Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Institutie van Calvijn (18)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Institutie van Calvijn (18)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit nummer het achttiende deel van een reeks artikelen over Calvijn en zijn Institutie. Prof.dr. Van 't Spijker is emeritus hoogleraar van de Christelijke Gereformeerde Kerken en woonachtig te Apeldoorn.

Verkiezing en kerk

Calvijns leer van de verkiezing heeft nimmer het eigenaardige karakter verloren dat haar sinds de eerste uitgave van de Institutie heeft gekenmerkt. Di t was gelegen in de onmiddellijke relatie tussen verkiezing en kerk. Wat dit betreft staat de Heidelbergse Catechismus op hetzelfde standpunt. Ook dit leerboek legt de relatie tussen kerk en verkiezing vast in de omschrijving van het kerkvergaderende werk van de Heere Jezus Christus. Alle uitverkorenen groeien samen tot één lichaam, onder één Hoofd.

Ik herinner er hier in het voorbijgaan aan dat in het begin van de gereformeerde reformatie de begrippen 'uitverkorenen (electi) en 'verworpenen' (reprobi) vrijwel synonieme uitdrukkingen waren voor de termen 'gelovigen' en 'ongelovigen'. Het waren in zekere zin gelijkwaardige aanduidingen. Zo vinden we het in Straatsburg, in Basel en ook wel in Zúrich terug in een vrij onbevangen woord gebruik. Maar deze aanduidingen verkregen een diepere inhoud wanneer men trachtte de leer duidelijker uiteen te zetten als vrucht van een meer toegespitste exegese van bijbelplaatsen. In ieder geval heeft Calvijn in de Institutie van 1536 de kerk gezien als de totaliteit van alle uitverkorenen, zoals zij door God als een eenheid worden gekend.

De kerk is heilig, "omdat allen die door de eeuwige voorzienigheid van God uitverkoren zijn, om tot leden van de kerk samengevoegd te worden, door de Heere geheiligd worden". Calvijn ziet de roeping, rechtvaardiging en verheerlijking als een openbaring, een duidelijk kenbaar maken van de eeuwige verkiezing. Dat Calvijn dit niet opvat als een beperking, blijkt uit het volgende citaat: "Wij dienen voor de kerk zo te geloven, dat wij, steunend op het vertrouwen in de goddelijke goedheid, het voor ontwijfelbaar zeker houden, dat wij ertoe behoren. En met de overige uitverkorenen, met wie zij geroepen zijn en al deels gerechtvaardigd, zullen wij naar we vertrouwen, volkomen gerechtvaardigd en verheerlijkt worden".

Zekerheid van geloof en oordeel der liefde

Al in 1536 vinden we de voor Calvijn karakteristieke opvattingen. Het behoort niet tot onze taak om de verborgen wijsheid van God te onderzoeken. We komen tot zekerheid door de belofte dat God als Zijn kinderen erkent diegenen die Zij n Zoon hebben aangenomen. Alleen in Christus vinden wij het leven. Dat moet ons genoeg zijn. Wi e hoger zou willen doordringen roept Gods toorn over zich af. En wie zich aanmatigt om in de afgrond van Gods majesteit binnen te breken, zal door Zijn heerlijkheid vernietigd worden.

Calvijn roept ons op onder het Evangelie tot geloof te komen. Wij kunnen niet uitmaken wie werkelijk tot de kerk behoren en wie er vreemd aan zijn. Daaromt rent geeft God geen uiterlijke aanwijzingen. "Hij bel ooft er slechts mee, dat zij die de evangelische bel ofte, waardoor Chri st us tot verzoeni ng en bevrij di ng wordt aangeboden op de aarde, dat wil zeggen, in dit leven, hebben horen predi ken door een mens en haar in het gel oof hebben aangenomen, dat zij, zo zeg ik, waarlijk van de schuld worden verlost en bevrijd".

Men kan de uitverkorenen niet "met de zekerhei d van het gel oof" kennen. Maar "met een soort oordeel der liefde" mogen als leden van de kerk en als ui tverkorenen erkend worden di egenen "die zowel door de belijdenis van hun gel oof als door het voorbeel d van hun leven en hun deelnemen aan de sacramenten met ons dezelfde God en Christus belijden, ook al is er iets van onvol maakt heid in hun zeden overgebleven". Een oordeel van de liefde bindt ons met hen samen. Het is de enige manier om kerk te zijn zoals Cal vijn het bedoel de en het is ook een goede mani er om over de genadige verkiezing van God te spreken.

