Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 13
Van de voorzienigheid Gods en regering aller dingen

Wij geloven dat die goede God, nadat Hij alle dingen geschapen had, deze niet heeft laten varen, noch aan het geval of de fortuin overgegeven, maar ze naar Zijn heiligen wil alzo stiert en regeert, dat in deze wereld niets geschiedt zonder Zijn ordinantie; hoewel nochtans God noch auteur is, noch schuld heeft van de zonde die er geschiedt. Want Zijn macht en goedheid is zo groot en onbegrijpelijk, dat Hij zeer wel en rechtvaardiglijk Zijn werk beschikt en doet, ook wanneer de duivelen en goddelozen onrechtvaardiglijk handelen. En aangaande hetgeen Hij doet boven het begrip des menselijken verstands, datzelve willen wij niet curieuslijk onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan; maar wij aanbidden met alle ootmoedigheid en eerbied de rechtvaardige oordelen Gods, die ons verborgen zijn; ons tevreden houdende dat wij leerjongeren van Christus zijn, om alleen te leren hetgeen Hij ons aanwijst in Zijn Woord, zonder deze palen te overtreden. Deze lering geeft ons een onuitsprekelijke troost, als wij door haar geleerd worden dat ons niets bij geval overkomen kan, maar door de beschikking van onze goedertieren hemelsen Vader, Die voor ons waakt met een Vaderlijke zorg, houdende alle schepselen onder Zijn heerschappij, alzo dat niet één haar van ons hoofd (want die zijn alle geteld), ook niet één musje op de aarde vallen kan zonder den wil onzes Vaders. Waarop wij ons verlaten, wetende, dat Hij de duivelen in den toom houdt en al onze vijanden, die ons, zonder Zijn toelating en wil, niet schaden kunnen. En hierin verwerpen, wij de verdoemelijke dwaling der Epicureeën, dewelke zeggen dat Zich God nergens mede bemoeit en alle dingen bij geval laat geschieden.

Gods voorzienigheid in de schepping
De Geloofsbelijdenis leert ons, dat God alles geschapen heeft naar Zijn wil. En deze wil Gods staat zo ver van ons af, dat we die nooit zullen kunnen doorgronden. De HEERE heeft naar Zijn heilige wil de dieren geschapen zoals ze zijn met een bepaalde geaardheid, en zo ook de mensen geformeerd. Al het geschapene is van de Schepper afhankelijk. Dat mag de troost en de rust zijn voor Gods Kerk. Dat wil niet zeggen, dat we dan altijd het ‘waarom’ en het ‘waartoe’ verstaan. Want de geopenbaarde dingen zijn voor ons en de verborgen zaken zijn Godes. Wat we vanuit Gods Woord wel weten, is dat de HEERE alle dingen regeert en onderhoudt naar Zijn eeuwige raad. Dat wil zeggen, dat God in zijn Goddelijke Raad heeft vastgesteld, waar het met Zijn schepping op aan gaat en dat naar Zijn wijze voorzienigheid. Daarin zijn wij mensen niet als een stok en een blok, of als robots, die voorgeprogrammeerd zijn en nu dat programma automatisch MOETEN afdraaien. Evenmin moeten we dit zo verstaan, dat God daarin moet uitvoeren wat er vaststaat en dat Hij daardoor een ‘werktuig’ is geworden van Zijn eigen raadsbesluiten. Er is geen reden om te denken dat in dezen alles abstract en onpersoonlijk is, waarom men gaat spreken over dé Voorzienigheid. Met die gedachte loopt de mens vast, als er gesproken wordt: ‘en het berouwde God’ (waarom Hij bijvoorbeeld Ninevé niet omkeerde). Dan zou de mens struikelen over vragen als: Het staat toch van eeuwigheid vast en hoe kan het dan zijn dat God het niet doet? De voorzienigheid Gods is niet abstract, maar behoort tot één van de eigenschappen van het Goddelijk Wezen. God weet, dat er berouw kan zijn bij de mens (is dat niet Gods eigen werk?), waarop Hij de vloek in de zegen verandert. En daarom is het niet: ‘Alles is al besloten, wat kan een mens daarin veranderen’, maar is het ‘God de Vader heeft alles besloten naar Zijn heilige wil en God de Vader onderhoudt daarom en regeert daarom Zijn eigen schepping naar Zijn voorzienigheid.’ En dan mag de Kerk zo leven vanuit hetgeen uit des Vaders hand tot haar komt. En het geloof mag in alles, zowel de kleine als de grote dingen, de hand van God de Vader zien. Niet alleen in de grote wonderen, maar ook in het dagelijks brood.

