Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Artikel 23

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat onze rechtvaardigmaking bestaat in de vergeving van de zonden en toerekening van de gehoorzaamheid van Christus
Wij geloven, dat onze gelukzaligheid gelegen is in de vergeving van onze zonden om Jezus Christus’ wil, en dat daarin onze rechtvaardigheid voor God begrepen is; gelijk David en Paulus ons leren, verklarende ‘de gelukzaligheid des mensen te zijn, dat God hem de rechtvaardigheid zonder de werken toerekent’ (Rom. 4:6-8). En dezelfde apostel zegt ‘dat wij om niet of uit genade gerechtvaardigd zijn, door de verlossing, die in Jezus Christus is’ (Rom. 3:24). En daarom houden wij dit fundament altijd vast, God al de eer gevende, ons vernederende en bekennende zodanigen als wij zijn, zonder iets van onszelf of van onze verdiensten te vermeten, steunende en rustende op de gehoorzaamheid van de gekruisigde Christus alleen, Dewelke onze is, wanneer wij in Hem geloven. Die is genoegzaam, om al onze ongerechtigheden te bedekken en ons vrijmoedigheid te geven, de consciëntie vrij makende van vrees, verbaasdheid en verschrikking om tot God te gaan, zonder te doen zoals onze eerste vader Adam, die al bevende zich met vijgebladeren wilde bedekken. En voorwaar, indien wij voor God verschijnen moesten, steunende op onszelf of op enige andere schepselen, hoe weinig het ook maar zou zijn, wij moesten (helaas) verslonden worden. En daarom moet een ieder zeggen met David: ‘Heere, ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn’ (Ps. 143:2).

In dit artikel wordt beleden dat de redding van een zondaar ligt in de kwijtschelding van de schuld. Daarin is onze rechtvaardiging voor God begrepen. Kardinale zaken die door David in het Oude en door Paulus in het Nieuwe Testament worden geleerd. Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven, die van de straf voor eeuwig is ontheven! En deze vergeving van de zonden is er enkel en alleen omwille van de verdienste van Christus. Het cirkelt altijd weer en alleen om het volkomen offer en de volmaakte gehoorzaamheid van Christus. In Christus rechtvaardig voor God. Het is immers de vraag hoe een mens het voor God zal maken als hij zich moet verantwoorden voor Zijn rechterstoel. Het gaat niet om het oordeel van de mens over zichzelf, of van de ene mens over de andere mens, maar om het oordeel van God.

Geen (eigen)gerechtigheid
De Bijbel laat er geen enkele onduidelijkheid over bestaan dat wij mensen in onszelf en van onszelf geen gerechtigheid voor God hebben. Integendeel, Gods Woord veroordeelt ons, wij kunnen voor God niet bestaan. Dat we ons van nature bevinden onder de toorn en de vloek, is onze schrikbarende nood. Daarom is het de levensvraag hoe een mens voor God kan bestaan, tot God kan naderen.
Dan moet er een volkomen gerechtigheid zijn, dat wil zeggen dat heel ons leven moet voldoen aan de eisen die God in Zijn heilige wet stelt. En van die eisen doet God niets af. Hoe klinkt het ons tegen van het heilig blad: ‘Vervloekt is een ieder die niet blijft in al hetgeen geschreven staat in het boek der wet om dat te doen.’ Het is dan ook de rijkdom van het Evangelie, in dit artikel samengevat, dat er tot twee keer toe staat: alleen om Christus’ wil. Er is geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn. De zondaar ontvangt vergeving om Christus’ wil. Zijn offer is zo groot en Zijn gehoorzaamheid zo volkomen, dat heel Gods kerk daardoor wordt gered en behouden.
Hier kunnen dan ook allen die zichzelf rechtvaardig verklaren en praten inrukken. We moeten ook op het protestantse erf waken voor een roomse adder onder het gras. Dat we er op een bepaalde manier werk van maken om het met God in orde te krijgen. Dat God ons geen vrijspraak zou geven door onze ongerechtigheid te bedekken met de gerechtigheid van Christus, maar pas nadat wijzelf iets aan onze zonden hebben gedaan door onze goede werken. We moeten dan vooraf het tegenover God eerlijk menen, eerlijk zeggen en eerlijk doen. Daarom is vereist dat we oprecht berouw hebben van onze zonden, dat we onze zonden nauwkeurig opbiechten en dat we de passende straf willen dragen. Alleen wie aan deze verplichtingen heeft voldaan en de straffen heeft gedragen tot in het vagevuur toe, zal vrijgesproken worden. Het mag duidelijk zijn dat hiermee de vrijspraak van God rust op menselijke gerechtigheid. En dat wijzen we ten stelligste af. Gód is het Die rechtvaardig verklaart en Hij doet het op grond van het offer van Christus.