Ontwikkeling, niet in de leer, maar in de presentatie ervan

In de tweede editie van de Institutie, die van 1539, heeft Cal vijn voor een bel angrijk deel al de gehel e leer van de verki ezi ng zoals hem die voor ogen stond, op papi er gezet. Hij besprak deze nu tegelijk met de leer van Gods voorzienigheid. De reden daarvan ligt voor de hand. Als God alles door Zijn voorzi eni ghei d bestuurt en regeert, dan geldt dit in bij zondere mate zéker van de zal i ghei d van alle gel ovi gen. Er komt nog een el ement bij, dat in 1539 een inleiding vormt op de gehel e behandel i ng, en dat in de laatste uitgave met zoveel woorden terug te vinden is. Calvijn hanteert het argument dat ook in 1536 al vernomen werd. Gods genadi ge verki ezing openbaart zich in de roepi ng en de rechtvaardiging. Waar het Evangelie gehoor vindt, en deroeping effectief blijkt te zijn, daar is klaarblijkelijk de vrucht van de verki ezi ng present. We kunnen dit mot i ef herkennen in de gehel e opzet van Cal vij ns verkiezingsleer. Naar onze gedachte gaat Gods verkiezing aan alles vooraf. God verkiest van eeuwigheid. De verwerkelijking ervan vindt plaats in de tijd en zij kan niet eerder geconstateerd worden dan wanneer de vruchten ervan zich openbaren.

Dit 'achteraf' (aposteriori) is bijzonder kenmerkend voor Cal vijn, zoals het trouwens ook al voor Bucer was. Het motief is kenmerkend voor al Gods handel en: "Na dezen zult gij het verstaan!" Er is sprake van een ervaringsfeit, een gegeven waaruit blijkt dat God Zijn eigen werk allang tevoren besloten had. Gods wel behagen, Zijn eeuwige liefde, gaat aan al Zijn daden vooraf. Maar Zijn liefde wordt niet eerder gekend dan wanneer het heil zich heeft doen kennen in Christus, in ons eigen leven door roeping en rechtvaardiging.

Ervaringsgegeven

Dit motief blijkt zonneklaar uit de inzet van Calvijns verkiezingsleer. We treffen het op dezelfde wij ze aan bij Luther en bij Bucer. Hoe komt het dat sommi gen het Evangelie gel oven en anderen in het geheel niet? Cal vij n: "Wat nu betreft het feit, dat het verbond des levens niet bij alle mensen zonder onderscheid gepredi kt wordt, en bij hen, bij wie het gepredi kt wordt, niet op dezelfde wij ze of voortdurend pl aatsvindt: in dit verschil treedt aan het licht de wonderbare hoogheid van Gods oordeel. Er is geen twijfel dat dit verschil in dienst staat van Gods eeuwige verkiezing" (Inst. III, 21, 1).

In dit licht wordt ons ook duidelijk waarom de volgorde bij Cal vijn zo wonderlijk lijkt. Hij bespreekt in Boek III éérst het geloof en de bekering, het christelijke leven en de rechtvaardiging, en aan het eind van alle onderdel en stelt hij de verkiezing aan de orde Zij gaat logisch gezien aan alles vooraf. Zij volgt echter in de ervari ng van het gel oof op alles wat God eerst doet om ons te trekken en te vergewissen van Zijn goedgunstigheid.

Calvijn waarschuwt om met deze leer niet te ver te gaan. Men moet zich wachten voor het vallen in een afgrond. Men moet oppassen dat men niet in een dwaaltuin terechtkomt. Tegelijk wenst hij op geen enkele manierte kort te doen aan wat de Schrift leert. Zij is op dit punt duidelijk genoeg, en men mag niet verzwijgen wat God heeft geopenbaard. Tweeërle is op die grond vereist:

1. Geen nieuwsgierigheid, vermetelheid of onbeschaamdheid, geen binnendringen in de verborgenheden van Gods heiligdom (Inst. III, 21, 1);

2. Geen verzwijgen van wat God geopenbaard heeft, maar we di enen ons te houden aan de juiste maat der di ngen, de Heilige Schri ft (Inst. III, 21, 3). "Niet naspeuren, wat de Heere in het verborgene heeft gelaten en niet veronachtzamen wat Hij aan de dag heeft gebracht" (Inst. III, 21, 4).

