Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan Thyatire

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan Thyatire

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openbaring 2:18-29

Smeltkroes van goed en kwaad
Binnen het bestek van deze bijbelstudie is het voldoende te zeggen dat de gemeente ook in Thyatire aan veel verleidingen bloot stond, met name in het maatschappelijk leven. Thyatire kende vakverenigingen met afgodische feesten. Niet zelden kwam je dus voor de keuze te staan: of meedoen met afgoderij of broodverlies. In de gemeente was veel aan de hand. Daarom openbaart Christus Zich als de Zoon van God, Die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs en Zijn voeten gelijk blinkend koper, vers 18. Christus openbaart Zich in Zijn hoogheid en macht. Zijn ogen zien alles en Zijn voeten laten Zijn standvastigheid en onoverwinnelijke sterkte zien. Het duidt op Christus’ oordeel en heiligheid, omdat de gemeente vol is van goddeloosheid. Toch begint Christus in Zijn liefde te wijzen op het goede dat in de gemeente aanwezig is, vers 19. Hij kent haar werken, namelijk haar liefde die geworteld is in het geloof en haar brengt tot dienst (diaconie) en volharding onder moeilijke omstandigheden. Er is zelfs sprake van enige vooruitgang hierin, zodat haar laatste werken meer zijn dan de eerste. Het is opvallend dat Christus in Efeze en Thyatire meer goede werken noemt dan in Smyrna en Filadelfia, waar geen enkel verwijt klinkt.

Geestelijke en lichamelijk hoererij
Christus’ liefde voor de gemeente is zo groot, dat Hij haar eerst prijst en daarna zegt dat Hij weinige dingen tegen haar heeft, vers 20. Deze weinige dingen echter zijn uiterst goddeloos. Daar is de vrouw Jezabel, ongetwijfeld genoemd naar Achabs vrouw. Jezabel was een leider binnen de Nicolaïeten en nam een prominente plaats in in Thyatire. Zij deed zich voor als profetes en lerares. Zij verleidde Christus’ dienstknechten tot hoererij en het eten van afgodenoffer, twee zaken die we al eerder tegenkwamen in Efeze en Pérgamus. Met Christus’ dienstknechten worden waarschijnlijk in het algemeen de gelovigen bedoeld. Zo was er in de gemeente ruimte voor hoererij, in geestelijke zin omdat alle afgoderij geestelijk overspel is en in lichamelijke zin omdat Jezabel letterlijk met gemeenteleden het bed deelde, vers 22. In plaats van het toepassen van tucht heerst er slapheid en nalatigheid in het optreden tegen deze vrouw. Men laat haar leren, vers 20. Men laat Jezabel maar begaan.

Een bijzonder oordeel
Christus’ oordeel over Jezabel is onafwendbaar. Zij heeft de tijd die zij kreeg om zich te bekeren niet benut. Zij volhardt in onbekeerlijkheid, vers 21. Daarom zal Christus haar te bed werpen, vers 22. Het bed van overspel wordt voor haar een bed van ziekte en moeite. Dat dit bijzondere opmerkzaamheid verdient, blijkt uit het woordje ‘zie’. Het bijzondere karakter van dit oordeel blijkt ook uit vers 23, waar we lezen dat haar kinderen op aangrijpende wijze zullen sterven. Ze zullen niet op een natuurlijke wijze sterven, maar Christus zal hen ‘door den dood ombrengen’.

Hier wijst Christus op de kinderen van Achab en Izebel die allen door het zwaard werden omgebracht. Maar hoewel voor Jezabel dit oordeel onvermijdelijk is, is het nog afwendbaar voor hen die met haar overspel bedrijven. Ze worden alleen door Christus’ oordeel getroffen ‘zo zij zich niet bekeren van hun werken’. Ze krijgen nog genadetijd. Ondertussen wordt duidelijk dat voor Christus’ ogen niets verborgen is. Hij onderzoekt nieren en harten, vers 23. Hij beproeft het innerlijk van ieder mens en zal vergelden naar zijn werken. Alle gemeenten zullen dit weten. Christus’ standvastigheid en onoverwinnelijke sterkte zal in de heiligheid van Zijn oordeel over Jezabel en haar kinderen door al de gemeenten gekend worden.

