Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (8)

Artikel 34

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van den Heiligen Doop
Wij geloven en belijden dat Jezus Christus, Die het einde der wet is (Rom. 10:4), door Zijn vergoten bloed een einde gemaakt heeft aan alle andere bloedstortingen, die men zou kunnen of willen doen tot verzoening en voldoening der zonden; en dat Hij, afgedaan hebbende de Besnijdenis, die met bloed geschiedde, in de plaats daarvan heeft verordend het Sacrament des Doops, door hetwelk wij in de Kerke Gods ontvangen en van alle andere volken en vreemde religiën afgezonderd worden, om geheellijk Hem toegeëigend te zijn, Zijn merk en veldteken dragende; en het dient ons tot een getuigenis, dat Hij in eeuwigheid onze God zijn zal, ons zijnde een genadig Vader (…).

De drie-enige God gaf u dit merkteken en Hij zonderde u af van de wereld en de zondedienst. Hij riep u reeds tot Zijn dienst eer u enig besef daarvan had. Jakobs zonen maakten misbruik van het teken van de besnijdenis, want zij zeiden tot Hemor, de vader van Sichem: ‘Wij zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze zuster aan een man geven zouden, die de voorhuid heeft; want dat ware ons een schande’ (Gen. 34:14). Zij beriepen zich geveinsd op hun afzonderingsteken. Immers, zo precies namen de broeders van Jozef het niet. In het volgende hoofdstuk worden zij bestraft door Jakob, vanwege de vreemde goden die in het midden van hen waren. Zij hadden een verborgen raadslag tegen de Sichemieten en misbruikten daartoe het teken en zegel van het bijzondere verbond dat God met hen gesloten had. Hoe onoprecht waren deze broeders, dat zij geen last hadden van hun eigen afgoden, wat in tegenspraak was met het teken en zegel dat zij in hun lichaam droegen, maar de zonde van Sichem zo hoog opnamen, dat een gruwelijke moordpartij het gevolg was.

Dit komt nog wel voor. Soms hebben mensen op het kerkelijk erf een register van een aantal zonden die ze als zeer ernstig zien bij hun naaste en waaraan zij zelf, zo menen zij, niet schuldig staan. Echter, wanneer de Heere door de werking van Zijn Geest ons een nieuw beginsel geeft, dan worden wij geen vijand van bepaalde zonden, maar dan worden wij aller zonden vijand. Zeker, wij struikelen in vele, wij hebben te strijden tegen onze zwakheden en gebreken, maar deze strijd ontstaat juist door de hartelijke begeerte om naar al Gods geboden beginnen te leven.

De zonen van Jakob hadden echter wel gelijk, dat zij afgezonderd waren van de andere volken. Zo staan wij midden in deze wereld, in nauwgezetheid en plichtsgetrouwheid onze roeping ook voor dit tijdelijk leven te betrachten. Hij heeft de tijd van onze geboorte bepaald en onze geboorteplaats vastgesteld. Hij heeft ons gebracht binnen de omtuining van Zijn verbond en onder de verkondiging van Zijn Woord. In dit belijdenisartikel staat geschreven dat de ware Kerk, dat is de oprecht gelovige, Zijn merk- en veldteken draagt. Wij dragen niet het teken van het beest, maar God heeft in Zijn goedheid en opzoekende trouw ons het teken gegeven van de Koning der Kerk. Wel leert Hij ons verstaan door ontdekkende genade, dat wij ons overgegeven hebben aan de macht van de vorst der duisternis. Hij leert ons belijden een verloren zondaar te zijn. Hij doet ons ervaren een mishagen te hebben aan onszelf, ons voor Hem te verootmoedigen en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf te zoeken. Dit vindt plaats als de betekenende zaak door Geest en Woord op ons hart gebonden wordt.