Gods voorzienigheid in de natuur
Als God zo regeert en bestuurt zoals hierboven staat, heeft God dan overal Zijn hand in? Komt dan elke regenbui en elke onweersbui vanuit Zijn hand tot ons? Wij kunnen toch wetenschappelijk verklaren hoe regen en stormwinden ontstaan? En onweer en regenbogen? In de schepping gaf God de maan tot licht des nachts en de zon tot licht des daags. God heeft de jaargetijden geschapen naar een vaste wetmatigheid. En zolang God daarin niet ingrijpt, heeft de natuur volgens die wetmatigheid verder te gaan, maar anderzijds als Gods hand het niet vasthield, dan zou alles ophouden. Dan zouden er geen zon en maan meer zijn, dan zou de chaos compleet zijn. En daarom hebben we elke keer weer Gods stem te horen als Hij die laat horen in het onweer, maar ook in regen en storm. Al laat God die tot ons komen in Zijn wetmatigheid, dan blijft het wel Gods spreken en handelen. ‘t ls God Die spreekt; Hij dondert uit den hoge, en jaagt den schrik Zijn haat’ren in ’t gezicht (Psalm 2).

Daarnaast kan God ook de natuurelementen gebruiken tot waarschuwing of tot oordeel en daarvoor de wetmatigheid doorbreken. Denk maar aan de plagen over Egypte, aan de droogte ten tijde van Achab, aan de aardbevingen op Golgotha. God de HEERE regeert, beeft gij volken, eert, eert Zijn hoog bestel. Want als we klein worden onder de geschapen natuurelementen, zouden we dan niet totaal klein en afhankelijk worden van Hem, Die dit alles geschapen heeft? Wat is het dan een goddeloze hoogmoed als de mens meent dat hij alle macht heeft. Hoe groot is die zonde, dat we onszelf boven de Schepper en Onderhouder van hemel en aarde zijn gaan verheffen.

Gods voorzienigheid in het geloof
Maar nu mag het geloof leven vanuit die wetenschap, dat alles uit Gods hand met een Vaderlijke zorg voortkomt, zowel het goede als het kwade. Ja, dat laatste ook. Maar omdat het uit Vaders hand komt, is het voor Zijn kinderen geen kwaad meer, want dan zijn ze in tegenspoed geduldig, omdat de HEERE niet met hen doet naar hun zonden; dat de HEERE dit nu ook wil gebruiken om hen stil te zetten en in afhankelijkheid op Hem te doen zien en dat ook daarin de schuld gezocht wordt in henzelf, dat velerlei leed en kruis hen vanwege de zonde overkomt. Dat we in voorspoed Gode dankbaar zouden zijn, wil zeggen, dat we nooit genoeg van de HEERE hebben en daarom een biddend leven zullen kennen. Dan leert voorspoed mij verstaan, dat het nog maar slechts ten dele in dit leven is, en gaat het hart vanuit Gods liefde uitzien naar de volmaaktheid die er in de Heere alleen ligt.

Gods voorzienigheid ook over het kwade?
Hierboven zeiden we al, dat zowel het goede als het kwade uit Gods hand tot ons komt. Hiermee kan de vraag naar boven zijn gekomen: ‘Is God dan de Auteur van het kwade?’ De Bijbel leert ons dat God het kwade haat. Het is een gruwel in Zijn ogen. Maar als de HEERE het kwade niet in Zijn handen zou houden, dan zou de duivel, de auteur van het kwade, zijn spel met ons mensen kunnen spelen. Dat God ook regeert over het kwade, wil zeggen dat alleen het kwaad over ons kan komen, zover God het toelaat. Denkt u maar aan Job. De duivel kon ver gaan, maar hij kon niet alles. Hij kon met Job slechts zo ver gaan als God hem had toegelaten. En zo is het kwade niet naar Gods wil, maar wel onder Gods toelating. Daarbij hebben we wel te bedenken, dat de mens zelf verantwoordelijk is en blijft voor het kwaad dat hij doet. Als er staat, dat de HEERE het hart van farao verzwaarde, dan wil dat dus niet zeggen, dat farao niet verantwoordelijk is geweest voor zijn daden. Als ik het kwade doe, blijf ik ervoor verantwoordelijk. Als de HEERE Judas gebruikt om Christus te verraden, dan kan Judas niet zeggen: ‘Maar ik wilde niet.’ Hij belijdt het later zelf: ‘Ik heb verraden onschuldig bloed.’ Wat een troost mag het zijn voor het geloof, dat de duivel niet verder kan gaan, dat mijn hart niet verder kan gaan, dan God toelaat. Wat een troost dat de satan, die rondgaat als een briesende leeuw en veel macht ontvangen heeft, toch niet almachtig is. Maar God de HEERE regeert en Hij alleen is almachtig, en die almacht zal blijken. Er staat in Openbaring 1: ‘En al deze dingen moeten geschieden.’ Dan moeten de groten der aarde en dan moet zelfs de afgoderij nog meewerken ten goede, omdat God het laat heengaan naar de volkomen zaligheid van Zijn volk. Waarbij Gods Kerk mag weten, dat zij niet leeft bij de gratie van de wereld, maar bij de gratie van haar Koning. En dat de wereld daarom bij de gratie van Gods Kerk er nog mag zijn. Want als de volheid der Kerk er zal zijn, dan zal de wereld met haar afgoderij voor eeuwig buiten geworpen worden. Dat is Vaders voorzienigheid, waarbij Hij Zijn eigen werk niet uit handen geeft. En zo kan Gods Kerk ook de toekomst vertrouwend tegemoet zien, want de HEERE, Die het eerste Woord heeft, zal ook het laatste Woord hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 2005

Kerkblad | 12 Pagina's