Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Artikel 32

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de orde en discipline of tucht der kerk
Intussen geloven wij, hoewel het nuttig en goed is, dat die regeerders der Kerk zijn onder zich zekere ordinantie instellen en bevestigen tot onderhouding van het lichaam der Kerk, dat zij nochtans zich wel moeten wachten af te wijken van hetgeen ons Christus, onze enige Meester, geordineerd heeft. En daarom verwerpen wij alle menselijke vonden, en alle wetten die men zou willen invoeren, om God te dienen, en door deze de consciënties te binden en te dwingen, in wat manier het zou mogen zijn. Zo nemen wij dan alleen aan hetgeen dienstig is om eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods; waartoe geëist wordt de excommunicatie of de ban, die daar geschiedt naar het Woord Gods, met hetgeen daaraan hangt.

Al is de kerkorde geen geloofsartikel, toch is zij zeer nauw verbonden met wat de Kerk op grond van Gods Woord belijdt. Zo heeft de belijdenis in de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk (1951) een fundamentele plaats gekregen in het bekende artikel X. Bovendien zien we hoe vanuit de belijdenis bepaalde geloofszaken kerkordelijk zijn uitgewerkt. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor artikel 32. In korte bewoordingen wordt hierin gewezen op de noodzaak van zekere regels tot ‘onderhouding van het lichaam der Kerk.’ Terecht is hierbij de opmerking van dr. J. Koopmans: ‘Enige eenvoudige regels voor het kerkelijk samenleven volstaan; tot een reglement moet men de kerkorde eigenlijk niet laten uitgroeien’ (zie ‘De Nederlandse Geloofsbelijdenis’, blz. 208). Tevens spreekt de belijdenis in artikel 32 uit, dat ook de tucht - met als uiterste consequentie de excommunicatie of ban - noodzakelijk is om ‘de eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods.’ Van deze noodzaak van de tucht is echter niet iedereen overtuigd. Sommigen kunnen nog wel instemmen met de uitoefening van de tucht omtrent het leven, maar zij verwerpen tegelijkertijd de tucht inzake de leer. Anderen daarentegen willen zelfs helemaal niet van tucht weten. Deze kritische, afwerende gedachte komen we niet alleen in onze dagen tegen, maar onder andere ook in de tijd van de reformatie. Toen waren het de doperse radicalen die alle kerkelijke wetten en ordeningen verwierpen, waardoor – zo merkt dr. A.D.R. Polman op – ‘de reinste willekeur en wanorde onder hen heerste.’ Calvijn verweet hen, ‘dat wanneer men deze wetten wegneemt, de kerken van hun zenuwen beroofd worden, en geheel misvormd en verstrooid worden’ (Inst. IV, 10-27).

Zo hadden de reformatoren op twee fronten te strijden. Tegenover Rome verwierpen zij – en in hun spoor ook de belijdenis – ‘alle menselijke vonden en wetten, waardoor de consciëntiën gebonden en gedwongen werden.’ Tegenover de dopersen handhaafden zij de noodzaak van kerkelijke ordeningen met daarbij ook de tucht. In dezen nogmaals Calvijn: ‘Daarom, evenals de zaligmakende leer van Christus de ziel der kerk is, zo vormt de tucht in de kerk de zenuwen: door welke het geschiedt, dat de leden des lichaams, ieder op zijn plaats, met elkander verbonden zijn’ (Inst. IV, 12-1). Het gaat in dit alles niet om een bijkomstige of slechts middelmatige zaak. Integendeel, volgens artikel 29 gaat het met betrekking tot de tucht zelfs om één van de drie kenmerken, waardoor de ware Kerk van de valse onderscheiden wordt. Het is – om bij de tucht te blijven – dan ook van het hoogste belang om vanuit het Oude en het Nieuwe Testament na te gaan, wat het Woord des Heeren ons in dezen openbaart. Hierbij moet wel opgemerkt worden, dat het Oude Testament een bijzonder karakter draagt. Immers, daar vallen Kerk en Staat samen en spreken we van een theocratie. In Leviticus 24:10 e.v. vallen het geestelijk zwaard van de Kerk en het wereldlijk zwaard van de overheid samen. In het Nieuwe Testament zien we daarentegen de Kerk te midden van het heidendom. Dan is er geen sprake van een theocratie, alhoewel Paulus in Romeinen 13 de overheid Gods dienares noemt en hij erop wijst dat zij het zwaard niet tevergeefs draagt (vergelijk artikel 36). Kortom, de Kerk en de burgerlijke overheid hebben elk een eigen verantwoordelijkheid, ook met betrekking tot de tucht. Elk zal zich ook eenmaal voor de Heere moeten verantwoorden hoe zij is omgegaan met hetgeen haar van de Heere is toevertrouwd. Heeft bijvoorbeeld de Kerk zich gehouden aan het Woord van de Heere Jezus? Is er nog een toezien op leer én leven? Kortom, is er in haar midden nog recht gebruik van de ‘sleutelen des hemelrijks’ (vergelijk Heid. Cat. zondag 31)? Dit alles is echter niet alleen een verantwoordelijkheid van de kerkenraden of van de meerdere vergaderingen, maar ook van al de leden persoonlijk. In 1 Korinthe 5 spreekt de apostel Paulus de gehele gemeente aan en hij vermaant hen ernstig de zonde, die in hun midden bedreven wordt, te bestraffen. Dit nu, opdat de toorn Gods niet over de gehele gemeente ontstoken zou worden én opdat de zondaar door de bestraffing tot inkeer mocht worden gebracht.

In de uitoefening van de tucht gaat het dus om de eer van God én… om het behoud van de zondaar! Dit blijkt ook uit de twee formulieren achter in het psalmboek. Als we deze formulieren doorlezen, dan komen we onder de indruk van de tere wijze waarop overeenkomstig Mattheüs 18:15 e.v. gehandeld wordt. Wanneer men echter weigert te horen en zich voor de Heere te vernederen, dan is ten slotte de gemeente geroepen om door middel van de ban zo één af te snijden en uit te sluiten. De kanttekening spreekt in dezen van de geestelijke macht der Kerk (zie op Mattheüs 16:19). Door deze ban wordt een zondaar niet slechts van een plaatselijke gemeente afgesneden of van een geheel kerkgenootschap, maar van de Gemeente van Christus Zelf! (zie Mattheüs 16:19; 18:18 en Johannes 20:23).

NB! Ook deze uiterste maatregel van tucht is medicinaal (dat wil zeggen: genezend) bedoeld. Trouwens, dit geldt van alle maatregelen van kerkelijke tucht. Ze staan alle in het teken van wat de Heere Zelf met ernst heeft betuigd bij monde van de profeet Ezechiël: ‘Zou Ik enigzins lust hebben aan den dood des goddelozen? spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve?’ En: ‘Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom bekeert u en leeft’ (Ez. 18:23 en 32). Wat een onbegrijpelijke zondaarsliefde! Kaïn wilde voor de Heere niet buigen. En wij? Mocht de Heere nog een onderscheid willen maken, waar van nature geen onderscheid gevonden wordt. Hij brenge ons onder de tucht van Zijn Woord, opdat we voor het eerst of bij vernieuwing zouden mogen roemen van het onbegrijpelijke wonder: zelf voor eeuwig toegesloten, maar van God in Christus voor eeuwig ontsloten. En dat... voor zo één!

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 2006

Kerkblad | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 2006

Kerkblad | 12 Pagina's