfout van Kuitert? (Ik neem aan, dat hijzelf ook wel weet dat hij daarbij zondigde tegen een van de meest elementaire regels van de logica, de zogenaamde „Latius hos…" nl. dat je in een redenering de termen steeds in dezelfde betekenis moet gebruiken). Het zou misschien leerzaam zijn om op katechisatie deze redening van Kuitert voor te dragen en dan aan de jongelui zelf te vragen, waar de fout in de redenering zit.

De redeneerfout van Kuitert zit hem daarin, dat hij het voorstelt dat de antwoorden van de belijdenisgeschriften slechts antwoorden gaven op vragen van de tijd, waarin zij leefden; en van de andere kant dat de vragen van nu volkomen nieuw zijn en op geen enkele wijze, ook niet in een andere vorm, reeds vroeger gesteld werden.

Gods Woord staat boven de tijd, en dáárom in elke tijd

In deze redenering van Kuitert zit verder de suggestie opgesloten, dat in een geschrift, dus ook niet in de Heilige Schrift, antwoorden kunnen gegeven worden op vragen van alle tijden. Deze gedachte past ook in het systeem van Kuitert dat de Schrift slechts gezag heeft over ons, voorzover zij óns, in ónze tijd, iets te zeggen heeft. Het gezag van de Schrift is bij hem slechts gezag bij wijze van traditie. Het gaat om de inhoud van wat ons in de Bijbel wordt overgeleverd. Dat gezag is niet ontleend aan het gezag van de Heere God, die boven de tijd staat, boven de traditie, en daarom ook nü nog, in en door Zijn Woord, rechtstreeks tot ons spreekt. Volgens Kuitert kun je nu niet meer zeggen: „Zo spreekt de Heere". Je kunt alleen maar zeggen: „Zo hebben de Bijbelschrijvers destijds gemeend dat de Heere tot hen sprak", en wij moeten daaruit nu zien op te maken in hoeverre hún ervaring van God ook nog betekenis kan hebben voor ons.

Daarmee wordt het gezag van de Schrift volkomen teniet gedaan, tenminste als uniek goddelijk gezag. Het Woord Gods wordt aldus volstrekt krachteloos gemaakt. Maar wij belijden dat de Heere Zich in en door de Bijbel op een voor iedereen en in alle tijden verstaanbare wijze richt tot Zijn schepselen. Hij spreekt hen aan in de Schrift met rechtstreeks goddelijk gezag. Hij ontmaskert door Zijn "Woord en door de werking van Zijn Geest het opstandige en hoogmoedige mensenhart. Hij roept daarin ons allen op tot erkentenis van onze schuld, tot bekering en tot gelovige overgave in Christus alleen, door Wie wij met Hem kunnen verzoend worden.

Wat zijn christenen?

Een andere argumentatie tegen het christelijk geloof heeft Kuitert van de man van de straat overgenomen. Hij zegt:

„Wat gebeurt er in Noord-Ierland? Dat zijn allemaal christenen, ze gaan allernaar naar de kerk en ze slachten elkaar af als beesten. Hoe kan je je met zo'n christendom vertonen bij de mensen? Of dan in Libanon, waar de christenen de islamieten afslachten en omgekeerd" (7:3).

Het is mogelijk dat Kuitert wel de onjuistheid van zijn redening heeft doorzien, maar heeft gedacht: Zo'n argument van de man in de straat doet het altijd wel, ook tijdens een konferentie van de synode. Het is ook mogelijk dat hij zich er niet eens van bewust is, dat de Bijbel onderscheid maakt tussen twee soorten christenen: 1. de naam-christenen, die zeggen dat ze christen zijn, maar nooit werkelijk tot levend geloof in Christus zijn gekomen; 2. de werkelijke christenen, die wedergeboren werden en tot bekering kwamen en daardoor een radikale innerlijke verandering hebben ondergaan, die door de Heilige Geest tot stand is gebracht.

Oneer aan Christus

Ik denk eerder dat bijbelse begrippen als wedergeboorte en bekering zo ver van de gedachtenwereld van Kuitert vandaan staan, dat hij niet eens op het idee is gekomen, dat er een wezenlijk verschil is tussen christenen, die wél of die niet wedergeboren zijn.

