Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Artikel 22

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van onze rechtvaardigmaking door het geloof in Jezus Christus
Wij geloven, dat, om ware kennis van deze grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt. Want het moet noodzakelijk volgen, óf, dat niet al wat tot onze zaligheid van node is, in Jezus Christus is; óf zo het alles in Hem is, dat degene die Jezus Christus door het geloof bezit, zijn gehele zaligheid heeft. Nu, dat men zeggen zou, dat Christus niet genoegzaam is, maar dat er nog naast Hem iets meer toe behoeft, zou een al te ongeschikte godslastering zijn; want daaruit zou volgen dat Christus maar een halve Zaligmaker zou zijn. Daarom zeggen wij terecht met Paulus (Rom. 3:28): ‘dat wij door het geloof alleen’ of ‘door het geloof zonder de werken gerechtvaardigd worden’. Doch wij verstaan niet, dat het, om eigenlijk te spreken, het geloof zelf is dat ons rechtvaardigt; want het is maar een instrument, waarmee wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus, ons toerekenende al Zijn verdiensten en zo veel heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft voldaan, is onze rechtvaardigheid; en het geloof is een instrument, dat ons met Hem in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt; dewelke, de onze geworden zijnde, ons meer dan genoegzaam zijn tot onze vrijspraak van onze zonden.

Dit is het artikel waarmee, naar het woord van Luther, de kerk staat of valt. Het gaat om de ziel van het christendom, de bron van alle ware troost en heiligmaking. Waar dit stuk is het heerlijkste teken van Gods vrije genade in Christus, spreekt het het vonnis uit over alle (vormen van) eigengerechtigheid. Juist daarom heeft op dit punt de duivel zijn pijlen klaarliggen. En hij heeft ze niet alleen klaarliggen, hij schiet ze ook af. Hier ging het mis in de gemeente(n) van Galatië, terwijl Paulus nog maar nauwelijks zijn hielen had gelicht. Luther heeft voorvoeld dat deze leer na zijn dood vergiftigd zou worden. Daarom is het wel van belang dat we dit kardinale verstaan. Guido de Brès is in dit artikel een voortreffelijke gids, als hij ook hier de Schrift naspreekt.

Waar geloof

Hij wijst erop dat het gaat om kennis van het werk van Christus, van Zijn voldoening, van Zijn offer. Dat Hij Zich in onze naam voor de Vader gesteld heeft om Zijn toorn te stillen. Dat werk is de grote verborgenheid. Maar die kennis is te verkrijgen. Niet twijfelachtig, niet vaag, maar vaste, zekere en wáre kennis. Kennis die door niemand minder dan door de Heilige Geest wordt geleerd, gewerkt en onderhouden. Die ware kennis ontvangen we doordat de Heilige Geest een oprecht geloof in onze harten ontsteekt. Het is het geloof dat de zondaar met Christus verbindt. Het gaat om de ware kennis en die wordt verkregen door het ware geloof. De schijn moet nadrukkelijk van het wezen worden onderscheiden. Omdat de schijn altijd bedriegt. Het geloof, als werk, als gave van de Heilige Geest, is de sleutel tot de verborgenheid van het Evangelie. De Geest is het, Die onweerstaanbaar naar Christus heendringt, het uit Hem neemt, Hem verheerlijkt. Geen hart zo gesloten, geen hart zo onbuigzaam, geen hart zo versteend en geen hart zo vijandig of de Heilige Geest is in staat en bij machte zulk een hart open te breken, in zulk een hart geloof te ontsteken. Zodat er kennis komt en de leer van de verzoening wordt verstaan. Het is niet maar een kennis hebben ván Gods heilgeheim, maar een kennis hebben áán. Een kennis dus die met liefde en vertrouwen gepaard gaat. De ware kennis ontsteekt een vuur.

De volkomen Zaligmaker

Het geloof wat de Heilige Geest ontsteekt in onze harten, zegt dit artikel, omhelst Christus en al Zijn verdiensten. Dat geloof vlucht naar Christus toe en klemt zich aan Hem vast. Het ware geloof omhelst blij en met uitgestrekte armen de Zoon van God, zegt Luther, en hij vervolgt dan: ‘Hij is mijn Beminde en ik ben het voor Hem.’ Dat geloof doet dus wat het moet doen. Het aanvaardt Christus, het neemt Christus aan, het neemt Zijn genade aan. Christus als de volkomen Zaligmaker. Als in het hart van de zondaar het ware geloof is ontstoken, door de Heilige Geest, ziet hij in Christus alles wat hijzelf mist en toch niet missen kan. De zondaar, ontdekt aan zijn diepste nood, vlucht door dat geloof tot Jezus.

