Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geeft den Heere de hand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geeft den Heere de hand

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. 2 Kronieken 30, vers 8 midden:

'Geeft den HEERE de hand. en komt tot Zijn heiligdom.'

Het gaat niet goed

We moeten wel met grote oogkleppen oplopen als we niet zien dat het niet goed gaat in ons land. En dan bedoel ik niet de economische situatie, want ook al wordt er allerwegen in de marge beknibbeld op onze haast overdreven welvaart, we hebben het goed; zeer goed zelts, zeker als we onze welvaart zien tegen de donkere achtergrond van de bittere armoede, die er nog alom in deze wereld heerst. Nee, het gaat mij met name om het geestelijk verval. Christelijke normen en waarden behoren zo goed als tot het verleden. Het kwade noemt men goed en het goede kwaad. Bovendien, en dat is het allerergste: de kerken zijn op hun retour en dat door eigen schuld. De moderne Schriftkritiek heeft haar duizenden dodelijk verwond. Stuiptrekkend wordt nog geprobeerd de resterende krachten te bundelen, maar daar waar het vaste fundament van Schrift en belijdenis wordt gemist, worden onze heilige huizen op zandgrond gebouwd, al onze mooie bouwmaterialen ten spijt. En daar waar nog rekening wordt gehouden met de onfeilbare waarheid van het Woord Gods, dreigt het godsdienstige leven te verzanden in een vormelijke godsdienstigheid zonder wezen. Gemeenten, die schoon gepleisterde graven gelijk zijn, maar van binnen vol dorre doodsbeenderen. Gelet op deze geestelijke verloedering hebben wij het ergste te vrezen. Maar nu laten onze tekstwoorden zien, dat zelfs een volk, dat in het allerdiepste verval verkeert, toch nog voorwerp kan zijn van Gods liefde en onbezweken trouw.

Het afgodische Juda krijgt een godvrezende koning in de persoon van Hiskia, die moet gaan regeren op een moment dat de ware godsdienst marginaal geworden is in Israël.

Zijn goddeloze vader Achaz heeft er alles aan gedaan om de dienst aan de Heere voorgoed af te sluiten.

En dat in de meest letterijke zin van het woord!! In hoofdstuk 28 kunnen we lezen, dat hij de deuren van de tempel toesloot en in plaats daarvan maakte hij in elke stad van Juda hoogten om de afgoden te offeren. Hiskia wordt koning als de situatie naar de mens gesproken uitzichtloos is.

Deuren open

Het eerste dat hij doet is de deuren van Gods huis wagenwijd openzetten en hij geeft de priesters en Levieten opdracht om de tempel te reiningen. Alle afgodsbeelden worden er uit gehaald. Heel Gods huis wordt in 16 dagen tijd in perfecte staat gebracht, zodat de Heere er weer gediend kan worden. Na een indrukwekkende en feestelijke ingebruikneming nodigt Hiskia het hele volk van Israël uit om het Pascha te vieren in Jeruzalem.

ledereen moet het weten! Niet alleen zijn onderdanen in Juda, nee ook het tienstammenrijk wordt in deze grootscheepse reformatie betrokken.

Boodschappers worden uitgezonden van Berseba tot Dan toe om het volk te nodigen tot het Pascha. Op bevel van de koning wordt het hele volk opgeroepen tot bekering en dan volgen onze tekstwoorden: 'Geeft den Heere de hand en komt tot Zijn heiligdom'. Wat een onbegrijpelijk wonder dat de Heere aan dit afgodische volk op zo'n indrukwekkende en gevoelvolle wijze zijn vriendschap biedt.

Is er nog iemand onder onze lezers, die harde gedachten van deze God kan hebben? Want ook nu heeft dit Zijn woord nog niets aan geldigheid ingeboet. Het is een woord voor alle eeuwen.

