Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse Leerregels (22)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse Leerregels (22)

Hoofdstuk 1, Artikel 8

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de Goddelijke verkiezing
De voormelde verkiezing is niet menigerlei, maar één en dezelfde, van al degenen die zalig worden, beide in het Oude en Nieuwe Testament. Aangezien de Schrift ons een enig welbehagen, voornemen en raad van de wil Gods voorstelt, waardoor Hij ons van eeuwigheid heeft verkoren, beide tot de genade en tot de heerlijkheid, tot de zaligheid, en tot de weg der zaligheid, dewelke Hij bereid heeft, opdat wij daarin wandelen zouden.
(Efeze 1:4-5 en 2:10).

Eén weg
We hebben aan het begin van de behandeling van dit artikel reeds opgemerkt, dat onze vaderen, op grond van de Heilige Schrift, tot een afwijzing gekomen zijn van de opvatting, dat er onderscheidingen gemaakt zouden kunnen worden in de leer der verkiezing. De grond daarvoor dachten de remonstranten in Gods Woord gevonden te hebben. Daarbij was men van mening, dat er een onderscheid is tussen Oude en Nieuwe Testament en daaruit was de conclusie getrokken, dat Gods kinderen op verschillende wijzen zalig worden. Toch moeten wij met nadruk stellen, dat de gehele Kerk zalig wordt enkel door geloof in de Heere Jezus Christus. De schare die Johannes ziet op het eiland Patmos, zijn allen gereinigd door Zijn vergoten bloed aan het kruis. We kunnen hierbij ook wijzen op de woorden die Paulus in Handelingen 15:11 tot de vergadering in Jeruzalem uitspreekt. Ook in de oudtestamentische tijd ging het om Hem, Die in de tijd verzoening zou aanbrengen. Het maakt dus niet uit of men voor, tijdens of na de komst van de Zaligmaker heeft geleefd. Door het eeuwige welbehagen van de Heere wordt een schare zalig. Een schare uit alle tijden en plaatsen, die zaligheid vindt, geleid door de Heilige Geest, in en door het volbrachte werk van Christus Jezus. Daartoe zijn zij allen van eeuwigheid verkoren.

Een onderscheiding
Artikel 8 stelt heel duidelijk, dat er één verkiezing is, waarbij de opvatting dat de verkiezing Gods menigerlei is, wordt afgewezen. De remonstranten, zoals we gezien hebben, maakten een onderscheid. Het is naar hun mening mogelijk om wel te gaan geloven, maar dat betekent nog niet dat een gelovige ook zalig wordt. Die gelovige moet wel volharden tot het einde. Terwijl Gods Woord deze volharding leert - waarbij dan bedoeld wordt, dat Gods kind het geloof nooit meer kwijt kan raken - is dit bij de remonstranten totaal anders. In hun standpunt is men ook troosteloos. Het geloof is verliesbaar en de volharding ziet men als daad van de mens en een voorwaarde tot de zaligheid. Er is daarom in hun leer een afval der heiligen mogelijk en dan komt er in het leerstuk van de uitverkiezing nog een onderscheiding openbaar. Er wordt gesproken over het onderscheid tussen een verkiezing tot genade en een verkiezing tot heerlijkheid. Volgens de remonstranten kan men de genade weer verliezen en dan ontvalt daardoor die mens ook de heerlijkheid. De conclusie uit deze opvatting is, dat de zaligheid uiteindelijk van de mens afhangt. Dit is een notie die we telkens tegenkomen. Een remonstrantse opvatting, die ook in onze tijd vaak en wijdverbreid gevonden wordt. Voor het verstand wellicht zeer aannemelijk, maar onbijbels en troosteloos en dus ook de ware en enige troost ontnemend.

Dat men toch niet zalig wordt, is het gevolg van de wil van de mens. Die maakt uiteindelijk een andere keuze. Dan betekent dit ook, dat de mens voor de zaligheid het heft stevig in handen wil houden. Men moet met God meewerken om de heerlijkheid eenmaal te bereiken. Ten diepste hebben we op te merken, dat de volkomen zaligheid alleen van de mens afhangt en de genade Gods alleen schijnbaar verheerlijkt wordt. Dat elk mens de Heere enkel tegenwerkt, omdat die mens uit zichzelf een vijand van God is, heeft geen plaats in de remonstrantse leer en daarmee staat men tegenover de leer der zaligheid zoals die uit Gods Woord tot ons komt.

Schriftuurlijk
Aan het einde van dit artikel worden enkele Schriftgedeelten aangehaald. We zien onder andere daaruit, dat onze vaderen Schriftuurlijk wilden handelen, besluiten en belijden. In Romeinen 8:30 (een tekstgedeelte dat hier niet genoemd wordt, maar wel in artikel 7 is opgenomen) vinden we de welbekende orde des heils. De keten die een zondig mens onverbrekelijk aan de Heere Jezus Christus bindt. De keten bestaat (vanuit God gezien) uit: verkiezing, roeping, rechtvaardiging en verheerlijking. Indien de Heere niet roept met het vaste voornemen deze geroepenen ook zalig te maken, dan zou deze keten verbroken worden. De roeping is dan niet onwederstandelijk.

