Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJBELSE GRONDLIJNEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJBELSE GRONDLIJNEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„In mij, dat is in mijn vlees, woont geen goed" (Rom. 7:18)

Dat is een eerste grondgegeven, waar vooral Paulus de nadruk op legt. Daarom kunnen wij nooit op grond van enig werk dat uit onszelf voortkomt, God behagen. Daarom legt de Bijbel zozeer de nadruk op het geloof: „Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen" (Hebr. 11 : 6).

Daarom kan Paulus ook radikaal zeggen: „En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde" (Rom. 14: 23). Want al wat niet uit het geloof voortkomt, komt uit onszelf, dat is uit ons vlees, voort. En daarin staat altijd weer het eigen „ik" centraal. Al ons pogen om onszelf door eigen krachtsinspanning te verbeteren, heeft onszelf ten doel en niet de verheerlijking van God. Dat kan ook niet anders, omdat dat natuurlijke denken en streven helemaal ik-doortrokken is. Het kan zich nooit boven zichzelf verheffen, nooit boven zichzelf uitstijgen. Daarom zegt Paulus ook: „En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen" (Rom. 8 : 8). Hoemeer iemand vervuld wordt met de Heilige Geest, hoe duidelijker hij dat gaat zien. Dan weet hij ook dat slechts wanneer wij iets doen uit het geloof in Christus, dit God welgevallig is.

Maar tegelijk zie je dan ook steeds helderder dat machtige verzoeningswerk van Christus. Dan „zie" je het bijna voor ogen: „En het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde" (1 Joh. 1 : 7). Dan zie je met de brief aan de Hebreeën dat wonder van het Offer van Christus aan het kruis, waardoor wij eens en voorgoed met God verzoend zijn. Dan zie je de vastheid van de belofte Gods, die de Zoon verheerlijken wil in de vergeving van onze zonde op grond van die Zelfofferande van Christus.

En dan kun je toch zo overweldigend dankbaar zijn voor die God, die zo onbegrijpelijk barmhartig wilde zijn voor mij, een verlorene, die de eeuwige dood had verdiend, maar nu een verkorene die uit louter genade het eeuwige leven ontvangen heeft.

Alleen God is goed

Dat heeft Jezus heel sterk beklemtoond, toen Hij de rijke jongeman die Hem aansprak met „Goede Meester", antwoordde: „Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Eén, namelijk God" (Luk. 18 : 19).

Natuurlijk bedoelde Jezus niet dat Hijzelf niet goed zou zijn. Hij heeft met alle beslistheid openlijk verklaard dat Hij zondeloos was: „Wie van u overtuigt Mij van zonde?" (Joh. 8 : 46). Hij zei ook: „De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaaglijk is" (Joh. 8 : 29).

En in de brief aan de Kolossenzen beschrijft Paulus hoe alles door en in Christus is geschapen door God (Kol. 1 : 15-17). En die schepping was „zeer goed".

Jezus heeft dus blijkbaar willen zeggen dat Hijzelf als mens alleen maar goed is door God. En Paulus heeft willen benadrukken dat God, de Vader, de Schepper is van alle dingen, maar tevens dat „alle dingen door Hetzelve (= het Woord) gemaakt zijn" (Joh. 1 : 3).

De Vader is dus blijkbaar volgens de Schrift de bron van alle goed, maar Hij verwezenlijkt die goedheid in de schepping door en in de Zoon. Hoe dat gebeurd is, blijft voor ons een ondoorgrondelijk geheim.

(Ik vermoed dat Jezus die nadruk op de goedheid van God alleen heeft willen leggen om deze jongeman, die toch blijkbaar wat voldaan was over zichzelf, voorzichtig al vast te wijzen op zijn eigen zondigheid).

Deze Goede God woont in ons

Dat is de bijna ongelofelijke verkondiging van de Schrift. God Zelf komt wonen in hen, die als zondaars al hun vertrouwen hebben gesteld in Zijn Zoon als Zaligmaker en Middelaar.

Paulus zegt dat de „goede Geest" van God (ps. 143 : 10), de Heilige Geest, in onze lichamen woont als in een tempel (1 Kor. 6 : 19). Wanneer Paulus in Rom. 7:18 zegt dat in hem, dat is in zijn vlees, geen goed „woont", dan gebruikt hij hetzelfde Griekse woord „oikè", dat hij ook bezigt, wanneer hij schrijft aan de Korinthieërs dat zij Gods tempel zijn en dat de Geest Gods in hen „woont" (1 Kor, 3: 16).

En Jezus zei: „Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken" (Joh. 14:23). Hier gebruikt Jezus hetzelfde woord (in het Grieks „monè"), dat Hij ook bezigde, toen Hij zei: „In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen" (Joh. 14 : 2).