Het is volkomen duidelijk uit de Bijbel, dat iemand die anderen op beestachtige wijze afslacht, geen christen mag genoemd worden. Doordat Kuitert de naamchristenen en de werkelijke christenen op één hoop gooit, doet hij de naam van Christus Zelf oneer aan.

Die grenzeloos oppervlakkige manier van denken van Kuitert, zijn totaal gemis aan de gave van de onderscheiding der geesten, blijkt ook uit zijn uitspraak: „Waar mensen met Jezus bezig zijn, daar is kerk" (8:2), waarbij hij verwijst naar Matth. 18:20, waar staat: „Waar twee of drie vergaderen in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen". Alsof daar met de „Naam" van Christus de klank van die naam of het begrip ervan zou zijn bedoeld. Het bijbelse begrip van de Naam is echter de levende persoonlijkheid van iemand, in dit geval van Christus.

Het recht van de sterkste?

Nóg een voorbeeld, hoe Kuitert het gezag van de Bijbel tracht te ondergraven. Hij zegt:

..Zij (de Bijbelschrijvers) vonden dat het huwelijk zo in elkaar zat: de machtige is de man, de minder machtige is de vrouw". „In de bijbel heerst dus een door en door 'mannige' opvatting over het huwelijk" (9:1).

Hier wordt zonder meer de idee gewekt alsof het gezag dat de Bijbel in het gezin aan de man toekent, gebaseerd zou zijn op het recht van de sterkste, de wet van de jungle, het oerwoud. Wat een onrecht doet Kuitert aldus de Bijbel niet aan. Daarin is toch immers ook opgenomen het sublieme Hooglied, waarin de bruid als geestelijk volkomen gelijkwaardige wordt bezongen. Wat zou Kuitert ervan denken, wanneer wij op deze manier ook zijn boeken zouden behandelen?

In deze methode volgt Kuitert geheel en al de slang in het paradijs. Hij wil zo sympathie voorwenden, alsof hij tegenover de Bijbel staat aan de kant van de zwakkeren, in dit geval van de vrouw: „Is het niet zo, dat de God van de Bijbel aan de sterkste, de man, het recht, het gezag, geeft?". Als dat zo zou zijn, dan zouden de Dolle Mina's terecht in koor mogen roepen: wég met de Bijbel! Maar het is een leugen. Kuitert belastert aldus de heilige God van de Bijbel.

Karikaturen

Herhaalde malen werkt Kuitert ook met karikaturen van de belijdenis van de kerk der eeuwen. Dat is een veel gebruikte taktiek van de machten der duisternis, waartoe Kuitert ongetwijfeld behoort, om het christendom aan te vallen. Tegen het echte christendom durven ze de strijd niet aan te binden en waarschijnlijk kunnen ze dat ook niet, want om het echte christendom te kennen, moet je wedergeboren zijn. Iemand die niet wedergeboren is, kan het Koninkrijk Gods niet eens zien (Joh. 3:3, 5). We geven enkele voorbeelden van zulke karikaturen.

De tucht die de gemeente krachtens de opdracht van haar Heere moet uitoefenen, wordt voorgesteld als dwang.

„Het getuigt niet van veel vertrouwen in je waarheid, als je denkt dat je met dwang de mensen bij die waarheid moet houden. Dat geldt ook voor de christelijke waarheid" (10:3).

Zoals het daar staat, zal iedereen daarmee instemmen. Daarom heeft de Reformatie steeds de methoden van de Inquisitie afgewezen.

Een gezond lichaam stoot vreemde elementen af

Maar…daar gaat het over uiterlijke dwang, dwang, desnoods gepaard met geweld. Kuitert verzwijgt echter dat de bijbelse tucht heel anders van aard is. En dat is eigenlijk gemeen, onwaarachtig, leugenachtig. Dergelijke propaganda tegen het christendom kennen we uit de oorlog van de nazi's en die wordt nu nog gevoerd in de landen achter het IJzeren Gordijn. Dergelijke lastercampagne's horen thuis in de kringen van hen, die de duivel, de vader der leugens, aanhangen.

