Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Arent Cornelisz en het Gebed des Heeren (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Arent Cornelisz en het Gebed des Heeren (8)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze serie artikelen vragen we aandacht voor een werk van een vroege Nederlandse oudvader, namelijk Arent Cornelisz, predikant te Delft. Hij schreef voor zijn vrouw een troostboekje over het gebed des Heeren, onder de titel Christelijke overwegingen der gelovigen over het gebed van onze Heere Jezus Christus, voor het eerst verschenen in het jaar 1612. Deze keer is zijn verklaring van het besluit van het ‘Onze Vader’ aan de orde, Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Het Gebed des Heeren wordt afgesloten met een lofzegging, een zogeheten doxologie. Deze lofzegging is het prijzen van de Heere als de allerhoogste Koning, van Wie het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid is. Deze zijn niet tijdelijk, maar eeuwig. Daarom zal de Kerk des Heeren ook tot in alle eeuwigheid de Heere loven om Wie Hij is en hoe Hij werkt. In het slot van dit gebed, bidden we de Heere dat Hij geven zal waar we om gesmeekt hebben. Cornelisz besluit zijn boekje met een gebed. In dit gebed vraagt hij aan de Heere dat Hij schenken zal waar we om gebeden hebben. ‘Zijt Gij het niet, Heere, Wie toekomt het Koninkrijk, waaronder wij staan? Zijt Gij niet onze Koning en wij Uw onderdanen? Gij onze Beschermer en wij het volk dat Gij in bescherming hebt genomen?’

De Heere alleen is Koning van hemel en aarde. Hij regeert alles! Daarom heeft Hij het volkomen gezag over Zijn hele schepping. Maar in het bijzonder regeert de Heere onder de mensen door Zijn Woord en Geest. Hij roept Zijn uitverkorenen in deze wereld tot de zaligheid. Zij worden door genade Zijn volk en Zijn eigendom en erfdeel. De Heere Zelf beweegt het hart van adamskinderen om zich onder de heerschappij van Hem te begeven. Zij hebben lust om Hem te dienen en Hem te gehoorzamen door naar Zijn bevelen te luisteren. De kinderen van de Heere mogen met al hun noden en zorgen naar de Heere gaan. Hij zorgt voor hen als de hoogste Koning. Bij Hem is het vermogen, de kracht, om alles te besturen overeenkomstig Zijn wil. Hij geeft dan ook aan de Zijnen zoals Hij wil. De koningen van deze wereld zijn wel machtig, maar deze Hemelkoning is almachtig. Alle kracht en sterkte die een mens heeft, is afkomstig van de Heere en door Hem geschonken. Zijn kracht kent geen einde. Dat spoort aan om tot Hem de toevlucht te nemen. Cornelisz zegt:

‘Zouden wij dan niet tot U lopen, ja tot U alleen, om van U alles te verwachten, Die de al-vermogende zijt. Gij, Die in een oneindige overvloed alles kunt doen boven hetgeen wij begeren, ja, bij onszelf bedenken kunnen.’ De macht van de Heere is onoverwinnelijk. Zijn schatten zijn onuitputtelijk. Zijn sterkte neemt nooit af. Hij kan door geen machtige, rijke of sterke overweldigd worden. Zelfs in het rijk van de natuur zijn alle dingen aan Hem onderworpen. Hij is een God van wonderen! Daarom komt Hem alleen alle heerlijkheid toe.

‘Gij zijt het ook, Heere, Wie alleen toekomt de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Vóór alle tijden en eeuwen, eer nog enig schepsel bestond, eer hemel en aarde waren gegrond, was U, o God, in Uzelf vol heerlijkheid, glorie en majesteit. Uzelf was U algenoegzaam tot volkomen grootmaking van Uzelf. Waardig om ook door anderen te worden grootgemaakt. Gij hebt ons geschapen tot Uw eer, ja, herschapen en vernieuwd hebt Gij ons tot Uw kinderen tot verheerlijking van U, welke U daarom behoort gegeven te worden door ons tot in eeuwigheid.’

Al onze gebeden dienen ten diepste het doel te hebben dat we de Heere prijzen. In het gebed storten we ons hart uit voor het aangezicht van de Heere. De binnenste gedachten en de innerlijke noden van onze zielen mogen we voor Hem neerleggen. Hij is de Heere, eindeloos goed, Die overvloedig geeft, boven bidden en denken. Dan blijft er voor een mens geen enkel roemen in zichzelf meer over. Maar dan is er een roemen in de Heere. Dan mogen we Gods grote en diepe wijsheid roemen. Dan rusten we op Zijn grondeloze barmhartigheid. Wij hebben Zijn hulp verbeurd en verzondigd, maar nochtans schenkt de Heere de blijken van Zijn liefde, en dat alleen omwille van de voorbidding van de Heere Jezus.

‘Dat getuigt, dat verklaart Uw Kerk, dat roept zij uit met eenparige stem. Daarom zeggen wij ja en amen in het vertrouwen op Jezus Christus, in Wie al Uw beloften ‘ja en amen’ zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 2008

Kerkblad | 12 Pagina's

Arent Cornelisz en het Gebed des Heeren (8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 2008

Kerkblad | 12 Pagina's