Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkeerd gericht …

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkeerd gericht …

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij deed dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte, om den HEERE te zoeken.
2 Kronieken 12:14

Sálomo was gestorven. Ook voor hem gold, dat het den mens gezet is eenmaal te sterven, en daarna het oordeel. En hoewel het aan het eind van zijn leven laag afliep, mogen wij in het licht van de gehele Heilige Schrift geloven, dat hij toch, ondanks zichzelf, uit louter genade, geloof mocht verwisselen in aanschouwen. Maar er waren toch erge dingen in het leven van Sálomo gebeurd. Hij was andere goden na gaan volgen, voornamelijk om der wille van de vrouwen die hij had. Hij heeft zijn gezin en zijn kinderen niet geleid, zoals hij dat had behoren te doen. Laat ons echter niet boven Sálomo gaan staan, want hoe is het in onze huisgezinnen? Worden de kinderen, zo ze ons toebetrouwd zijn, nog wel eens heilig jaloers op de dienst des Heeren? Hoe brengen wij als ouders het eraf? Dan moeten we bekennen, dat er ook bij ons schuld ligt.

En nu was Sálomo overleden; hij werd opgevolgd door Rehábeam. Die krijgt echter gelijk te maken met opstand. Hoe kwam dat zo? Wel, Sálomo voerde een uitgebreide hofhouding, met veel staatsie. Tijdens Sálomo’s regering was daartegen al verzet gekomen, want er moest, onder andere voor die hofhouding, nogal wat belasting betaald worden. Daarvan kunnen wij lezen in 1 Koningen 11. Het verzet kwam vooral uit het noorden, het rijk stond op scheuren. Dat was al voorzegd door de profeet Ahia, die het nieuwe kleed van Jerobeam in twaalf stukken gescheurd had, en die hem ook beduidde dat tien stukken, namelijk het noorden, Israël, voor hem was. Sálomo kreeg van dit alles lucht, en Jerobeam moest vluchten, naar Egypte, tot de dood van Sálomo. Echter, toen Sálomo het tijdelijke met het eeuwige had mogen verwisselen, kwam Jerobeam terug. Daarmede nam ook de onrust toe in het land.

Rehábeam had echter wat bedacht. Hij zou zich niet in Jeruzalem tot koning laten uitroepen, maar in Sichem, een stad in het centrum van het opstandige gebied. Hij zou zijn macht wel eens tonen. En daar ontmoet hij Jerobeam en zijn aanhangers. Hij hoort hun woorden aan, maar komt zelf niet direct tot handelen. Ze moeten over drie dagen maar terugkomen. Dan gaat hij raad houden. Weet u wat opvalt? Hij vraagt niet eerst de HEERE. Hij zoekt niet wat de oorzaak is, dat kennelijk de Heere een twist heeft met Zijn volk. Wij lezen dan ook in 2 Kronieken 12:14: ‘En hij deed dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte om den HEERE te zoeken.’ Hoe zien wij in hem niet ons eigen beeld. Wij hoeven echt niet boven Rehábeam te staan. Wij stellen ook het liefst vlees tot onze arm. Het is opmerkelijk, dat noch de oude noch de jonge raadgevers Rehábeam daarop wijzen. Intussen geven de ouden hem goede raad. Blijkens 1 Koningen 12:7 zeggen zij er zelfs bij: ‘Indien gij heden knecht van dit volk wezen zult’. Ja, maar dat gaat deze man, die het liefst koning wezen wil, te ver. Óp de troon! Maar op de laagste plaats? Neen, dat wil hij niet! Dat willen wij ook niet. In onze val in Adam hebben wij voor de hoogste plaats gekozen. Wij willen als God zijn. Ons leven in eigen hand houden, zelf onze wegen uitstippelen, die uiteindelijk paden des doods zullen blijken te zijn. Zo was het helaas ook bij Rehábeam. Hij gaat naar de jongelingen toe ... van wie de Kanttekening opmerkt: ‘Deze jonge heren moeten redelijk bedaagd geweest zijn, dewijl Rehábeam, met wien zij opgewassen waren, een en veertig jaren oud was toen hij aan de regering kwam; 1 Kon. 14:21, en onder 2 Kron. 12:13.’ Het waren mensen, die met Rehábeam opgegroeid waren, en kennelijk bij hem in de gunst wilden komen. O, mensengunst wordt ook in onze dagen meer begeerd dan de gunst des Heeren. Want van de mens verwachten wij het. Rehábeam stelt vlees tot zijn arm, doch de ‘raadslieden’, jong en oud, doen het ook. En wie is in onze dagen nog werkelijk afhankelijk van de Heere? Wie kent het aanklevende leven aan de troon der genade? O, ze worden nog wel gevonden, ook in ons land, doch Sion is dun geworden. De tere vreze Gods wordt veelal gemist. Zaligmakende kennis wordt niet veel gevonden, ja, zelfs de historische kennis neemt af. De kennis van de Heilige Schrift is minder dan vroeger, zodat velen leven bij vermeend werk des Geestes en bij invallen, waar de Heere niet van afweet. En ook bij Gods kinderen is er nog menigmaal sprake van onkunde, omdat er zo weinig onderzoek is.

