Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mystieke eenheid met Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mystieke eenheid met Christus

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „Gereformeerd Weekblad" (uitgave Boutens, eindredakteur ds. A. Vroegindeweij, Gereformeerde Bond, zie elders in dit nummer) trof ik in de „Kleine Kroniek" een overname aan van een artikel van dr. B. W. Steenbeek in „Hervormd Weekblad" (van de Confessionelen). Ik ben uitermate blij met dat artikel en vooral ook met de instemming, waarmee „Gereformeerd Weekblad" het citeerde.

De beschrijving van deze mystieke eenheid trof ik maar weinig aan in protestantse kerkbladen. En toch was die eenheid nu juist de diepste vreugde van mijn leven. Vanzelfsprekend vraag je je dan telkens af: Zie ik dat dan verkeerd? Waarom hoor je daar zo weinig over uit de mond van mijn reformatorische broeders en zusters? Die vreugde van deze eenheid met Christus heb ik ook geprobeerd te beschrijven in mijn brochure: „Wil je eeuwig leven?"

Hieronder volgt dan eerst de inleiding van de kroniekschrijver van Gereformeerd Weekblad:

Unio mystica cum Christi

Misschien zijn er nogal wat lezers van ons blad, die dit opschrift niet goed begrijpen. Het is dan ook Latijn, zodat het te begrijpen is dat het niet door iedereen gelezen kan worden. Men zou het kunnen omschrijven als „de allergenadigste gemeenschap met Christus", die geheel bijzondere band des geloofs waardoor men met Christus verenigd wordt, één plant met Hem wordt, van en uit Zijn genade leeft. Het is het grote genadewonder, dat een zondaar die zichzelf veroordelen moet, die het belijden moet de dood en de hel verdiend te hebben vanwege al zijn zonden en overtredingen, door de Heere wordt aangenomen om Christus' wil, zodat men Zijn kind mag zijn en in Zijn gemeenschap mag leven. Dit is het ondoorgrondelijke genadewonder Gods waar we nooit over „uitverwonderd" komen. Hoe ik hier ineens toe kom? Wel, ik werd getroffen door een artikel in het „Hervormd Weekblad" van de hand van dr. B. W. Steenbeek, die over deze „allergenadigste gemeenschap met de Heere Jezus" schrijft. Geloven is maar niet een koud aanvaarden, een verstandelijk aannemen van bepaalde waarheden, maar is een levende werkelijkheid in gemeenschap met Christus:

En vervolgens het uitvoerige citaat uit het artikel van dr. Steenbeek:

„Dit zien en weten is geloven. Het geloof is „een vaste en zekere kennis van Gods goedwillendheid jegens ons, welke gegrond op de waarheid van zijn genadige belofte in Christus, door de Heilige Geest aan ons verstand wordt geopenbaard en in ons hart wordt verzegeld". Hier zijn wij bij de veel geciteerde, klassieke formulering van het geloof, zoals Calvijn die geeft aan het slot van de zevende paragraaf van het tweede hoofdstuk van het derde boek van de Institutie. Geloven is niet uitputtend en ten diepste omschreven als een voor waar houden van een leer en een verrouwen als een gelovige houding. Ook een kombinatie van beide zonder nadere toelichting is niet voldoende.

Zo is het te abstrakt, verstandelijk en kil en tevens te vaag en ijl. Geloven als kennen heeft een objekt. Dat objekt is niet zonder meer en ten laatste een boodschap, woord of evangelie, zelfs niet zonder meer Gods welwillendheid, maar daarin en daarachter is het een persoon. Daarom is geloven niet slechts een kennis relatie tot een boodschap of getuigenis bezitten, maar een persoonlijke (kennis) betrekking tot de Betuigde in die boodschap. In het geloof verwerkelijkt zich ten diepste een gemeenschap met de Gekende. Dit is het laatste.

Dit maakt het geloof tot meer dan een voor waar houden en ook tot meer dan vertrouwen. Het is een vinden van de Heere Jezus Christus, een Hem aanhangen en met Hem verbonden zijn. Daarom is de formulering van zondag zeven van de Heidelberger (een waar geloof is niet alleen een zeker weten enz., maar ook een vast vertrouwen enz.) alleen voldoende als het „om Christus' wil uit genade" centraal staat.

Wat geloven in zich heeft, meebrengt, ja ten diepste is en kan zijn is niet het schoonst in zondag 7 vr. en antw. 21, maar in vraag en antwoord 76 en 79 beide keren het tweede gedeelte geformuleerd.

Het is „met zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer verenigd worden, zodat wij — al is Christus in de hemel en zijn wij op de aarde — nochtans vlees van zijn vlees en been van zijn been zijn" enz. (antw. 76). „Het is door de werking van de Heilige Geest aan zijn ware lichaam en bloed (dat is aan de persoon van de Borg en Middelaar) deel krijgen" (antw. 79).