Mijn last is licht
Christus zegt het oordeel aan. Maar zij ‘die deze leer niet hebben’ worden bemoedigd, vers 24. Het gaat hier niet om zondaren die zich bekeren, maar om hen die in het geheel niet in de zonde van Jezabel zijn gevallen. Zij zijn geheel vrij van Jezabel. Zij hebben de ‘diepten des satans niet gekend’. Dit was een zegswijze die onder de Nicolaïeten bekend was. Men leerde dat je de macht van de satan moest overwinnen door haar in haar eigen diepten op te zoeken. Je moest je dus aan allerlei zonden overgeven. Innerlijk stond je immers boven de ongerechtigheid. Hier komt een gnostisch dualisme aan het licht: de ziel is het wezen van de mens en van goddelijke oorsprong, het lichaam is slechts een gevangenis. Maar Christus zegt dat Hij de Zijnen geen andere last oplegt. Daarmee kan straf en verzoeking bedoeld zijn, zoals dit door de profeten een last wordt genoemd. Ik denk meer aan de genoemde last in Hand. 15:20 en 29, waar gesproken wordt over de onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is en van hoererij. Christus’ juk is zacht en Zijn last is licht.

De blinkende Morgenster
Christus spoort de gemeente aan te houden wat zij heeft, totdat Hij zal komen, vers 25. Ze moet het zuivere Evangelie vasthouden, de geboden en leringen van Christus. In vers 26 tot en met 28 volgt dan eerst de belofte voor wie overwint en daarna in vers 29 de vermaning om te horen wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Christus noemt in vers 26 het bewaren van Zijn werken tot het einde toe in tegenstelling tot de goddeloze werken van Jezabel in vers 22. Hij stelt Zijn eigen werken tijdens Zijn omwandeling op aarde ten voorbeeld. Wie Christus’ werken in waarheid en tot het einde toe bewaart, ontvangt macht over de heidenen, vers 26 en 27. Christus’ gelovigen krijgen de bevoegdheid om te regeren over hen die het Evangelie verwerpen. Zij delen met Christus de troon. Hierin klinkt Psalm 2 door. Christus heeft de volle koninklijke macht daartoe ontvangen van Zijn Vader, zie ook Openb. 12:5 en 19:15. Verder luidt de belofte dat de Zijnen de morgenster zullen ontvangen. Christus is Zelf de blinkende Morgenster, Openb. 22:16. Zoals de morgenster de voorbode is van de nieuwe dag, gaat Christus op in de harten van de gelovigen als het begin van de eeuwige dag. Op aarde kennen zij Christus ten dele, maar op de jongste dag wandelen zij in Zijn volkomen licht.

Gespreksvragen
1. In Thyatire kwam je niet zelden voor de keuze te staan: of meedoen met afgoderij of broodverlies. Voor welke dilemma’s kunnen christenen in onze samenleving komen te staan? Welke vormen van afgoderij kent ons maatschappelijk leven? Hoe ga je daar als christen mee om?
2. Jezabel werd getroffen door een bijzonder oordeel dat haar zonde openbaar maakte. Kunnen wij in onze tijd dergelijke bijzondere oordelen aanwijzen?
3. Het gnostisch dualisme onderwaardeerde het lichaam ten opzichte van de ziel. Hoe spreekt de Schrift over lichaam en ziel?
4. De Nicolaïeten leerden dat het goed was de diepten des satans te kennen. De Schrift zegt: ‘Beproeft alle dingen; behoudt het goede’, 1 Thes. 5:21. Wat is het verschil? Wat bedoelt de Bijbel met deze aansporing? Op welke manier kunnen wij de geesten beproeven of zij uit God zijn?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Aan Thyatire

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 2005

Kerkblad | 12 Pagina's