Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Artikel 34 Van den Heiligen Doop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Artikel 34 Van den Heiligen Doop

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij geloven en belijden dat Jezus Christus, Die het einde der wet is (Rom. 10:4), door Zijn vergoten bloed een einde gemaakt heeft aan alle andere bloedstortingen, die men zou kunnen of willen doen tot verzoening en voldoening der zonden; en dat Hij, afgedaan hebbende de Besnijdenis, die met bloed geschiedde, in de plaats daarvan heeft verordend het Sacrament des Doops, door hetwelk wij in de Kerke Gods ontvangen en van alle andere volken en vreemde religiën afgezonderd worden, om geheellijk Hem toegeëigend te zijn, Zijn merk en veldteken dragende; en het dient ons tot een getuigenis, dat Hij in eeuwigheid onze God zijn zal, ons zijnde een genadig Vader. Zo heeft Hij dan bevolen te dopen al degenen die de Zijnen zijn, in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes (Matth. 28:19), alleen met rein water; ons daarmede te verstaan gevende, dat, gelijk het water de vuiligheid des lichaams afwast, wanneer wij daarmede begoten worden, hetwelk op het lichaam desgenen, die den Doop ontvangt gezien wordt, en hem besprengt, alzo het bloed van Christus hetzelfde van binnen in de ziel doet, door den Heiligen Geest, haar besprengende en zuiverende van haar zonden, en ons wederbarende uit kinderen des toorns tot kinderen Gods. Niet dat zulks door het uiterlijke water geschiedt, maar door de besprenging des dierbaren bloeds des Zoons Gods, Die onze Rode Zee is, door Welke wij moeten doorgaan, om te ontgaan de tirannie van Farao, welke is de duivel, en in te gaan in het geestelijke land Kanaan. Alzo geven ons de dienaars van hun zijde het Sacrament, en hetgeen dat zichtbaar is; maar onze Heere geeft hetgeen door het Sacrament beduid wordt, te weten de gaven en onzienlijke genaden, wassende, zuiverende en reinigende onze zielen van alle vuiligheden en ongerechtigheden, en onze harten vernieuwende en die vervullende met alle vertroosting, ons gevende een ware verzekerdheid Zijner Vaderlijke goedheid, ons den nieuwen mens aandoende, en den ouden uittrekkende met al zijn werken ...

Bij de bediening van het verbond komt de HEERE met Zijn welmenende roep tot elke hoorder van het Woord. Hij betoont in het sacrament ook zichtbaar Zijn bijzondere bemoeienis met arme en verloren zondaren. Wij verkeren onder de roepstem van deze bediening. Christus zegt: 'Zalig zijt gij, als gij het Woord niet alleen hoort, maar dit Woord ook doet.' Dit is het wezenlijke van het verbond der genade, namelijk dat wij delen in het wederbarende werk van de Heilige Geest. Dan wordt de leer van de zonde en schuld werkelijkheid en persoonlijke beleving. Gods genade wordt met het hart begeerd en Hij wordt in oprechtheid gezocht. Dan wordt de zonde niet alleen beweend en beleden, maar ook bestreden en gemeden. Niet alleen zoeken wij dan een uitwendige reiniging, maar ook een inwendige reinigmaking van de ziel wordt begeerd en gezocht. Onder de prediking, de aanbieding van de mogelijkheid tot zaligheid in Christus, wordt door de Heilige Geest de aanneming in het hart gewerkt. Deze toepassing is het wezenlijke van het verbond der genade en is onmisbaar tot zaligheid. Calvijn zegt het zo: 'Allen wordt het gepredikt, goeden en kwaden, allen ontvangen dezelfde boodschap, allen wordt hetzelfde aangeboden, maar het wezen van het verbond is dit, dat de gelovigen in de weg van wedergeboorte en het geloof ontvangen, wat aangeboden wordt.' Anders zou u te verontschuldigen zijn. U zou immers kunnen zeggen, dat het u nooit aangeboden is, dat u nimmer geroepen bent onder de prediking van het Woord tot zaligheid. Echter, dit zullen wij nooit tot onze verontschuldiging kunnen inbrengen. In Psalm 81 spreekt de HEERE: 'Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen.' Daarna lezen wij: 'Maar Mijn volk wou niet, naar Mijn stemme horen.' Hij noemt dit weerspannige volk, dat weigert te luisteren naar Zijn Woord, toch Zijn volk. Dit heeft alles te maken met de bediening van het verbond. Hij verwijt hun ongehoorzaamheid aan de eis en de belofte van Zijn verbond. De HEERE houdt ons ten volle verantwoordelijk voor onze onbekeerlijkheid van hart. Het is echter Zijn vrije genadegave naar Zijn welbehagen wanneer wij getrokken worden uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht, maar wij hebben anderzijds geen enkele verontschuldiging.

Waar is bij u het zaad van het Woord Gods gevallen? Welke vrucht had de verkondiging van het Woord in uw leven? Kent u de geloofsoefening van de aanneming door Gods genade, of is daar nog altijd de daad van het ongeloof tot verwerping van het Woord der waarheid? Wat een groot onderscheid is er tussen de vertreding van het zaad en de onderwerping van de verkondiging van het Woord. Van ons kan met recht gezegd worden: 'Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan haar niet gedaan heb?' De prediking van het Woord Gods is geen vrijblijvende boodschap, maar de indringende roepstem des Heeren die tot ons komt. Dit heeft Hij nog bekrachtigd door het sacrament van de Heilige Doop. Kent u gelovige werkzaamheden met dit teken der afzondering? De Heidelbergse Catechismus spreekt dan ook in dit verband over de toezegging van de verlossing en de Heilige Geest, waaronder wij als ouders en kinderen leven. De toezegging is de bediening van het verbond en de toepassing is het wezenlijke van het verbond. Dit werkt de Heere naar Zijn welbehagen door de kracht van de Heilige Geest in het hart van arme en verloren zondaren. Wat een roepstem komt er van God tot ons door en onder de zichtbare prediking van het sacrament van de Heilige Doop, maar is dit voor ons ooit een reden geworden om te meer tot Hem te roepen? Wat een toezegging van Zijn genadige vergeving en verlossende en reddende liefde wordt ons getekend in dit sacrament, maar kennen wij de worsteling om de toepassing van deze noodzakelijke weldaden? Deze roeping en toezegging worden des te meer noodzakelijk en ons tot een wonder, als wij het ontdekkend onderwijs uit dit sacrament leren verstaan aangaande onze afkomst uit Adam, de staat van toorn waarin wij van nature verkeren en de innerlijke onreinheid onzer zielen door het water aangewezen. Daarbij, hoe ouder wij worden, hoe meer wij onze zonden en schuld vermeerderen. Toch roept Hij: 'Keer weder, gij afkerige kinderen, en Ik zal uw afkeringen genezen.' De HEERE geve door Zijn genade met het volk Israël te mogen belijden: 'Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE onze God.'

Opheusden, ds. D. Heemskerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 2006

Kerkblad | 12 Pagina's

Artikel 34 Van den Heiligen Doop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 2006

Kerkblad | 12 Pagina's