Ik wil U minnen, mijne sterkte,

ik wil U minnen, mijne pracht.

In die antwoorden klopt het hart van de christelijke religie. Daar zijn wij bij de warmste plek in de gereformeerde leer. Dat dit laatste bij de uitleg van het Heilig Avondmaal naar boven komt is opmerkelijk. De avondmaalsgemeenschap is echter niet een extra boven de geloofsgemeenschap.

De geloofsgemeenschap treedt er het meest naar buiten. Dit naar buiten tredende moeten we echter niet verabsoluteren en vermaterialiseren. De vereniging en gemeenschap zelf is ten diepste puur geestelijk. En daarin is ze veel meer dan de realistisch materialistisch getinte vereniging in de rooms-katholieke transsubstantiatieleer. De realiteit daar is slechts schijn. Ze ligt teveel in het uiterlijke, physieke en materiële. Maar de ware vereniging met Christus is geestelijk en juist zo onzegbaar diep en reëel.

De vereniging is geestelijk, niet vleselijk. Toch heeft ze iets lichamelijks aan zich in zoverre deze vereniging en liefde betrekking heeft op de persoon van de Godmens (ook mens) die in onze gedaante in de hemel is.

Juist ook zo — hoe merkwaardig het ook klinkt — is de afstand en het tegenover niet in gevaar. Van pantheïsme of pure mystiek is hier geen sprake. Er vindt geen opheffing plaats. Het is liefdesmystiek. Het tegenover blijft altijd bij het één zijn. Het tegenover van de verlustiging en verzadiging van zijn beeld. Het bijbelse in Christus zijn en het Christus in ons zijn is niet in tegenspraak met het leven buiten ons in Christus hebben. Het is de levende Heere van het kruis en volbrachte werk die ons hart tot Zich trekt.

Het is een unio mystica in de zin van de concentratie van alle krachten van de ziel op de levende persoon van Christus. Karl Barth, Kolfhaus („Christusgemeinschaft bei Johannes Calvin") en anderen willen niet aan dat mystica. Karl Barth legt alle nadruk op de ethische konsekwenties van de vereniging met Christus. Maar het mystica wijst op het bovenethische, bovenzedelijke (iets anders dnn onethische). Het mystica drukt de innigheid, de verrukking, het onuitsprekelijke, het aanbid dende, alles in Hem gevonden hebbende uit. Zo willen wij het althans opvatten De genade-aspekten zitten er in. De onthulling en toevloeiing van de overstelpende genade en goedheid.

Langs deze weg ontvangt het geloven een geheel eigen realiteit. Het wordt een zichzelf verliezen en dan gered terugvinden in de Heere. Het is een met Hem sterven en een nieuw bestaan binnen gaan. Het bijbelse „niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij" heeft naar ons gevoelen ook een te billijken uitleg in deze richting".

Naar ik meen is het goed dat dit alles op deze wijze nog eens gezegd is. En ik ben blij dat het gezegd is in het blad van de confessionelen. Waarmee ik niet zou willen zeggen dat ook de hervormd gereformeerden hier niet telkens aan herinnerd moeten worden. Ook in de prediking zal op deze dingen de nadruk gelegd moeten worden. Want het gaat hier inderdaad niet om bijkomstige dingen, maar om zeewezenlijke zaken van het geloof.

Unio mystica hoort bij het wezen van het geloof

Daar wordt in het bovengenoemde artikel duidelijk op gewezen, dat de „unio mystica" hoort bij het wezen van het geloof: „Er ontstaat een onmiddellijkheid, een direktheid en omgang die de bestaansbeleving totaal verandert. En zo is de unio mystica in zijn kern niet iets bijkomstigs, iets extra's, iets ingewijden geschonkens. Ze behoort bij het wezen van het geloof. De vereniging met Christus Joh. 14:20, het Hem ingelijfd en ingeplant zijn Rom. 11:17, het met Hem samengroeien, Ef. 4:15, de gemeenschap met Hem 1 Cor. 1:9 is een allerbelangrijkste kant van het geloof. Wij kunnen die kant alleen maar tot onze grote schade kleineren.

Het geloof is te vergelijken met een lege hand. De rechtvaardiging is dan als alles beheersend en alles voorafgaand gezien. Het geloof is dan niet meer dan de bewustwording daarvan. Maar het eerste is er ook. Het geloof dreigt bij eenzijdige nadruk op het laatste tot een ijl en leeg iets te worden.

