Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik wil zingen van mijn Heiland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik wil zingen van mijn Heiland

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als zij de lofzang gezongen hadden gingen zij uit naar de Olijfberg. Matthéüs 26:30

We begeven ons in deze overdenking naar de paaszaal. De paasmaaltijd is achter de rug. Het eeuwenoude Pascha heeft plaats moeten maken voor het Heilig Avondmaal.

Jezus heeft deze maaltijd gebruikt om voor Zijn heengaan voor de laatste maal gemeenschap met Zijn discipelen te oefenen. En in dit scheiden lijdt Jezus het meest. Hij weet dat Hij Zich bevindt op de rand van de onpeilbare diepten van Zijn bitter lijden en sterven.

De bij het paasmaal gebruikte bittere saus heeft Hem daar nog eens levendig aan herinnerd.

De beker der verlossing waaruit Zijn discipelen dronken, geeft voor Jezus getuigenis van de beker van de toom Gods die op Zijn hand gesteld zal worden. Een beker die Hem niet voorbij zal gaan, maar tot de laatste druppel toe geledigd zal moeten worden.

Met het oog op deze verschrikkingen hebben wij niet anders te wachten dan dat Jezus met Zijn discipelen de klaagzangen zal aanheffen. Maar hoor: daar klinkt een stem van vreugdegezang en lof uit de Paaszaal.

Onze tekstwoorden zeggen het zo: "En als zij de lofzang gezongen hadden". Ook hierin is de Zaligmaker gehoorzaam tot het einde toe. Volgens eeuwenoude traditie werd bij de paasmaaltijd het zogenaamde "Hallel" gezongen, bestaande uit de psalmen 113 tot en met 118. De psalmen 113 en 114zong men voorde maaltijd en aan het einde van de maaltijd de psalmen 115 tot en met 118. Eén jubel op Gods verlossende genade uit de slavernij van Egypte. En ook al is het hart van Jezus vervuld met het bittere lijden, Hij wil in dit alles niet anders dan Zijn God en Vader verheerlijken. Zo horen we Hem ook bidden in het Hogepriesterlijk gebed: "Vader, Mijn ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke". Hij weet dat Zijn lijden en sterven de Hemelse Vader zal verheerlijken, vandaar dat Zijn ziel hier psalm 118 uitjubelt: "Gij zijt Mijn God, U zal Ik loven, verhogen Uwe majesteit".

Zo treedt deze Borg en Zaligmaker naar voren als de grote Opperzangmeester. Hier beluisteren wij de zwanezang van Jezus. Een zingende Jezus voor de poorten van Gethsemané, Gabbatha en Golgotha.

Het zingen van de lofzang onder deze omstandigheden ziet op Zijn volkomen overgave aan de Vader: "Zie Ik kom o God om Uw wil te doen".

Hoe zouden wij God lof kunnen zingen met het lijden en de dood voor ogen? De natuurlijke mens kan dit niet en nooit. Velen verkiezen zelfs het verlossende spuitje van de zorgzame artsen. Maar zij die door wederbarende genade van God in dit alles de ogen mogen slaan op de Overste Leidsman en de Voleinder des geloofs, onze Heere Jezus Christus, mogen in hun lijden de voetsporen van deze gezegende Voorzanger drukken. In dit uur van duisternis en dikke donkerheid horen we Hem zingen uit psalm 118: "De Heere is God, Die ons licht gegeven heeft, bindt het feestoffer met touwen tot aan de hoornen van het altaar".

We horen het Lam dat ter slachting geleid wordt zingen over Zijn offer als het feestoffer. Ja, dit volkomen offer zal zorgen voor de eeuwige bruiloft van het Lam. Dwars door het lijden en sterven heen mag gelovig gezien worden op de heerlijke uitkomst van dit alles: "Ik zal niet sterven maar leven en ik zal de werken des Heeren vertellen".

Zo zal door Hem de poort der gerechtigheid worden geopend, waardoor Hij met al Zijn gerechtvaardigde volk zal tre^n, om hun God ootmoedig te eren voor het smaken van Zijn zalighe^n.

En zo wil Hij al de Zijnen oefenen in het leven van het geloof om óók te zingen als de tijd van lijden en sterven daar is. Gods kinderen gaan in de hemelse troonzaal geen vreemd werk doen. Zij zetten voort in volmaaktheid wat zij hier in alle gebrek geleerd hebben: "Mijn God U zal ik eeuwig loven, verhogen Uwe majesteit. Mijn God niets gaat Uw roem te boven. U prijs ik tot in eeuwigheid".

Worden we niet jaloers op deze zangers aan de glazen zee? Welnu, nog werft Hij leden voor dit grote Hemelkoor. Hij is het Die door Zijn alles overwinnende genade van vloekers Godlovers maakt. De Geest van deze Opperzangmeester gaat voort om harde mensenharten te breken, waardoor zij in hun zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden. Zij die leerden klagen over hun zonden, mogen ook door diezelfde Geest leren roemen in vrije genade, vanwege deze Voorzanger Jezus Christus, Die zingend Zijn lijden en dood tegemoet ging.

Hoe lief mogen we dan Hem juist in Zijn Borgtochtelijke werk hebben, ja Hem, Die Zijn ziel, Zijn leven, Zijn bloed gaf voor zo'n ellendige zondaar als ik ben. Daarom:

"Ik wil zingen van mijn Heiland,

van Zijn liefde wondergroot,

Die Zichzelven gaf aan het kruishout

en mij redde van de dood".

Dordrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1995

In de Rechte Straat | 24 Pagina's

Ik wil zingen van mijn Heiland

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1995

In de Rechte Straat | 24 Pagina's