Geen blijvende stad
Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.
Hebreën 13:14
Na een heerlijke rustperiode in een bekend of onbekend gebied, in eigen land of daarbuiten, mocht het bij thuiskomst klinken: We zijn weer thuis! Daarvoor mag de Heere gedankt worden. Hij was het, Die spaarde op en over de onveilige wegen, maar ook op het vakantieadres bewaarde. We zijn weer thuis! Dat betekent dat voor velen het werk weer is begonnen en de schooldeuren weer geopend zijn. Anderen bleven gewoon doorwerken. We zijn weer thuis, maar voelen we ons ook echt thuis? Op ons werk, in ons huis, in ons dorp of in onze stad? We zagen het eens op een huis staan: Relinquenda. Dit Latijnse woord betekent: dat wat weer verlaten moet worden. Dit huis moet verlaten worden. Het werk moet verlaten worden. Dit leven moet verlaten worden. We zijn hier op aarde maar even thuis, want hier beneden is het niet.
Hebreën 13:14 wil ons er met klem op wijzen dat we hier geen blijvende stad hebben. We zijn op doorreis naar onze eeuwige bestemming. Dat is bij velen niet te merken. Ze hebben de pinnen van hun aardse tent zo diep de bodem ingeslagen alsof ze hier altijd blijven wonen. Ze maken zoveel werk van aardse dingen. Zij zwoegen van de vroege morgen tot de late avond en beseffen niet dat er meer is dan het aardse. Daarom zegt de Heere Jezus: ‘Werk niet om de spijze die vergaat, maar om de spijze die blijft tot in het eeuwige leven.’ Het geldt met name voor hen die nog onbekeerd voortleven, maar ook hen die door genade de Heere mogen vrezen en nog zo vastzitten aan al het aardse, aan het hier en nu, dat ze voortdurend losgemaakt moeten worden en beseffen: Hier beneden is het niet. We zijn op doorreis.
Geliefde lezer(es), onze eeuwige toekomst moet ons telkens opnieuw onder ogen worden gebracht. We moeten herhaaldelijk heen en weer geschud worden, omdat we geneigd zijn tot traagheid en luiheid. ‘Opdat wij’, zegt Calvijn, ‘die teveel geneigd zijn om te zien op de dingen beneden, het mogen leren onze ogen op te heffen naar de hemel.’ Waar gaat de reis heen? Onze stad is hier niet blijvend. Wat is onze eindbestemming? Nee, dat is geen vraag om voor je uit te schuiven. Het is een vraag die ons op de knieën moet brengen, in het gebed tot de Heere: ‘Zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.’
Wij hebben hier geen blijvende stad. Daar zullen we het allemaal over eens zijn. ‘De wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid.’ Niets is hier blijvend. Vanwege onze zonden is onze stad niet blijvend en zijn we de dood onderworpen. De plaats of stad die God ons hier op aarde gegeven heeft, is slechts tijdelijk. Die moet op Gods tijd verlaten worden. Maar zoeken we nu ook de toekomende stad? Daar gaat het om! De belijdenis uit vers 14 gaat immers verder: maar wij zoeken de toekomende. Is er in ons leven door de bearbeiding van Gods Geest vanuit de verlorenheid van ons zondaarsbestaan een zoeken geboren naar die toekomende stad? Dan zijn we een pelgrim geworden. Een pelgrim die op reis is naar die stad die fundamenten heeft, welks Kunstenaar en Bouwmeester God is.
Zo’n pelgrim heeft het tijdens zijn doorreis naar de hemelstad niet gemakkelijk. Dat wisten de Hebreën maar al te goed. Ze leefden onder smaad en verdrukking. Ze werden zelfs van aardse goederen beroofd. Te midden van de moeiten en zorgen mag voor een pelgrim het geloof in die toekomende stad hem moed en troost geven. Op de weg naar die stad wordt hij geoefend in een godzalige levenswandel en voorbereid tot het wonen in die stad Gods. Wie buiten zichzelf in Christus het leven heeft gevonden, kan zich op aarde eigenlijk niet meer thuis voelen. Zijn thuis ligt elders. Diegene is nog wel in de wereld, maar niet meer van de wereld. Diegene zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is.
Wat zijn we diep ongelukkig wanneer het zoeken van die toekomende stad, het hemelse Jeruzalem, waar de Heere volmaakt zal worden grootgemaakt, gemist wordt in ons leven. Dan zijn we nog op weg naar die andere, vreselijke eindbestemming, naar de hel. Bid dat u gaat zien, voor het eerst of opnieuw, dat er door de zonde hier geen blijvende stad is, opdat u echt en oprecht gaat zoeken naar die toekomende stad. En in dat zoeken ligt het vinden besloten. Die zoekt, juist ook in z’n jonge leven, zal vinden! Die toekomende stad heeft immers een vast fundament: Jezus Christus en Dien gekruisigd. Laat ons dan tot Hem uitgaan. 't Oog omhoog, het hart naar boven; hier beneden is het niet. 't Ware leven, lieven, loven is daar waar men Jezus ziet! En die heimwee hebben, komen thuis. Eeuwig thuis!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 2007
Kerkblad | 12 Pagina's