Verkiezing in Christus

Calvijn heeft bijzondere aandacht gevraagd voor het feit dat wij verkoren zijn "in Christus". Daaraan zijn allerleigedachten te verbinden. De eerste, die Calvijn zelf onderstreept, is dat Christus Zelf een zeer heldere spiegel is van de genadige verkiezing. Hij is niet de Zoon van God geworden door een rechtvaardig leven, maar Hij is "om niet met zo'n eer begiftigd, opdat Hij anderen daarna deelgenoten van Zijn genade zou maken". Christus is op die grond in die zin een "spiegel van de verkiezing", om ons duidelijk te maken dat iedere vorm van verdienste wegvalt. Indien van het Hoofd geldt dat Hij verkoren is om onze Zaligmaker te zijn, dan geldt dit zeker van al de Zijnen, die op geen enkele manier ook maar enige verdienste in rekening kunnen brengen. "Laat dus bij de gelovigen deze regel gelden, dat wij daarom in Christus tot het hemels erfdeel zijn aangenomen, omdat wij in onszelf niet in staat waren om zo'n uitnemendheid te bevatten" (Inst. III, 22, 1). Alle weldaden die God tot het geestelijk leven schenkt, komen uit deze bron voort. We zien dat Calvijn het leerstuk van de verkiezing hanteert als een sluitstuk van de leer van de rechtvaardiging uit pure genade. Alle roem is uitgesloten!

Maar er is nog een aspect dat in het oog gehouden moet worden wanneer we spreken over het "in Christus". We dienen hierbij te denken aan de gemeenschap met Christus, waarin en waartoe wij verkoren zijn. Tegelijk echter ook aan het feit dat niemand buiten het geloof in Christus tot zekerheid kan komen. Christus is de spiegel waarin wij onze verkiezing behoren te zien en dat ook zonder bedrog mogen doen (Inst. III, 24, 5). "Wij zullen de zekerheid van de verkiezing niet in onszelf vinden, en zelfs niet in God de Vader, indien wij ons Hem alleen en zonder de Zoon voorstellen".

Calvijn laat hier een geluid horen dat we ook heel duidelijk bij Luther vinden. Deze had het gehoord van Von Staupitz, zijn kloostervader, die hem in zijn aanvechtingen verwees naar de wonden van Christus. Men mag niet proberen in de hemel op te klimmen. Men vindt zijn verkiezing in de wonden van Christus. Deze onvergetelijke zegswijze beluisteren we in het woord van Calvijn: in Christus ontmoeten wij Gods Vaderhart zelf. Men moet zich niet buiten de weg begeven. "Buiten de weg naspeuren noem ik het wanneer het mensje probeert door te breken tot in de geheime schuilhoeken van de goddelijke wijsheid en tot de uiterste eeuwigheid door te dringen, opdat hij zou begrijpen wat voor Gods rechterstoel voor hem besloten is. Want dan stort hij zich neer in de diepte van een onmetelijke draaikolk om verzwolgen te worden" (Inst. III, 24, 4). Voor Calvijn is er een andere weg: men moet beginnen bij Gods roeping, en men moet daarbij ook eindigen: "Want door de roeping wil God ons als door een merkteken bevestigen wat men van Zijn Raad mag weten". Alleen maar bij Christus komen wij tot de zekerheid van Gods eeuwige liefde.

