Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERBOND EN VERKIEZING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERBOND EN VERKIEZING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geboeid en toch ook wel verdrietig. Is het Evangelie dan toch niet voor de kinderkens, de eenvoudigen, ondanks de dankzegging van Jezus in Mat. 11:25? Is het beslist nodig dat er onderscheid gemaakt wordt tussen een uitwendige en een inwendige zijde van het verbond, tussen een volstrekt passief zijn in de uitverkiezing en een ook actief zijn in het verbond enz., en dat we dan daarover met elkaar de polemische degens kruisen? Wat het terecht dat daardoor kerkscheuringen ontstonden en nog steeds in stand worden gehouden? Is het zó moeilijk om te leven, te spreken en te schrijven vanuit het Sola Scriptura?

Ik wil echter proberen enkele gedachten naar voren te brengen, waarmee iedereen - of is ook dat een illusie? - het eens kan zijn, omdat we die duidelijk in de Bijbel vinden.

De Bijbel over tweeërlei verbond en verkiezing

De Bijbel spreekt in elk geval over twee verbonden nl. in Hebr. 8:8-13 en 10:15-18, beide keren met een verwijzing naar Jer. 31:31-34; verder in Lk. 22:20 en 1 Kor. 11:25; in 2 Kor. 3:6 en 14; ook nog in meerdere teksten van de brief aan de Hebreeën. Daarin wordt een tegenstelling gemaakt tussen het oude en het nieuwe, het eerste en het latere verbond.

De Bijbel spreekt ook duidelijk over tweeërlei verkiezing van God: de verkiezing van een volk dat hij Zich ten eigendom heeft genomen; en de verkiezing van afzonderlijke mensen.

Zo wordt Israël Gods uitverkoren volk genoemd, terwijl toch niet alle afzonderlijke Israëlieten uitverkoren zijn tot het heil in Christus. Paulus schrijft over de uitverkiezing van Israël in 1 Kor. 10:1-4: „Onze vaders waren allen onder de wolk, allen…". En over de uitverkiezing van de afzonderlijke Israëlieten: „Maar in het meren(deel) van hen heeft God geen welgevallen gehad" (v.5).

Verschil en overeenkomst tussen oude en nieuwe verbond.

Wat is het verschil tussen het oude en het nieuwe verbond? Volgens Jeremia 31, geciteerd in de brief aan de Hebreeën, bestaat dat in elk geval daarin dat „zij Mij allen zullen kennen van de kleine onder hen tot de grote onder hen" (Hebr. 8:11). Het verschil is niet de inhoud van de twee verbonden. Ook het verbond dat God met Abraham sloot, was een genadeverbond dwz. dat God Zichzelf daarin verbond (verplichtte) tot het schenken van gerechtigheid, niet op grond van werken, maar op grond van geloof alleen. „En Abraham geloofde God en het is hem gerekend tot gerechtigheid" (Rom. 4:3; Gen. 15:6).

Vandaar dan ook dat volgens Paulus de besnijdenis hetzelfde betekent als de Doop:

„En hij heeft het teken der besnijdenis ontvangen (tot) een zegel van de rechtvaardigheid des geloofs" (Rom. 4:11). De besnijdenis was dus van Godswege een bevestiging, verzegt1 ing, van het verbond, waarin God beloofd had dat wie in Hem zou geloven, de gerechtigheid zou ontvangen om niet. Dat is ook het geval met de Doop. Zie Kol. 2:11.

Twee volken van God

Uit die verbonden ontstaan ook verschillende volken van God. Allereerst Israël. „Gij zijt Mijn volk" (Jes. 51:16). De Heere blijft Israël Zijn volk noemen, ook als het afdwaalt „Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord" (ps. 81:12). Vervolgens ook Gods volk dat Hij Zich naast Israël uit de heidenen vergaren wilde. „Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht om uit (hen) een volk aan te nemen voor Zijn Naam" (Hand. 15:14).

De vraag is: Is dat volk uit de heidenen hetzelfde als het volk Gods van het nieuwe verbond: „En Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn" (Hebr. 8:10)?

Ik heb daar wat moeite mee. Want in Hand. 15:14 wordt het volk Gods uit de heidenen geplaatst naast het volk Israël. De kernvraag was daar niet Heeft Israël als natie, als uitverkoren nationale volk Gods, opgehouden te bestaan om over te gaan in iets anders? Nee, het ging daar niet over Israël, maar over de grote stroom van heidenen die tot geloof waren gekomen. Wat moeten we daarmee? Moeten die ook bij het nationale volk Gods worden ingelijfd zoals dat vroeger moest via besnijdenis en proselytendoop? Het antwoord luidt dan: nee, want reeds vroeger was geprofeteerd dat God Zich ook een volk uit de heidenen zou verwerven.

