Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De omslag van kerk tot denominatie III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De omslag van kerk tot denominatie III

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de afsluiting van de bespreking van het boek: Het verraad der Clercken dat de ontmanteling van de Rooms Katholieke Kerk als kerk in de jaren 1945 tot 1975 beschrijft, nam ik mij voor een onderzoek te doen naar parallelle ontwikkelingen binnen de Protestantse Kerken. Er was een gerede aanleiding om dat te doen. I mmers in het afgelopen najaar waren een viertal belangrijke werken op de redactietafel beland, te weten het eerste deel van een groots opgezette Kuyper - biografie, een beeld biografie van Kuyper's leven en werken, een interessante studiebundel over het protestants christelijk leven in Nederland in de jaren 1880 tot 1940, en ten slotte de IKON - documentaire over de nazaten der Gereformeerden in de afgelopen 50 jaar. Dus materiaal te over!

Alvorens ik de vraag aan de orde stel, of binnen de Protestantse Kerken ook sprake is geweest van een kerkelijk ontmantelingsproces als binnen de Rooms Katholieke Kerk in Nederland, is het echter noodzakelijk ons eerst in ernst af te vragen of de Protestantse Kerken in ons land wel ooit kerk in de eigenlijke, stringente zin des woords geweest zijn; of zij het wel ooit hebben bedoeld te zijn? Hebben zij de wezenskenmerken van het kerk-zijn, namelijk het ambtelijke, institutionele, sacramentele, liturgische, wel ooit bezeten? Waren zij met de zware nadruk, die gelegd werd op de rechte prediking, op de zuivere leer en op de fundamentele betekenis van Schrift en Belijdenis, in wezen eigenlijk niet meer school dan kerk? Met andere woorden: hebben zij niet altijd meer het karakter gehad van een denominatie, een vrije groepsvorming, van een akademie op religieuze grondslag? Heeft hen niet immer de allure van het kerk-zijn ontbroken? Wie het ooit gewaagd heeft om de grenzen van het Nederlandse Protestantisme te overschrijden en in het buitenland, bij voorbeeld in een ontmoeting met het Anglicanisme of de Oosterse Orthodoxie, de sfeer te proeven van godsdienstig leven van hoogkerkelijke statuur zoals die tot uitdrukking komt in een plechtige eucharistieviering, die zal begrijpen wat ik bedoel. Protestantse gelovigen als A. Kuyper en J.H. Gunning Jr. hebben er in enkele van hun boeken van gerept als iets wat zij in eigen Kerk smartelijk misten.

Wanneer ik deze vraag met recht en reden aan de orde stel, en het dus waar zou zijn dat Protestantse Kerken van hun oorsprong af meer denominatief zijn dan authentiek kerkelijk, dan is het uiterst questieus of binnen die Kerken wel van een kerkelijk ontmantelingsproces gesproken kan worden. Is wat zich in de jaren 1945 tot 1975 binnen de Gereformeerde Kerken, maar ook binnen de Hervormde Kerk heeft afgespeeld, en waar met name de IKON-documentaire zulk een navrant beeld van gegeven heeft; is wat zich sindsdien in de dialoog tussen die beide Kerken heeft uitgekristalliseerd in de samen-op-weg beweging en in de staat-van-hereniging; - is dat alles in feite niet de laatste en definitieve afrekening met en opruiming van de povere restanten van wat er nog aan authentiek kerkelijk besef in die Kerken leefde? Is dat alles niet de laatste en consequente stap in de richting van een voluit denominatief godsdienstig leven?

Deze ietwat pijnlijke en delikate vraag moet dus eerst beantwoord worden: zijn de zich Hervormd of Gereformeerd noemende Kerken wel ooit kerk in de zuivere en ware betekenis van het woord geweest? Hebben zij de naam kerk ooit terecht gevoerd? Hebben zij van hun oorsprong af niet altijd meer groepskarakter gehad dan de allure van het kerk-zijn?