Verkiezing en prediking

Een bijzondere bespreking wijdt Calvijn aan de samenhang tussen prediking en verkiezing. Het lijkt voor sommigen in strijd met elkaar: God verkiest in Zijn genade niet alle mensen. Want sommigen aanvaarden de prediking en anderen moeten er niets van hebben. Calvijn kent de problematiek. De eeuwen door heeft men dit als een problematiek ervaren en heeft men naar een oplossing gezocht: de belofte mag niet aan iedereen gepredikt worden, maar slechts aan hen die bij zichzelf de tekenen van de verkiezing kunnen waarnemen. Men maakt ook hier en daar onderscheid tussen het aanbod van genade en de prediking van de belofte. Men probeert, naar het ons voorkomt, op die manier een zekering in te brengen waardoor men in staat is op de een of andere manier prediking en verkiezing met elkaar te verbinden. Calvijn heeft met deze problematiek ook te maken gehad en zich erop bezonnen. Bijvoorbeeld in de verwijten die Pighius hem maakte, namelijk dat de belijdenis van de verkiezing afbreuk zou doen aan de ruime prediking van de genade van God. Ook Melanchthon opperde dit bezwaar, hoewel hij overtuigd was van de prioriteit van Gods genade. Calvijn antwoordt op dit bezwaar: "Sommigen werpen ons tegen, dat God met Zichzelf in tegenstrijd zou zijn, wanneer Hij in het algemeen alle mensen tot Zich nodigt, maar slechts weinige uitverkorenen tot Zich toelaat". De universele uitnodiging die tot allen uitgaat klopt niet met de allerbijzonderste genade van de uitverkiezing. " Op deze manier neemt de algemeenheid van de beloften het onderscheid van de bijzondere genade volgens hen weg" (Inst. III, 22, 10). Calvijn geeft hier het standpunt weer van enkele gematigde mensen die er niet op uit zijn om de waarheid onder druk te zetten, maar om van een aantal netelige kwesties af te komen, en ook om de nieuwsgierigheid van velen te beteugelen. Hij bedoelde zonder twijfel zijn vriend Melanchthon. En hij vindt dat dit getuigt van een loffelijke wil. Toch is dit allerminst aan te bevelen, zo meent hij. Een aarzeling is nimmer te verontschuldigen!

Inderdaad was Calvijn volledig overtuigd van de waarheid van de predestinatie. Heeft hij daarom een minder ruim Evangelie gepredikt? Calvijn zegt in dit verband dat hij de kwestie eerder aan de orde heeft gesteld, hoe de Schrift die twee met elkaar in overeenstemming weet te brengen, dat door de uiterlijke prediking allen tot geloof en bekering worden geroepen en dat niettemin de geest van bekering en geloof toch niet aan allen wordt geschonken. dit betekent niet dat de prediking ook maar enig voorbehoud zou maken, of dat ook maar in enig opzicht de belofte van het Evangelie minder ruim of ook minder krachtig zou zijn. Het feit is echter dat God in Zijn grote genade de effectiviteit van de prediking Zelf naar Zijn eeuwig voornemen bewerkt. En wanneer er mensen tot geloof komen, is dit een vrucht van Gods eeuwige liefde, die in het Evangelie ons wordt verkondigd. Wij dienen te beginnen met de roeping tot en door het Evangelie. Dat in 1618/1619 de Dordtse Leerregels ook de nadruk leggen op de prediking van de belofte als het middel waardoor Gods genade zich verwerkelijkt in het leven van de zondaar, is geheel in overeenstemming met de troostvolle leer die Calvijn heeft geboden in zijn Institutie.

Reformatorische eenheid

Zij stemt ook overeen met de prediking van de Reformatie in het algemeen. Men kan haar een Augustinus-reveil noemen. Vrijwel alle refor matoren hebben zich eensgeestes geweten met de grote kerkvader van het Westen. En we kunnen ook spreken van een herleving van de machtige boodschap die door de grote heidenapostel werd verkondigd. Geen mense lijke wijsheid, geen menselijke gerechtigheid, maar Goddelijke verkiezing was het die het zwakke, het onedele en het verachte verkoos om een toonbeeld te zijn van Zijn genade. Luther bracht, zij het in een andere vorm, precies dezelfde boodschap. Hij deed het tegenover Erasmus in bewoordingen die wat feller zijn dan die van Calvijn. Zwingli heeft op zijn eigen manier hetzelfde Evangelie verkondigd. Bucer en alle andere gerefor meerde reformatoren hebben de belijdenis van Gods verkiezende genade met kracht verdedigd. En zo is van meet af aan de boodschap van het Evangelie gedragen door de vaste overtuiging dat genade overwint.

Toch zullen we niet zeggen dat deze grote reformatoren de verkiezing gepredikt hebben. Calvijn deed dit ook niet. Zij hebben haar beleden. Zij hebben Christus gepredikt. Zij heb ben de Schriften geopend, en niets anders. Zij hebben het gedaan in de zekerheid dat het God behaagt om door de dwaasheid der prediking hen zalig te maken die geloven. De Reformatie was een machtige preekbeweging. Dat zij vruchten droeg is zeker. Dat zij die vruchten droeg op grond van Gods eeuwige verkiezende genade, is even zeker. Vandaar dat tot op vandaag en in de toekomst deze belijdenis zal stimuleren tot een onbe vangen prediking van het Evangelie aan alle creaturen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

In de Rechte Straat | 16 Pagina's

De Institutie van Calvijn (18)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

In de Rechte Straat | 16 Pagina's