God vraagt

God vraagt ons Hem de hand te geven. Hij steekt in dit Woord Zijn hand naar ons uit. En wat Hiskia en zijn volk nog niet wisten, maar wat wij door Gods genade wel mogen weten, is dat deze rechterhand van God Christus is. Het is de hand van Christus, die ons aangereikt wordt in dit woord. Een doorboorde hand, die de diepte van de zonde heeft gepeild en gevoeld. Het is de hand van Christus, Die het weet wat het is om door God verdoemd te worden en u daarom voor het eeuwige oordeel niet over heeft. Het is die hand die gelittekend is door enerzijds het rechtvaardig oordeel van God over de zonde en anderzijds de sporen in zich draagt van de goddelijke zondaarsliefde, zelfopofferende liefde!

Deze doorboorde hand is een preek op zich: 'Ja waarlijk. HIJ heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft HIJ gedragen'.

Om deze hand nu te kunnen aangrijpen is bekering nodig. Bekering als een afwenden van de zonde en het toekeren tot God. Om iemand de hand te kunnen geven moeten wij ons omdraaien. Je kunt iemand geen hand geven met de rug naar hem toe. Vandaar dat hier allereerst tot bekering wordt opgeroepen! Bekering ook nu!!

Bekering van onze moderne Schriftkritiek, bekering van onze eigenwillige godsdienst zonder wezen. God vraagt immers in die handdruk ons hart. Het ziet op een plechtige verbondsaanvaarding.

Immers hier spreekt de Heere. de God van Abraham, Izaak en Israël, de God van het verbond, Die recht heeft op ons leven, omdat wij het teken en zegel van Zijn genadeverbond aan ons voorhoofd dragen.

Daarom: God kan met recht uw en mijn hand eisen. Dit is het bevel van de Heere der Heeren.

En waarom vraagt God die hand? Wel om het Pascha te vieren in Zijn Heiligdom. Dat is het feest der verlossing. Oud-testamentisch het feest dat herinnerde aan de wonderlijke bevrijding uit het diensthuis van Egypte. Nieuwtestamentisch aan de verlossing van de zonde en de dood door Christus Jezus de Heere, van Wie Paulus zegt: 'Hij is ons Pascha'.

Wee onzer, indien wij dan op zo'n grote zaligheid geen acht geven. De Heere zegt het ons nu: 'Geeft Mij de hand'. Dat is Gods stem. Daar alleen hebben u en ik naar te horen, onvoorwaardelijk.

Alle tegenstemmen die nu nog klinken, komen uit uw eigen boze hart of uit de stinkende muil van de Satan. Wie deze aangeboden hand blijft weigeren zal tenslotte omkomen in de poel die daar brand van vuur en sulfer.

Drenkeling

Geliefde lezer, buiten Christus bent u als een drenkeling die dreigt weg te zinken in de inktzwarte wateren van uw zondelust. Een drenkeling denkt geen moment na, wanneer hem een reddende hand wordt toegestoken. Hij grijpt hem aan tot zijn behoud. Zo nu wordt deze hand u liefdevol aangereikt. Grijpt dan… grijpt tot uw eeuwig behoud. Hij zal u immers nooit meer loslaten. Zal ik dan roemen in mijn grijpen?

Zal ik mijn hand prijzen vanwege die wonderlijke redding? O nee, wie roemt, roeme in den Heere. 'Gij hebt mijn rechterhand gevat, Gij zult mij leiden door uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen'.

Het is God de Heilige Geest Die door Zijn onbegrijpelijke genade mij de aangereikte hand deed aangrijpen. Deze hand leidt mij veilig naar het Heiligdom. Zo kom ik tot Zijn Heiligdom.

'Ja. dan ga ik op tot Gods altaren,

tot God Mijn God de bron van vreugd.

dan zal ik juichend stem en snaren,

ten roem van Zijne goedheid paren,

die na kortstondig ongeneugd,

mij eindeloos verheugt'.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1993

In de Rechte Straat | 24 Pagina's

Geeft den Heere de hand

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1993

In de Rechte Straat | 24 Pagina's