De bijbelse tucht is een uiting van het leven van het lichaam van Christus, de gemeente. Zoals een gezond lichaam vanzelf de vreemde elementen afstoot — dat 20 is steeds de moeilijkheid bij allerlei transplantaties —, zo stoot ook een gezond lichaam van Christus, een gemeente die leeft onder het Woord, vanzelf de dwaling en dus ook de dwaalleraren af. Maar dat gebeurt op een levende wijze, nl. ofwel broederlijk, wanneer het gaat over te goeder trouw dwalenden, ófwel met profetische kracht, wanneer het gaat over mensen, die zoals Kuitert dat doet, de gemeente door allerlei leugens en verdraaiingen van de gehoorzaamheid aan Christus proberen af te trekken.

Maar daarbij wordt nooit uiterlijke dwang, geweld, gebruikt. Een gemeente die de dwaling en de dwaalleraren niet meer afstoot, is levensgevaarlijk ziek.

Natuurlijk krijgt Kuitert ook hier weer allerlei naam-christenen, die er helaas ook binnen de gemeente zijn, op zijn hand: „Is het niet zo dat de kerkleiding jullie door dwang bij de kerk wil houden?".

Is geloven een etiket opplakken?

We hebben al gezien, dat Kuitert Gods openbaring niet wil aannemen op gezag van God Zelf, maar enkel voor zover hij de inhoud van de Bijbel redelijk vindt. Die inhoud moet 'plausible", aannemelijk, geloofwaardig en zinnig zijn. Anders trekt Kuitert zich er niets van aan.

Om de hoorders voor zijn stanpunt te winnen stelt hij het voor alsof de echte Schriftgelovigen alleen maar op wat zij geloven, het etiket 'openbaring' opplakken. En dan komt hij weer met zijn „Is het niet zo…?"-redeneringen:

„Je bent ook niet klaar door ergens op je Godskennis te plakken: dat is openbaring, want dat doen ze natuurlijk allemaal, alle godsdiensten. Zoals je ook niet klaar bent met te zeggen, dat de christelijke godsdienst de ware godsdienst is. Dat zeggen de andere godsdiensten toch ook van zichzelf? Ergens het etiket openbaring opplakken is aanduiding van jouw overtuigd zijn, dat hier de waarheid Gods is. Je plakt erop: ik geloof dat de christelijke godsdienst de waarheid over God verkondigt" (9:1).

Hoe simpel! Denkt hij nu werkelijk dat men deze falsifikatie niet doorziet? Blijkbaar wel, want hij heeft deze onzin over het wezen van het christelijk geloof op bedoelde konferentie van de gereformeerde synode gespuid.

Heus, zo dom zijn die 'achterlijke' chrstenen nog niet, heer Kuitert, dat ze denken dat iets goddelijke waarheid wordt, doordat zij er het etiket 'openbaring' opplakken.

Parelen voor de zwijnen

„Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn" (1 Kor. 2:14). En nu begrijpen we beter de dankzegging van de Heere: „Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en ze aan kinderkens hebt geopenbaard" (Matth. 11:25). De eenvoudige, maar gelovige huismoeders weten oneindig veel meer dan Kuitert met al zijn geleerdheid. Zij kennen de verborgenheden van het Koninkrijk Gods, die volkomen ontoegankelijk zijn voor de geest van de ongelovige Kuitert. Zij kennen de heerlijkheid van de Waarheid zelf, die hen tot geloof bracht; die goddelijke Waarheid die soeverein staat boven elk menselijk denken en voelen, die het niet nodig heeft — dat weten zij heel goed — om een etiket 'openbaring' opgeplakt te krijgen. Die Waarheid legitimeert zichzelf door haar macht en majesteit, haar overweldigende kracht, het getuigenis van de Heilige Geest, dat ermee vergezeld gaat, in de harten der gelovigen. Maar het heeft geen zin om dat voor Kuitert en consorten uiteen te zetten. Het zouden voor hen parelen voor de zwijnen zijn (Matth. 7:6). Ze vertrappen het allemaal en maken er alleen maar een karikatuur van.

Trouw aan de belijdenis

In de Bijbel worden we opgeroepen om tot het uiterste „te strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen is overgeleverd" (Judas 3). Weet u hoe Kuitert deze strijd voorstelt? als een strijd voor behoud van natuurmonumenten. Hij zegt:

„Ze restaureren in Drente een compleet dorpje. Het heet Orvelte. Ze willen het in de oude staat handhaven. Op die manier helpen ze Orvelte, een dorpje uit het verleden, aan een nieuwe toekomst. Als een folklore houden ze Orvelte in ere. Dat kan ook met de christelijke traditie gebeuren, dat het folklore wordt".