‘Wij geloven en belijden’, zo begint dit artikel. Hier belijdt de oprechte zijn geloof. Hier wordt duidelijk gemaakt wat dit heilig sacrament voor de oprechte betekent. Het houdt in, dat wij ons dan verbonden weten aan Zijn Woord, Zijn Wet, Zijn dag, dienst en volk. Wij kennen dan de hartelijke bede: ‘Wat wilt Gij dat ik doen zal?’ Is dit levensbeginsel ons niet vreemd, namelijk te sterven aan de zondedienst en te strijden tegen de begeerlijkheden van het vlees? Hoe ingrijpend is deze hartelijke vernieuwing. Er staat in dit belijdenisartikel dat wij dan afgezonderd worden, ‘om geheellijk Hem toegeëigend te zijn.’ Dit betekent dat de ware godsdienst alles te maken heeft met hoofd en hart, handel en wandel, met ons huis en huwelijk, met ons werk en de kerk. Dit geeft ons geen enkele ruimte om de godsdienst te beperken tot wat uitwendige zaken en vormen, tot een bepaalde dag of uur, maar dit eist ons geheel op. Hij eist ons hart en onze begeerte is dan ook om Hem met hart en ziel te dienen. Wij dragen een Koningsteken! Denken onze jongeren hieraan en gedragen zij zich in overeenstemming met het teken van de Koning der koningen? Wat zou dit een rem kunnen zijn in jullie leven, jongeren, om voorzichtig te wandelen en te handelen, om geen plaatsen te bezoeken waar wij niet behoren. Het teken geeft daar geen ruimte voor. Wat een roepstem van God in ons jonge leven. Hij roept door het Woord, Hij zondert af door dit teken. Hij eist ons hart en heeft recht op ons.

Ouderen, hoe gaan wij door deze wereld heen en hoe gebruiken wij onze kostbare levenstijd? Denkt u nog wel eens aan dit Koningsteken? Komt dit tot uitdrukking in onze handel en wandel? In de Handelingen der apostelen staat geschreven, dat de oprechte discipelen op zo’n wijze door hun levenswijze openbaar kwamen, dat zij christenen werden genoemd. Zij behoefden dit niet te zeggen, zij hadden dit niet met grote letters op de voordeur staan, maar het bleek uit hun gedrag, uit de praktijk van het dagelijkse leven. Het was in die tijd een smadelijke naam die zij van de wereld ontvingen, maar voor hen was het een erenaam. We behoeven en mogen zelfs niet in een klooster te gaan, om te proberen heilig te worden door ons zoveel mogelijk verwijderd te houden van de verdorven wereld, want dit lukt niet, daar de wereld en de verdorvenheid in ons eigen hart leeft. Wij dragen onze oude mens overal met ons.

Deze verdorvenheid kan alleen bestreden en overwonnen worden door de kracht van Geest en Woord. De Heere roept de Zijnen uit de zondedienst en geeft hen een plaats in het midden van de samenleving. Christus gebood aan de Zijnen: ‘Gij zult Mijn getuigen zijn.’ Hij zendt ons dan als schapen te midden van de wolven. We behoren te zijn een licht op de kandelaar, een zoutend zout te midden van een krom en verdraaid geslacht. De arbeid die Hij ons in het hart gaf om te gaan verrichten, de plaats die Hij door Zijn voorzienigheid ons toeschikte, is ons gegeven om, door Woord en daad, in handel en wandel te tonen dat de godsdienst van Geest en Woord ons hart heeft ingenomen.

De belijdenis spreekt ook van een veldteken. Dit komt bij de soldaten vandaan. Het spreekt van strijd, van de geestelijke worsteling en wapenrusting, namelijk het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord, de helm der zaligheid, het schild des geloofs en het borstwapen der gerechtigheid. Herkenbaar gaat de oprechte christen de strijd in, zoals Josafat in zijn koninklijk kleed de strijd aanbond met de Syriërs. Achab, de huichelaar, handelde bedrieglijk door het gewone soldatenkleed aan te trekken. Echter, de hand des Heeren bewaarde Josafat in zijn herkenbaar kleed, maar strafte Achab ondanks zijn list. Herkenbaar te zijn in onze kleding, in ons gedrag is onze roeping, daar wij getekende en gemerkte mensen zijn. Hoe vaak wordt niet gezegd; het moet in het hart zitten, die uiterlijke dingen zijn niet van belang. Dit is niet juist. Wanneer de Heere zaligmakend in ons hart werkt, zal dit voor ons gehele leven, voor al ons handelen en wandelen gevolgen hebben. Ook het uiterlijk is dan van groot belang. Wanneer het een zaak van het hart is, is het juist onze innige begeerte om naar het Woord van God in ons gedrag, in kleding, in handel en wandel te leven.

Jonge mensen als Jozef, Daniël en zijn vrienden enzovoort bewezen in de praktijk van het leven door uiterlijk gedrag, hun taak met grote nauwgezetheid verrichtende, dat de dienst van God hen dierbaar was. Onze taak en roeping is het merk- en veldteken van Hem, de Koning der Kerk, Die blank en rood is en de banier boven tienduizend draagt, gestalte te geven in de praktijk van het dagelijkse leven. Dan wandelen wij Zijn Naam tot eer, tot stichting van onze naaste en tot vertroosting voor onszelf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 2006

Kerkblad | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 2006

Kerkblad | 12 Pagina's