Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hizkia, man Gods door genade (9)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hizkia, man Gods door genade (9)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hizkia’s hoogmoed (2 Kon. 20:12-19)
In de vorige bijbelstudie hoorden wij dat Hizkia genezen werd van zijn dodelijke kwaal en de Heere vijftien jaren tot zijn dagen toedeed. In de huidige bijbelstudie lezen wij hoe Hizkia na zijn genezing in de zonde van de hoogmoed valt en daardoor ontrouw is aan de Heere.

Beródach Báladans gelukwens en plan
Kort nadat Hizkia van de Heere genezing heeft ontvangen, krijgt hij bezoek van een gezantschap uit Babel (vers 12). Deze gezanten zijn gezonden door Beródach - in Jesaja 39:1 lezen wij zijn naam als Meródach-Báladan, de zoon van Báladan, de koning van Babel, die zijn gezanten met brieven en een geschenk naar Jeruzalem heeft gestuurd. De reden dat Beródach Báladan dit doet, is dat hij Hizkia wil gelukwensen met zijn genezing. Tot in Babel toe heeft men vernomen van het wonder dat in Hizkia’s leven is gebeurd. Dat heeft alles te maken met het teken - de schaduw van Achaz’ zonnewijzer is tien graden achterwaarts gegaan (2 Kon. 20:9-11) - dat de Heere aan Hizkia heeft gedaan om hem te verzekeren van genezing. Dit is ook opgemerkt in Babel (2 Kron. 32:31) en heeft daar diepe indruk achtergelaten, te meer daar in Babel de zon vereerd wordt. Daarbij zal hen ook zeker het bericht bereikt hebben dat Sanherib zich plotseling uit Juda heeft teruggetrokken omdat er 185.000 man van zijn leger in één nacht omgekomen zijn (2 Kon. 19:35-36). Door dit alles is de achting voor Hizkia onder de Babyloniërs gestegen en heeft men mogelijk geloofd dat de afgoden, die zij vereren, hem gunstig gezind zijn. Beródach Báladan wil echter Hizkia niet alleen gelukwensen. Babel is lang onderworpen geweest aan Assyrië, waar het noordelijk aan grenst. Nu het duidelijk is geworden – na de moord op Sanherib (2 Kon. 19:37) – dat de macht van Assyrië afbrokkelt, wil Beródach Báladan zich ontdoen van de Assyrische heerschappij. Daartoe zoekt hij de steun van Hizkia. We zien hier de eerste ontwikkelingen van een proces waarbij Babel de nieuwe wereldmacht zal worden.

Hizkia’s reactie
Hizkia’s reactie lezen wij in vers 13: ‘En Hizkia hoorde naar hen, en hij toonde hun zijn ganse schathuis, het zilver, en het goud, en de specerijen, en de beste olie, en zijn wapenhuis, en al wat gevonden werd in zijn schatten, er was geen ding in zijn huis, noch in zijn ganse heerschappij, dat hij hun niet toonde.’ In 2 Kronieken 32:28-29 staat dat Hizkia naast dit alles ook het koren, de stallen en kooien van zijn dieren en de door hem gebouwde steden heeft getoond. Hizkia voelt zich blijkbaar vereerd met alle aandacht. In Jesaja 39:2 lezen wij zelfs dat Hizkia zich over hen - het bezoek uit Babel - verblijdt. Daaruit blijkt dat hij niet alleen bereid is het gezantschap te ontvangen, maar ook vriendschapsbanden wil aangaan met de Babyloniërs. Uit het tonen van zijn schatten, zijn voorraadschuren en zijn wapenhuis blijkt bovendien dat Hizkia zich voor wil doen als een machtige bondgenoot in de strijd tegen de Assyriërs.

Verzoeking van Godswege
Hizkia’s handelwijze is een gruwel in Gods heilige ogen. In 2 Kronieken 32:25 staat geschreven dat de koning de Heere geen vergelding doet naar de weldaad die aan hem geschied is, dewijl zijn hart verheven - hoogmoedig - wordt. Hizkia is hoogmoedig geworden onder alle zegeningen. Hij vergeet dat het de Heere is geweest Die hem verlost heeft uit de hand van de Assyriërs (2 Kon. 19:6-37), Die hem genezen heeft van zijn dodelijke kwaal (2 Kon. 20:1-11) en hem zeer veel rijkdom, grote have en eer heeft gegeven (2 Kron. 32:27-29). Ongeveer een jaar tevoren heeft Hizkia het goud en zilver uit tempel en paleis weggenomen om Sanherib schatting te betalen (2 Kon. 18:13-16). Nu mag zijn schathuis door Gods onverdiende goedheid alweer goed gevuld zijn. Deze voorspoed is niet alleen een zegen. Het is ook een beproeving van Godswege of Hizkia onder dit alles wel ootmoedig blijft en de Heere de eer geeft. We lezen in 2 Kronieken 32:31 dat de Heere Hizkia verzoekt om te weten al wat in zijn hart is. Zou Hizkia de Heere vergelding gedaan hebben naar de weldaden aan hem bewezen, dan zou hij tegenover het gezantschap uit Babel slechts gesproken hebben over de zegeningen die de Heere aan hem heeft bewezen. Hij zou niet vol trots zijn bezittingen getoond hebben, waarvoor immers geldt dat hij die van de Heere ontvangen heeft. Ook zou hij geen vriendschappelijke betrekkingen zijn aangegaan met Babel, dat zich zal ontwikkelen tot een goddeloze wereldmacht, waarover Jesaja al heeft voorzegd dat de Heere hun boosheid en ongerechtigheid zal bezoeken, hun hoogmoed zal doen ophouden en Babel zal omkeren zoals hij Sodom en Gomorra gedaan heeft (Jes. 13:1-22). Eerder is Hizkia - na ontvangen genade – gevallen in de zonde van het ongeloof, toen hij bereid was schatting te betalen aan Sanherib toen deze Juda binnenviel (2 Kon. 18:13-16). Nu valt hij in de zonde van de hoogmoed - net als zijn voorvader David, toen deze zijn volk liet tellen (2 Sam. 24; 1 Kron. 21) - en is hij afvallig aan de Heere. Hier blijkt hoe diep Gods kinderen na ontvangen genade kunnen vallen. Menigmaal geeft de Heere de Zijnen na een tijd van moeite een tijd van zegen. In deze tijd beproeft de Heere de Zijnen echter ook of zij Hem de eer geven. Wat blijkt dan ook dat, als de Heere de Zijnen niet bewaart, zelfs Zijn liefste kinderen kunnen verachteren in de genade.