Dat betekent dus dat niet slechts de Heilige Geest, maar ook de Vader en de Zoon komen wonen in hen die zich in gelovige liefde aanJezus hebben toevertrouwd en die op grond van die genadige liefde die door de Geest in hen is uitgestort (Rom. 5 : 5), Zijn Woord „bewaren", d.i. voortdurend in liefde koesteren en overdenken.

Het staat er

Daarom moeten we beide waarheden aannemen: 1. In mij, dat is in mijn vlees, „woont" geen goed; 2. In mij, door Christus verloste zondaar, „woont" de Driëenige God.

Maar hier is het van enorm belang dat we een goed zicht hebben op de centrale plaats van het geloof. Wie zou denken dat de heilige God ook maar enigszins op grond van zijn werken in hem zou zijn gaan wonen, zou een vreselijke aanmatiging begaan.

De heilige God wil alleen maar in ons komen wonen, wanneer wij in Christus geloven. En dat betekent allereerst dat we met ons ganse hart erkennen dat in ons, dat is in ons vlees, geen goed woont, maar alleen maar de zonde. Maar dat betekent vervolgens dat wij volkomen geloven: „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen heeft overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?" (Rom. 8 : 32).

Want het lijkt erop alsof God ons gewoon verlegen wil maken onder Zijn overstelpende goedheid en barmhartigheid. De Heere heeft er behagen in om genadig te zijn voor hen die hun vertrouwen stellen in Zijn Zoon, die Hij verheerlijken wil.

„Maar ik durf dit niet aan te nemen"

Wanneer een mens dit zegt, dan heeft hij een grondhouding die God welbehagelijk is, mits hij daar niet bij blijft staan. Zo moet inderdaad onze eerste reaktie zijn, een reaktie van diepe ootmoed en verwondering: „Heere, U weet toch dat er in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont. Hoe kunt U dan Zelf in mij komen wonen".

Maar, als de Heere ons dan duidelijk maakt dat Hij er nu eenmaal behagen in heeft om ons te overladen met totaal onverdiende zegeningen, dan móéten we, hoe aarzelend ook, Zijn machtige geschenken aanvaarden. Het zou immers onjuist zijn, wanneer wij de genade die God ons in Christus aanbiedt, zouden blijven weigeren. Dat zou een valse nederigheid zijn, waardoor wij God bedroeven. Wij maken God juist groot door te geloven in die volstrekte barmhartige liefde van Hem.

Door genade alleen én door geloof alleen

Dat is nog een andere grondlijn van de Bijbel zoals die door de Reformatie weer werd ontdekt en bijzonder krachtig werd beleden: Sola gratia én sola fide.

Sola gratia! Alles is genade, door ons onverdiende, maar door Christus verdiende gave Gods. Ook het geloof is genadegave (Ef. 2 : 8). Het geloof komt alleen tot stand door de werking van de Heilige Geest in en door het Woord. Zonder die werking is het voor een mens onmogelijk tot geloof te komen. „Niemand kan tot Mij komen tenzij de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke" (Joh- 6 :44). Maar evenzeer: Sola fide. Wij moeten ons bekeren en in Christus geloven. Die oproep lezen we voortdurend in de Bijbel. Niet de Heilige Geest moet Zich in ons bekeren, maar wij moeten onder Zijn heilige en krachtige werking tot bekering komen.

.Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt en stenigt hen die tot u gezonden zijn! Hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijk een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen en gij hebt niet gewild" (Mat. 23 : 37). „Gij hebt niet gewild…", dat zou de Heere aan de Joden nooit hebben kunnen verwijten, wanneer de Bijbel alleen maar het „sola gratia" en niet tevens het „sola fide" leerde. Dan had Jezus slechts kunnen zeggen: „…maar God heeft niet gewild".

Dat is ook wat de Dordtse Leerregels in zulk een heldere beeldspraak tot uitdrukking gebracht hebben: „Alzo werkt ook deze goddelijke genade der wedergeboorte in de mensen niet als in stokken en blokken en vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet, noch dwingt hen met geweld tegen hun dank" (III-IV art. 16).

Hoe dit sola gratia en dit sola fide kunnen samengaan, zullen wij nooit kunnen doorgronden. Maar de Bijbel leert beide en dan moeten we dat in eenvoudig geloof aanvaarden, want het staat er. De Bijbel is waar, ook al begrijpen wij niet alles.

Daarom, wanneer wij de oproep tot bekering in ons hart vernemen, laten we ons dan niet verschuilen achter allerlei redeneringen, die in wezen alleen maar uitvluchten zijn om ons niet te bekeren, maar met onze „wil en zijn eigenschappen", die dan onder de werking van Woord en Geest staan, „ja" zeggen tegen de Heere, die ons roept en ons in ootmoedig geloof aan Christus toevertrouwen. Nogmaals de Dordtse Leerregels:

„Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, die door het Evangelie roept en zelfs ook degene die Hij roept, onderscheiden gaven mededeelt; maar in degenen die geroepen worden" (art. 9).

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

BIJBELSE GRONDLIJNEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's