In de Institutie staat als een kardinaal gegeven te lezen, dat alleen de vereniging met Christus deel geeft aan het heil. We moeten er voor oppassen de Nadere Reformatie verwijten te maken, wanneer ze deze aspekten zo belangrijk acht. De eenzijdige nadruk op de rechtvaardiging, die het geloof tot een leeg iets maakt, betekent de dood van alle geestelijke en kerkelijke leven. Het tweede is niet waar als het eerste er ook niet is. Het hoort bij elkaar. Dan ligt het ene boven, dan het andere. Maar als het eerste boven ligt: de vereniging met Christus, dan is het hart in grote uitbundigheid. (S. P. Dee, Het geloofsbegrip bij Calvijn 194).

O Jezus, Uw gedachtenis

vervult het hart met lafenis,

maar honingzoete zaligheid

is pas Uw tegenwoordigheid.

Bij velen ligt het tweede of wat er van overgebleven is te veel boven. Het geloof wordt zo tot een leeg, hol, dood iets. Het andere moet ook boven komen.

Toch drukken we zo niet ten volle uit wat we bedoelen. De unio mystica, de vereniging met de Heere, is te totaal, te omvattend om onder het gezichtspunt van een keerzijde van het geloof te zijn voldoende recht gedaan te worden.

De unio mystica is een bevinden, een genieten, een zielsverrukking, een overstelpt zijn door de genade en goedheid van Christus. Het ware leven, lieven, loven zit erin. Het heeft iets onuitsprekelijks in zijn rijkdom en gelukzaligheid. Het is Jezus Christus hebben. Dat is het einde hier van alles.

De unio mystica werkt zich uit over de gehele breedte van het leven. Deze uitwerking is een waarmerk van haar echtheid. Hier ligt ook een diep gelijk van het syllogisme practicus, namelijk dat wij uit onze goede werken van het geloof verzekerd zijn. Maar het voorop en centraal stellen van de unio mystica doet dit syllogisme het syllogisme mysticus (namelijk dat we zeker zijn vanuit de ervaring van Christus' tegenwoordigheid) naderen. Beide worden te veel uit elkaar getrokken. Wij hebben geen gedeelde Christus maar Eén in Wien al de schatten Gods verborgen zijn. Hij is onze vergeving én genezing, onze rechtvaardiging én onze heiliging. In de unio hebben we deel aan de levende Heere.

O Jezus in het hart een zon,

een strelend licht, een zoete bron,

die alle vreugd te boven gaat

en alles waar het hart op staat.

Geen taal weet daar voldoende van

geen pen die dat beschrijven kan,

Wie in 't geloof is ingeleid

die weet van Jezus' innigheid.

Toch dreigen we hier weer te veel in de abstraktie, de intellektuele, rationele analyse terecht te komen, ten koste van de intuïtie, het beleven en hebben.

De unio mystica is te veel een zaak van het laatste, hoogste, bovenaardse om ze geheel uitspreekbaar te maken. Het goed verstane Evangelie duwt en dringt er toe. Hic finis est Evangelii ut Christus noster fiat (dit is het doel van het Evangelie dat Christus de onze wordt). Maar het laatste is onuitzegbaar. Het is goed daar nog eens op te wijzen. Bij Calvijn wordt de taal ueberschwenglich (uitbundig) als hij er van spreekt (W. Krusche, Das Wirken des Heiligen Geistes nach Calvin, 267). Het gaat hier om een realiteit die de uiterlijke en innerlijke bevinding te boven gaat. Een met stomheid geslagen zijn, een verblind worden door heerlijkheid. Mystica komt van een woord dat sluiten van mond en ogen betekent. Het heet niet voor niets ook bij Calvijn de arcana unio Christi cum piis, de verborgen, mysterieuze, vereniging die Christus met de vromen aangaat. Hier begint het leven. Hier is waarheid pas waarheid. Hier is men er, terwijl men nergens meer is. En hier wordt het geloof tot een zekerheid en realiteit die alle zekerheden en realiteiten te boven gaat.

Deze realiteit is ten diepste niet verifieerbaar, aantoonbaar en uitzegbaar door middel van taal. Wat hebben we in dit artikeltje ook veel laten liggen en gebrekkig gezegd. Maar de overstijging van het eigen dode blinde ik, de verwijding van het zo benauwende zijn (ik ellendig mens) in onoverzienbaarheid van de andere kant, kortom de Heere Jezus Christus verdrijft zo de nood en dood en angst der hel, dat wie Hem heeft, vol verbazing is, dat hij het niet eerder zag. Hem niet eerder vond. De realiteit van het geloof is een geschonken realiteit van de andere kant. Het lied en het zwijgen doen er het meeste recht aan".

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1978

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Mystieke eenheid met Christus

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1978

In de Rechte Straat | 32 Pagina's