Met grote nadruk wordt hier gesteld dat wie Jezus Christus door het geloof bezit, de hele zaligheid heeft. Als Hij niet genoeg zou zijn, als er buiten Hem of naast Hem nog iets meer nodig is, is dat niet anders dan een gruwelijke godslastering. Laat ons dat dan ook gezegd zijn! Hier staat wat de Heere Jezus voor ons is en ook zijn moet, willen we vergeving, gerechtigheid en leven ontvangen. Het gaat dan wel op het scherp van de snede: het is alles of niets. Geen én – én, maar óf – óf! Of wij hebben Jezus nodig voor dit of voor dit, als de oplossing voor onze problemen, om ons dan zelf door deze wereld en door dit leven te slaan óf we hebben aan Jezus genoeg voor de tijd en de eeuwigheid. We zouden breed uit kunnen meten, hoezeer er altijd weer gedacht en gepraktiseerd is – tot op vandaag – dat er wat toegevoegd moet worden aan het offer van Christus. Het valt onder het oordeel van de Schrift: eigengerechtigheid oprichten. Het is de spits van dit artikel dat het geloof alles in Christus vindt en niets anders meer buiten Hem zoekt. Scherp keert de belijdenis zich tegen de aanranding van Christus, tegen de miskenning van de genoegzaamheid van Zijn offer aan het kruis.

Het is de vraag dan aan u die dit leest of Christus voor u de volkomen Zaligmaker is. De Zaligmaker Die u veroordeelt; Die zegt dat er niets van u in aanmerking komt, maar dat Hij helemaal zalig maakt. We ontvangen de vrijspraak van de verdiende straf door het geloof alleen. U hebt wel erg in de protestantse adders die er onder het gras zitten? Dat bijvoorbeeld de overtuiging van zonde de grond voor de vergeving zou zijn. Maar hoezeer schuld en schuldbesef noodzakelijk zijn, ze zijn niet de grond voor de vergeving. De overtuiging van zonde, gepaard met boetvaardigheid en berouw doen niets van onze schuld af en doen niets aan het offer van Christus toe. Waken wij ervoor dat wij de grond niet verleggen van het offer van Christus naar iets in of van de mens. Dat is een dolkstoot in het hart van het Evangelie. Het helpt u dan ook niets als u ook maar iets, al is het een nagelschrapsel, aan uw redding zou moeten toedoen. ‘Niet de offers die ik breng, niet de tranen die ik pleng, schoon ik ganse nachten ween, kunnen redden, Gij alleen!’

Instrument

Wat is het dan van groot belang, dat ware geloof in Christus. Maar let er op dat ook het geloof niet iets verdienstelijks heeft. Dat het geloof nu een werk zou worden. Zodat alles zou aankomen op de waardigheid en volkomenheid van het geloof. Het is niet het geloof zélf dat de zondaar rechtvaardigt, vrijspreekt en zalig maakt. Christus is de Zaligmaker. Zijn verdiensten worden ons toegerekend. Hij is de Heere onze gerechtigheid. De zondaar wordt gerechtvaardigd niet óm het geloof, maar dóór het geloof. Het geloof zelf rechtvaardigt niets en niemand. Het is, zegt ons artikel, máár een instrument. Het geloof is slechts een lege hand, die zichzelf niet kan vullen. Calvijn heeft wel het beeld gebruikt van een aarden pot, waarin vroeger goud- of zilverstukken werden bewaard. De uitdrukking ‘geld oppotten’ herinnert daar nog aan. Maar u begrijpt, niet de waarde van de pot is dan waardevol en maakt rijk, maar de inhoud van die pot. Zo maakt ons geloof ons niet zalig, maar Christus als de inhoud van het geloof. En wat is het een gelukkige zaak dat het geloof zélf niet meetelt bij de vrijspraak voor God. Het is zo vaak doods en ingezonken. Het zou er buitengewoon hachelijk voorstaan als de vrijspraak stond of viel met de kracht van het o zo wankele geloof. We zouden zijn als een schip waarvan het anker in het ruim was gevallen. Dat anker moet buiten het schip vastheid vinden. Het geloof neemt Gods kind om zo te zeggen mee naar Christus en omhelst Hem. En het zegt: ‘Rots der eeuwen, in Uw schoot, berg mijn ziele voor de dood!’

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 2005

Kerkblad | 12 Pagina's