Daar zijn wij het mee eens, wanneer de zuivere, glanzende en levende leer van de Bijbel verstart tot dode orthodoxie. Maar zo bedoelt Kuitert het niet.

„Dat vangt vanaf dat moment aan, dat wij ons aanstellen alsof wij onze eerbiedwaardige traditie over God of over Jezus aan toekomst zouden moeten helpen. Dat is toch te zot. Wij zouden Jezus aan toekomst moeten helpen en daar passende maatregelen voor moeten nemen, traditiebewakende restaurerende maatregelen? Dat wordt op zijn best godsdienstig volksdansen en op zijn slechtst religieuze dwang, die zich niet verdraagt met wat geloof werkelijk is. Heersen over elkaar met bijbelteksten" (10:1).

Kuitert bedoelt dat zij die hem niet willen volgen in zijn vrijzinnig denken en vast willen houden aan de belijdenis van de kerk van de Reformatie, duisterlingen zijn uit de middeleeuwen, achteromkijkers, angstige en bekrompen mensen, die zich aan een uitgedoofde traditie vastklampen, omdat ze de toekomst niet fier onder de ogen durven zien, konservatieven, reaktionairen, folkloretypen, religieuze volksdansers. Goed, zo worden dan getekend de martelaren van onze tijd, die achter het IJzeren Gordijn nog steeds omwille van dat verachte geloof der vaderen concentratiekampen en dood verduren willen liever dan met Kuitert ontrouw te worden aan het geloof dat eenmaal de heiligen is overgeleverd.

Dubbelzinnigheden

Vaak leidt Kuitert zijn toehoorders ook met opzet om de tuin, wanneer hij woorden in twee verschillende betekenissen gebruikt. Zo zegt hij:

„Ik bèn voor orthodoxie. Van a tot z. Ik ben voor de ware leer. Enfin, dat heb ik vanaf het begin dat u mij 'doorzaagde', altijd al gezegd: dat ik voor de ware leer ben" (46:1).

Zulk een uitspraak kan ook de meest verwoede kommunist en atheïst doen: „Ik ben voor de ware leer nl. dat er geen God bestaat".

Kuitert zegt ook dat hij tegen leervrijheid is! Hij verklaart dat zo: „Bij leervrijheid gaat het niet om de waarheid. Dan mag iedereen zijn zegje zeggen, want de waarheid kunnen we toch niet vinden" (11:1).

Ja, inderdaad, Kuitert wijst het theoretische agnosticisme (agnoscere = wij weten het niet) af, maar in feite predikt hij een praktisch agnosticisme. Hij vervolgt: „Ik vind ook dat iedereen zijn zegje mag zeggen, maar dan niet omdat de waarheid toch niet te vinden is, maar als weg naar de waarheid".

Volgens Kuitert kan men in de kerk alles zeggen, mits men met Jezus bezig is; want dáár is ook de kerk. Men kan dus deze Jezus verkondigen, puur als een revolutionair zoals Barabbas dat was. Dat doet er niet toe. „Alleen langs deze weg, waarin ieder zijn zegje wel mag zeggen, maar hij moet ze laten toetsen door anderen — alleen langs deze weg is er waarheid en eenheid te vinden".

Praten tot de dood van de kerk erop volgt

Dat is wat Kuitert bedoelde met zijn uitspraak: „We moeten praten, todat de dood erop volgt". Dat is het praktische agnosticisme, dat ik zo zou willen vertalen: „Praten tot de dood van de kerk erop volgt". Want de roeping van de kerk is niet praten, babbelen, maar verkondiging, aanzegging van het vreselijke oordeel Gods over hen, die zich niet willen bekeren.

Voor velen misleidend zal ook zijn de uitspraak van Kuitert: „Onze kennis van God bestaat bij de gratie van Gods zelfopenbaring". Hij voegt er echter meteen aan toe: „Maar ik bedoel dat dit altijd middelijk gaat; dat het spreken van God altijd bemiddeld is, dat wil zeggen: altijd door mensen (en hun kuituur) heen, die zich uiten" (9:1). Dat leert elke puur vrijzinnige protestant en zelfs een boeddhist of mohammedaan ook. Hij wijst daarmee mét hen het direkte spreken Gods in de harten der mensen door het getuigenis van de Heilige Geest af.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Nog steeds spreekt de Slang

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's