Bestraffing van Godswege door Jesaja
Menigmaal heeft Jesaja een troostrijk woord tot Hizkia mogen spreken. Ditmaal moet een bestraffend woord klinken. Jesaja vraagt Hizkia naar het bezoek dat hij heeft ontvangen: ‘Wat hebben die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen?’ (vers 14). In Hizkia’s antwoord klinkt trots door: ‘Zij zijn uit verren lande gekomen, uit Babel.’ Jesaja vraagt verder: ‘Wat hebben zij gezien in uw huis? En Hizkia zeide: Zij hebben alles gezien, wat in mijn huis is; geen ding is er in mijn schatten, dat ik hun niet getoond heb’ (vers 15). Hierna moet Jesaja het oordeel over Hizkia uitspreken dat in latere dagen over Juda en Jeruzalem zal komen (vers 16). Dit vonnis is tweeërlei. In de eerste plaats zullen de schatten van Hizkia, die hij vol trots aan het gezantschap uit Babel heeft getoond, naar datzelfde Babel weggevoerd worden (vers 17). In de tweede plaats zal de vorst van Babel, met wie Hizkia nu een bondgenootschap heeft gesloten, zich later ontpoppen als de vijand van Hizkia’s nakomelingen (vers 18). Deze zullen naar Babel worden weggevoerd. Sommigen van hen zullen zelfs als hovelingen dienen aan het hof van Babel. Hetzelfde Babel, met wie nu ongeoorloofde betrekkingen zijn aangegaan, zal later - als een oordeel van God over de zonde - Juda’s ondergang bewerken.

Hizkia valt het recht toe
De Heilige Geest opent Hizkia’s hart waardoor hij onder ogen ziet dat hij de Heere ontrouw is geweest en Hem van Zijn eer beroofd heeft. Dat blijkt uit Hizkia’s antwoord in vers 19: ‘Het woord des Heeren, dat gij gesproken hebt, is goed.’ Hizkia noemt het oordeel goed. Dat betekent niet alleen dat hij het eens is met dit rechtvaardig oordeel, maar ook dat hij verstaat dat de Heere dit oordeel geeft tot zijn behoud. Het is de heilige bedoeling van de Heere dat Hizkia in een weg van schulderkentenis en schuldbelijdenis aan Zijn voeten terecht zal komen. Alleen in die weg is er vergeving mogelijk. Dat is ook gebeurd in Hizkia’s leven. We lezen in 2 Kronieken 32:26 dat Hizkia zich verootmoedigt om de verheffing zijns harten. In dat gebed heeft Hizkia de Heere gesmeekt om te gedenken aan Zijn eerder gedane belofte (2 Kon. 20:6) dat hij nog vijftien jaren zou mogen leven in vrede: ‘Zou het niet, naardien vrede en waarheid in mijn dagen wezen zal?’ (vers 19). Dat gebed heeft de Heere willen verhoren. Het is het wonder dat de Heere de Zijnen niet verwerpt van voor Zijn aangezicht (Ps. 51:13). In 2 Kronieken 32:26 lezen wij dat de grote toornigheid des Heeren over de inwoners van Jeruzalem niet komt in de dagen van Hizkia, omdat hij zich voor Hem verootmoedigt.

Geen afval der heiligen
Uit deze geschiedenis blijkt hoe diep een kind des Heeren na ontvangen genade in zonden kan vallen als de Heere de Zijnen er niet voor bewaart. Tevens blijkt dat de Heere de zonde niet ongestraft laat, maar Zijn oordeel erover bekendmaakt, opdat de Zijnen in een weg van schuldbelijdenis vergeving ontvangen. In dit alles blijkt de eeuwige trouw van een verkiezend God ten opzichte van Zijn kinderen, waardoor er geen afval der heiligen mogelijk is. Mag u daar door genade ook van weten in uw eigen leven?

Gespreksvragen

1. Wat is de reden dat Beródach Báladan vriendschappelijke betrekkingen met Hizkia wil aanknopen?

2. Hoe had Hizkia de Heere vergelding kunnen bewijzen voor de aan hem bewezen weldaad?

3. Kunt u uitleggen waarom een tijd van zegen tegelijkertijd een tijd van beproeving is voor Gods kinderen?

4. Hoe blijkt ook in deze geschiedenis de trouw des Heeren?

5. Waarom zijn Gods oordelen altijd goed te noemen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Hizkia, man Gods door genade (9)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 2005

Kerkblad | 12 Pagina's