Wanneer ik de tevoren vermelde recente literatuur over Kuyper, over het Protestants kerkelijk leven gedurende de laatste eeuw, over de nazaten, bij deze fundamentele vraagstelling betrek, moet ik vaststellen dat mijn onzekerheid en wantrouwen ten opzichte van het kerk-zijn der Hervormden en Gereformeerden eerder toeneemt, dan vermindert. Maar misschien doe ik daarmee de auteurs en samenstellers van die geschriften onrecht. Ik denk dat ik eerder moet zeggen, dat op dit punt geldt wat in de titel van één dezer werken zo kernachtig is uitgedrukt: een land nog niet in kaart gebracht. Ons wordt in deze geschriften namelijk een rijke hoeveelheid historisch materiaal aangereikt over de periode 1880 tot 1940 zonder dat daarbij de mij zo intrigerende vraag aan de orde komt, in hoeverre de Hervormden en Gereformeerden enig besef hadden van wat kerk-zijn inhoudt. Al het naar voren gebrachte historische materiaal is karakteristiek denominationeel. Het typeert het Hervormde en Gereformeerd kerkelijke leven als sterk individualistisch en eigentijds georiënteerd christelijk groepsleven, als voortgaande faktie- en partij-vorming, als theologische scholen rondom een persoon of een leerstuk, als heftig en vurig bij de wereldproblemen betrokken organisaties, hetzij in antithetische en afwerende zin, hetzij geïnspireerd door het besef van een cultuurmandaat. Van de Kerk als de bruid van Christus in haar aardse weduwe-gestalte en vreemdelingschap is bij de nazaten uit de IKON-documentaire zelfs niet de flauwste herinnering, laat staan heimwee, meer aanwezig.

En toch ontken ik met nadruk dat daarmee het religieuze leven der Protestantse Kerken recht is gedaan. Ik ontken, dat er naast die afmattende theologische leergeschillen, organisatie-drift, activiteiten op kerkelijk, maatschappelijk en politiek terrein, waar men zich zo gaarne over op de borst sloeg en wat haar meer een rusteloos dienende Martha-gestalte gaf dan die van een luisterende Maria, - ik ontken dat er (zeker in het verleden!) niet ook zeer stellig echt wezenlijke elementen van het ware kerk-zijn bij die Kerken aanwezig waren. In één van mijn laatste geschriften: Een correctie op de tijd heb ik daar nadrukkelijk op gewezen. Ik zou er bij dr. De Bruijn van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme van de Vrije Universiteit op aan willen dringen bijzondere aandacht te geven aan juist dit aspect van het nog niet in kaart gebrachte land. Ik ben ervan overtuigd, dat hij daarmee belangrijk werk zou doen, omdat hij de Protestantse Kerken zou herinneren aan een stuk authentiek, maar helaas sterk verwaarloosd en verkommerd verleden, dat zó kostbaar en levenwekkend is dat de terugkeer daarheen een waar kerkelijk réveil zou kunnen betekenen!

Ik kan er natuurlijk niet aan denken hier binnen het bestek van een artikel uit te weiden over die wezenlijke elementen van het ware kerk-zijn binnen de Protestantse Kerken. Ik moge volstaan met enkele schuchtere aanduidingen uit het recente verleden. En dan verwijs ik eerst naar A. Kuyper.

Men zal weten, dat ik altijd sterk critisch tegenover hem heb gestaan. Maar ik herinner mij, dat wijlen prof. C. Veenhof uit Kampen mij eens zei: "Je kent Kuyper niet, als je niet gelezen hebt zijn: Confidentie uit het jaar 1873". Welnu, op zijn aanraden heb ik mij in dat geschrift verdiept, en… ik heb er een andere kijk op Kuyper door gekregen. Kuyper niet als de geharnaste strijder en als de felle polemicus, niet als de eigenwillige kerkhervormer of als de politieke leider van de kleine luyden, maar als de verweesde christen, die van een diep heimwee vervuld is naar de Moederkerk, de Motherchurch zoals hij die herkend had in het Engelse boek: The Heir of Redclyfï. Op bladzij 43 schrijft hij: "Zulk een kerk te bezitten, een Moeder die van der jeugd af onze schreden leidt. - het werd mijn heimwee, het werd de dorst mijns levens. Dat had mij ontbroken. Dat moest middel ter redding zijn, en… mijn ideaal voor het kerkelijk leven was mij in dat vluchtig woord geopenbaard". Naar die Moederkerk is hij sinds dien zoekende. En dan is het bij Calvijn (mee aan de hand van Kohlbrugge's forsgespierde, diepgedachte levenswoorden), dat hij de vaste onbedriegelijke lijnen vindt, wier spoor slechts gevolgd behoefde te worden om te vinden "die hutte in den rotssteen, die op de rots gefondeerd en uit de rots des denkens gebouwd, eiken storm belacht en tart"(blz. 47). Ik ben prof. Veenhof dankbaar dat hij mij naar Kuyper's Confidentie verwezen heeft en ik weet nu uit welke diepe wortel zijn voorliefde voor het kerkelijk vraagstuk voortgekomen is. Kuyper's geloof had in oorsprong geen denominationeel karakter, maar authentiek kerkelijk.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1988

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De omslag van kerk tot denominatie III

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1988

In de Rechte Straat | 32 Pagina's