Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hizkia, man Gods door genade (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hizkia, man Gods door genade (7)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hizkia’s ziekte en gebed (2 Kon. 20:1-3)
In de vorige bijbelstudie lazen wij hoe de Heere Hizkia en zijn volk verloste van de Assyrische belegering. Nadat 185.000 Assyrische mannen in één nacht gedood zijn door de Engel des Heeren, is Sanherib met zijn leger teruggekeerd naar Assyrië, waar hij zelf omgebracht is. Dit betekent echter niet dat er nu een periode van rust aanbreekt in Hizkia’s leven. Op de Assyrische belegering volgt een ernstige, levensbedreigende ziekte.

Krank tot stervens toe
‘In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe’ (vers 1). Plotseling openbaart zich bij Hizkia een ziekte die zijn levensdagen lijkt af te snijden en waarvan hij menselijkerwijs gesproken niet zal kunnen genezen. Wanneer openbaart zich deze ziekte? Wij hoorden eerder dat Hizkia – waarschijnlijk in het jaar 714 voor Christus - op 25-jarige leeftijd koning is geworden en 29 jaren over Jeruzalem heeft geregeerd (2 Kon. 18:2). In 2 Koningen 20:6 lezen we dat Hizkia na zijn ziekte nog vijftien jaren van de Heere heeft ontvangen. Dit betekent dat Hizkia in het veertiende jaar van zijn regering, het jaar 700 voor Christus, op 39-jarige leeftijd, ziek moet zijn geworden. Kort voor zijn ziekte is Jeruzalem door de Heere bevrijd van de Assyrische belegering en leek er juist een periode van rust en vrede aangebroken te zijn. Zal Hizkia deze weg, die de Heere met zijn leven gaat, begrepen hebben? Gods kinderen vinden de ware rust niet op deze aarde. Wat geldt ook hier dat de Heere rechtvaardig is in al Zijn wegen (Ps. 145:17), maar ook dat Zijn weg in het heiligdom is (Ps. 77:14). Het is niet geheel duidelijk aan welke ziekte Hizkia lijdt. In 2 Koningen 20:7 lezen we dat Jesaja spreekt over een zweer. Deze aandoening van de huid zou kunnen duiden op de pest. Omdat ook de 185.000 Assyriërs mogelijk door de pestilentie gestorven zijn, kan de gedachte postvatten dat in het land een epidemie heeft geheerst. Het sterven van de Assyriërs is echter geen gevolg geweest van een besmettelijke epidemie, maar van de slaande hand van de Engel des Heeren (2 Kon. 19:35).

Jesaja’s stervensaankondiging
Niets geschiedt in een mensenleven bij geval. Voor Hizkia’s ziekte geldt dit des te meer, omdat de Heere Zelf hem door de mond van Jesaja bekendmaakt dat hij moet sterven: ‘Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven, en niet leven.’ Letterlijk staat er in het Hebreeuws dat Hizkia stervende is; het leven is bezig uit zijn lichaam te verdwijnen. Hizkia staat voor de poorten van de dood. Terwijl er voor de vromen in tijden van doodsgevaar altijd nog verwachting mag zijn van de Heere, bij Wie uitkomsten zijn tegen de dood (Ps. 68:21), lijkt dit niet voor Hizkia te gelden. Hij krijgt de opdracht om in de tijd die hem op aarde nog rest, voorbereidingen te treffen voor zijn sterven. Het ‘bevel geven aan zijn huis’ betekent dat Hizkia zaken aangaande zijn troonopvolging en testament dient te regelen. Het moet voor Hizkia diep aangrijpend zijn geweest dat er op dat moment geen erfgenaam en troonopvolger voorhanden is, omdat zijn zoon Manasse nog niet geboren is. We lezen namelijk dat, als Hizkia vijftien jaar later werkelijk sterft, Manasse op twaalfjarige leeftijd koning wordt in zijn plaats (2 Kon. 21:1).

De achtergrond van de stervensaankondiging
Menigmaal lezen wij in Gods Woord van een stervensaankondiging waarbij de Heere Zijn toorn openbaart over een bepaalde zonde (Num. 16:1-35; Joz. 7:1-26; 1 Kon. 13:11-34; 2 Kon. 7:1-20; Hand. 5:1-11). Dat geldt niet voor deze geschiedenis. Van Hizkia lazen wij dat hij deed wat recht was in de ogen des Heeren, dat hij op de Heere betrouwde, Hem aankleefde en dat de Heere met hem was (2 Kon. 18:3-7). Deze geschiedenis leert ons echter dat ook een kind des Heeren moet sterven. Daarin is er geen verschil tussen de rechtvaardige en de goddeloze. De apostel Paulus schrijft daarover in Rom. 5:12: ‘Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld gekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.’ Ook Hizkia is een Adamskind, die het gezet is te sterven en voor Gods rechterstoel te verschijnen (Hebr. 9:27). Het grote verschil met een goddeloze is dat de godvrezende Hizkia zijn Rechter kan ontmoeten. In deze geschiedenis lijkt, naar Gods voorzienig bestel, de dag gekomen te zijn dat Hizkia van de aarde wordt weggeroepen. Wat Hizkia echter niet weet, is dat de Heere, naar Zijn heilige raad en wil, hem nog vijftien jaren op de aarde zal geven en dat deze nood hem overkomt, opdat hij het nog meer van de Heere zal verwachten en de Heere meer verheerlijkt zal worden.