Christus alleen
Maar de vraag is of wij van roomse smetten vrij zijn. Wij kunnen ook tot systeemdwang vervallen en allerlei voorwaarden inbouwen die gevaarlijk dicht in de buurt van de roomse werkheiligheid komen. De eer van God en de zaligheid van de zondaar zijn in het geding.
Wil dat dan zeggen dat we geen berouw hoeven te hebben over onze zonden, dat we onze schuld niet hebben te belijden? Ons artikel weet – op goede gronden - wel beter. Het is niet de vraag of God berouw en schuldbelijdenis en goede werken eist. Maar de beslissende vraag is of deze de basis vormen voor Gods vrijspraak, dat Christus alleen onze gerechtigheid is voor God. Want dat is het fundament waaraan we met kracht en klem moeten vasthouden. Daarin wordt de Heere verheerlijkt. Het gaat toch niet om ons, maar om Hem en de glorie van Zijn Naam.
En als het ons om Zijn Naam is begonnen, verdwijnt die van ons. Dan geven we onszelf de eer niet meer, maar dan zullen we ons vernederen, omdat de Heilige Geest ons laat zien dat er in ons, dat is in ons vlees, geen goed woont. Het is nog altijd waar dat God de nederigen genade geeft. Wij kunnen niets betalen, wij hoeven niets te betalen, omdat Christus alles betaald heeft. In dat licht schrompelt alles wat wij dachten en denken te hebben ineen. Zo vernederen wij ons dan, want het is vermetel, hoogmoedig als wij nog iets van ons willen aandragen in het gericht voor God.
Daarom is het noodzakelijk om door het geloof tot Christus te komen, te schuilen bij Hem, Die de Zaligmaker van zondaren is. Tot Hem te komen met onze zonde en schuld. Daar is de tollenaar die met diep gevoelde wroeging en innerlijk berouw het uitroept: ‘O God, wees mij zondaar genadig.’ De man ging af, gerechtvaardigd, naar zijn huis. Hij schaamde zich diep, maar het offer van Christus bedekte zijn ongehoorzaamheid. Daarom moeten wij door het geloof vluchten tot, steunen en rusten op de gehoorzaamheid van de gekruisigde Christus alleen.

Onbevreesd
En dat geeft ook vrijmoedigheid om tot God te gaan. De tollenaar stond van verre, sloeg de ogen neer. Hij stond daar met vrees en beven. Verschrikt en huiverend, vanwege de torenhoge schuld voor God. Maar gerechtvaardigd kan hij, mag hij toetreden, vrijmoedig en met een vrij geweten, gereinigd door het bloed van Christus. Wat rijk en bevrijdend, dat de vrees voor God wegvalt, zodat een mens onbevreesd, vrij van ontzetting tot God mag naderen. Dat men mag toegaan in kinderlijk vertrouwen en zonder verschrikking. Waar de schuld is vergeven, waar men de vrijspraak heeft ontvangen, daar heeft men niets te vrezen, daar kan en mag men naderen met vertrouwen. Wonderlijk groot, onbevattelijk dat een zondaar die de dood en het oordeel heeft verdiend, omdat het besef levend en levendig is dat onze God een verterend vuur is, niet hoeft te vrezen voor Hem, van Wie men eigenlijk alles te vrezen zou moeten hebben. We hoeven ons bij God dan ook niet groter voor te doen dan we zijn. We hoeven ons ook niet te fatsoeneren en ook niet – als Adam – al bevend met vijgenbladeren proberen te bedekken. Wie in Christus is, hoeft dat niet te doen. De gehoorzaamheid van Christus tot in de dood komt in de plaats van de ongehoorzaamheid van Adam. Als wij dan voor God zouden moeten verschijnen, steunende op onszelf of op anderen, wij zouden verslonden worden. Helaas! De schrik en de huiver trillen door de laatste zinnen van dit artikel heen. Wie zal bestaan voor het gericht van God? Verstaat u David? Hij bidt: ‘Heere, ga niet met Uw knecht in het gericht; want niemand die leeft zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.’ Als u dit verstaat, verstaat u ook hoe diezelfde man zong dat de Heere hem in de ruimte stelde. Zo verheft het rechtvaardig volk zijn blijde klanken en zullen ze God loven, omdat Hij het heeft gedaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 2005

Kerkblad | 12 Pagina's