In de Heilige Schrift is de zaligmakende genade onverliesbaar, maar bij de remonstranten wel verliesbaar. Zo spreken en belijden zij onschriftuurlijk. Met kracht belijden hier de Dordtse Leerregels, op grond van Gods Woord, dat wie verkoren is tot de genade, ook verkoren is tot de heerlijkheid. De rijkdom van Gods Woord is van een eeuwige waarde en allen die deze rijkdom mogen ontvangen, zullen deze nooit meer verliezen. Zo is Gods genade onverliesbaar. Indien de genade wel verliesbaar zou zijn, zou nooit iemand zalig worden. Wie kan in eigen kracht staande blijven en de rijkdom van Gods genade vasthouden? Het is echter de Heere, Die alles doet en zal doen, en dat is de zekerheid die in Gods Koninkrijk gevonden wordt. Daardoor is en zal het ook zeker zijn: niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Het zijn almachtige handen en daar kan de macht van de duivel en het ongeloof niets tegen vermogen. De Heere zal Zijn werk voleinden, mag Zijn Kerk dan zingen, tot troost en bemoediging.

Zorgeloze mensen
Kleine kinderen leren reeds snel ‘ja, maar’ te zeggen. Dat is aangeboren en dat blijft levenslang als kenmerk van het mens-zijn aanwezig. Zo is ook een remonstrant niet snel uitgepraat, hij blijft lang tegenspreken. Een houding die u toch hopelijk niet vreemd is? Dat behoedt namelijk voor zelfverheffing. Laat het duidelijk zijn, dat we allen remonstrantse trekken bezitten. Ook hier is nog een tegenstem die de aandacht vraagt. Dat is de volgende. Mocht het zo zijn, dat de in Dordrecht bijeengekomen vaderen gelijk hebben, dan is er een groot gevaar en een argument om hun standpunt toch te verwerpen. Velen redeneren dan als volgt en dat is dan ook de leer van de remonstranten. Men vreesde, dat vleselijke gerustheid en zorgeloosheid in de hand gewerkt wordt. Als namelijk alles van de verkiezing van God afhangt, dan doet het er helemaal niet toe hoe een mens leeft. Dan kunnen alle zonden worden uitgeleefd en eigen begeerten en verlangens worden gevolgd, want een mens komt er toch wel. Zorgeloos en dan ook goddeloos. Deze laatste twee woorden gaan inderdaad vaak samen op. Maar is dit een gevolg van de leer van de uitverkiezing? De remonstrant beaamt dit en wil een stuk onzekerheid. Daarmee en daarin blijft de mens het goede zoeken. Hij zal er alles aan doen om te blijven volharden en maakt zo ook ernst met Gods Woord.

Geestelijk leven
Met nadruk wordt deze leer afgewezen. Daarbij worden hier twee teksten uit de brief van Paulus aan de gemeente van Efeze genoemd. Een brief die in de Dordtse Leerregels een belangrijke plaats krijgt. De vaderen willen de trouw van God ook benadrukken en de gelovigen niet op zichzelf werpen. Zo zijn genade en heerlijkheid onafscheidelijk aan elkaar verbonden en daarmee nooit van elkaar los te maken. Dit betekent dat de Heere diegenen die Hij tot de zaligheid verkoren heeft, ook brengt op die weg en doet wandelen op de weg des levens. De Zijnen blijven ook op die weg wandelen en zullen eenmaal het eindpunt bereiken en dat is de heerlijkheid. De weg der zaligheid is een wandel in de vreze Gods, een wandel in een nieuw, godzalig leven. Op die weg zullen al Gods kinderen zeker vaak vallen en struikelen en dat is tot schaamte en smart ook. Toch blijft het daarop ook zo, dat de Heere Zelf al de Zijnen vasthoudt, want zij kunnen niet uit Zijn hand vallen. Zo wandelt de Kerk op aarde op de weg der zaligheid in liefde. Niet zorgeloos of goddeloos (hoewel het blijvend ongeloof dit vaak geeft), maar in liefde werkende met het verlangen de Heere te mogen bedoelen en grootmaken. Niet om daarmee iets te verdienen, maar wel om de Heere te dienen, Die dat eeuwig waard is. Het is toch ook onmogelijk, dat wie de Heere Jezus Christus door een waar geloof is ingelijfd, geen vruchten der dankbaarheid zou voortbrengen. Dit is de bron van vertroosting, die ten diepste door elk mens veracht wordt. Het remonstrantisme leeft namelijk in ons aller hart. De tegenwerpingen die we telkens hebben op te merken en die ook in dit artikel aan de orde kwamen, hebben eenzelfde oorzaak: een heersen over het Woord Gods in eigen liefde en eigen wijsheid, waarbij men gericht is op eigen eer. Om dan de Heere in Zijn verkiezend welbehagen toe te vallen, komt niet uit de mens voort. De Geest echter leert en schenkt dit en dan wordt een verkiezend God grootgemaakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 2008

Kerkblad | 12 Pagina's

De Dordtse Leerregels (22)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 2008

Kerkblad | 12 Pagina's