Het gebed van Hizkia
Hizkia moet diep verslagen zijn geweest onder Jesaja’s stervensaankondiging. Ook voor Gods kinderen is het sterven een aangrijpende zaak. Zijn aardse tabernakel wordt op 39-jarige leeftijd afgebroken, terwijl zijn taak op aarde nog niet volbracht lijkt te zijn. De vragen in Hizkia’s hart moeten vele zijn geweest. Zal het wankelmoedige volk zonder zijn leiding niet terugkeren naar de dienst van Baäl en Astarte (2 Kon. 18:4)? Wie zal zijn erfgenaam en troonopvolger moeten zijn? Zal de door de Heere gegeven belofte dat Davids koninkrijk tot in eeuwigheid zal zijn (2 Sam. 7:11-16; 1 Kron. 17:11-14; Psalm 132) ooit vervuld kunnen worden daar er geen erfgenaam is? Het allerergst moet het voor Hizkia echter zijn geweest dat, als hij zonder zoon sterft, nooit de beloofde Borg en Zaligmaker uit Davids huis geboren lijkt te kunnen worden (Jes. 7:13-16; Jes. 9:1-6; Jes. 11:1-9). Niet alleen Hizkia’s aardse leven wordt afgesneden. Ook de hoop op de zaligheid lijkt te worden afgesneden. Onder deze omstandigheden welt in zijn hart een gebed op dat hij uitstort voor Gods aangezicht. In dit gebed is Hizkia ‘ongehoorzaam’ aan het bevel des Heeren om zijn huis te bereiden. Hier is echter sprake van een heilige en geheiligde ongehoorzaamheid. Ten diepste is Hizkia’s gebed namelijk een vrucht van de Heilige Geest. Wij lezen in vers 2 dat hij zijn aangezicht omkeert naar de wand en dat hij tot de Heere bidt. Hizkia keert zich van zijn omstanders af en zoekt de afzondering om in stilte te naderen voor het aangezicht des Heeren. Mogelijk heeft hij daarbij zijn gezicht gewend in de richting van de tempel waar de Heere woonde en troonde. In vers 3 lezen wij de woorden van zijn gebed: ‘Och, Heere, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb.’ Hizkia verstaat dat zijn leven onder het doodvonnis ligt en smeekt de Heere, in de hoop dat Deze Zich laat verbidden, zijn levensdagen te verlengen. Hizkia vraagt de Heere te gedenken hoe hij in waarheid en met een volkomen hart voor Gods aangezicht gewandeld heeft. Het in waarheid wandelen duidt op de trouw waarmee Hizkia volhard heeft om Gods geboden te bewaren. Het met een volkomen hart wandelen betekent dat Hizkia in zijn leven de Heere en Zijn eer heeft willen bedoelen. Zijn leven is door genade een wandelen voor het aangezicht des Heeren geweest. Hizkia roemt hierbij niet zichzelf; zijn godsvrucht is immers een gave Gods. Wel smeekt hij de Heere onder tranen hem te sparen, opdat hij nog zal leven tot eer van God.

Bereid uw huis
Voor ons allen geldt dat ons leven vanwege de zonde onder het oordeel van de dood ligt. In heel de Schrift klinkt de roepstem van Godswege: ‘Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven, en niet leven.’ Wat is ons leven anders dan een gestadige dood, een langzaam sterven? Wie de ernst van deze stervensaankondiging door Woord en Geest zal verstaan, leert het aangezicht des Heeren in het gebed te zoeken. Er is geen betere voorbereiding op het sterven dan het gebed; zelfs in het geval het de Heere niet behaagt om ons leven op aarde te verlengen. Wat blijkt het altijd waar te zijn dat, als de Heere slaat, Hij de Zijnen naar Zich toe slaat tot eer van Zijn Naam. Mag dat door genade ook voor u gelden?

Gespreksvragen

1. Waarom is de stervensaankondiging voor Hizkia zo aangrijpend geweest?

2. Hoe blijkt uit deze geschiedenis dat, als de Heere slaat, Hij naar Zichzelf toe slaat? Kent u daarvan ook andere voorbeelden uit de Schrift? En in onze tijd?

3. Hizkia gehoorzaamde niet in letterlijke zin het bevel van de Heere om zijn huis te bereiden, maar wel in geestelijke zin. Kunt u dat uitleggen?

4. Wat betekent het dat Hizkia in waarheid en met een volkomen hart heeft gewandeld voor Gods aangezicht?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Hizkia, man Gods door genade (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 2005

Kerkblad | 12 Pagina's