Wanneer dat volk Gods uit de heidenen hetzelfde zou zijn als het volk Gods van het nieuwe verbond, dan zouden de Israëlieten, die tot geloof in Christus zijn gekomen, niet tot het volk van het nieuwe verbond behoren, daar dat dan immers tevens het volk Gods uit de heidenen zou worden genoemd.

Waar is het volk van het nieuwe verbond!

Waar is dan dit volk van het nieuwe verbond te vinden? - een volk waaraan de belofte in vervulling is gegaan: „Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet langer leren, een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kermen van de kleine onder hen tot de grote onder hen. Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken".

Waar is er een groep mensen waar ze allen we een dat de Heere hun zonden vergeven heeft, waar ze allen de Heere van harte liefhebben en in wier harten de wetten van de Heere geschreven zijn, waar geen oproep tot bekering meer hoeft te klinken: Ken de Heere, omdat ze Hem persoonlijk allen kennen als hun Heere en Zaligmaker?

De gemeente van Christus

Dat is de gemeente van Christus, „gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is, op Welke het gehele gebouw, bekwameiijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere; op Welke ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest" (Ef. 2:20-22).

Van die gemeente geldt ook dat de gelovigen uit de Joden en uit de heidenen daarin een levende eenheid vormen. „Want Hij is onze vrede, Die deze beiden' één gemaakt heeft. .. (opdat) Hij die beiden met God in één lichaam zou verzoenen door het kruis" (Ef. 2:14-16).

Maar waar vinden we deze gemeente? Of is die onzichtbaar? Maar een onzichtbaar volk Gods is in strijd met het semitische denken van de Bijbelschrijvers en kan dus moeilijk door hen bedoeld zijn.

Van deze gemeente wordt niet gezegd dat zij volmaakt en zonder zonde is. Integendeel, in diezelfde brief zegt Paulus dat Christus in liefde voortdurend die gemeente stopt in het waterbad van het Woord, „opdat Hij haar Zichzelf heerlijk zou voorstellen, een Gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar dat zij heilig zou zijn en onberispelijk" (5:25-27); „zou zijn", dus nog niet is.

Hoe weet ik . . ?

Hoe weet ik of ik uitverkoren ben en dus tot dat volk Gods van het nieuwe verbond, tot dat levende lichaam van Christus, behoor?

Dat weet ik uit Christus Zelf. „Want Hij is onze vrede". „Christus, de hoop der heerlijkheid" (Kol. 1:27). „Christus Jezus die ons geworden is wijsheid van Goden rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing" (1 Kor. 1:30).

Dat weet ik vervolgens uit de resultaten van dit toebehoren aan Christus: „Die van Christus zijn, hebben het vlees gekruisigd met de bewegingen en begeerlijkheid" (Gal. 5:24). Nogmaals, dat wil niet zeggen dat wij zonder zonde zouden zijn. Dat weten we uit de vrucht: „Die in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht" (Joh. 15:5). „De vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid" (Gal. 5:22).

Dat weet ik aan dit gevolg: „opdat Christus door het geloof in uw harten wone en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt" (Ef. 3:17). Dus niet aan het feit dat ik Hem enkel ken met mijn theologisch of bijbelvaste verstand.

Dat weet ik uit de vervulling van Zijn belofte: „Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven" (Joh. 6:47). Heb ik leven, eeuwig leven, in mij? „Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel" (2 Kor. 5:17); zo iemand is wedergeboren (Joh. 3:3, 5).

Hebt u deze diepe innerlijke verandering doorgemaakt? Van wedergeboren Joden en heidenen geldt: „Want door Hem (Christus) hebben wij beiden de toegang door één Geest tot de Vader" (Ef. 2:18). Van de wereld zegt Jezus dat die de Geest der waarheid niet kent, maar van de Zijnen: „Maar gij kent Hem; want Hij blijft bij u en zal in u zijn" (Joh. 14:17). Kent u de Heilige Geest?

Maar ik herhaal: Of we persoonlijk uitverkoren zijn, weten we allereerst uit Christus en pas in de tweede plaats uit de vruchten van dat toebehoren aan Hem. „Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem vóór de grondlegging der wereld" (Ef. 1:4). Ga dus steeds naar de Bron buiten u, Jezus Christus, verlies Hem niet uit het oog, doordat u voortdurend in uzelf zit te kijken of er ook stromen van levend water uit die Bron in u zijn overgevloeid. „Wie in Mij gelooft" - niet wie in zichzelf zit te wroeten - „heeft het eeuwige leven".

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

VERBOND EN VERKIEZING

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's