Ja, het is in onze dagen niet beter dan in de tijd van Rehábeam. Rehábeam, die zijn eigen weg ging zonder de Heere. Hij volgt de raad van de jongelingen. Zij raden hem, dat het juk maar zwaarder moet worden, en Rehábeam volgt deze raad op. Wij lezen in 2 Kronieken 10:13: ‘En de koning antwoordde hun hardelijk; want de koning Rehábeam verliet den raad der oudsten.’ Het gevolg: het rijk splitst, en de koning moet een laffe vlucht maken. Wij zouden geneigd zijn te zeggen: ‘Had Rehábeam nu maar naar de oudsten geluisterd.’ Maar dan vergeten wij, dat ook de oudsten ten diepste niet met God rekenden, maar uit berekening handelden. Weliswaar zeiden zij dat de koning maar knecht moest zijn. Doch ze bedoelden dat maar alsof. Zo met de gedachte: Nu wat toegeven, dan zult u meer gezag hebben. Bovendien moeten wij ook bedenken: de splitsing in het rijk was naar des Heeren voorzienig bestel, vanwege de overtredingen en de zonden van Sálomo. Gods kind zondigt niet goedkoop ...

Zo zien we: het grote rijk van David en Sálomo splitst in twee. En later zullen ook die twee rijken, Israël en Juda, ophouden te bestaan. Er zal een nieuw Koninkrijk komen, waarvan de Koning Zelf gezegd heeft, dat het niet van deze wereld is. Een geestelijk Koninkrijk. Van een Koning, Die wél Knecht wilde zijn. Immers, wij lezen over de Heere Jezus in Filippensen 2:7: ‘Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden’, en is de lijdensweg naar Golgotha gegaan. Hebt u, ziende uw zonden, wel eens iets van de noodzakelijkheid van deze weg mogen zien? Mag u deze Zaligmaker kennen? Rehábeam sprak over een juk. Maar de Heere Jezus heeft ook over een juk gesproken. Matthéüs 11:28‑30: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.’ Rehábeam richtte zijn hart niet om de Heere te zoeken. De Borg is echter in alles gericht geweest om de wil des Vaders te doen. Psalm 40:8: ‘Toen zeide Ik: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven.’ Zalig zijn degenen, wier harten gericht zijn om de Heere te zoeken, door Hem, Die van Zichzelven betuigd heeft, dat Hij de Weg, de Waarheid en het Leven is, de enige Toegang tot het Vaderharte Gods. Kent u als ellendige en arme in uzelf deze Zaligmaker? Dan is uw heilzon aan het dagen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 2008

Kerkblad | 12 Pagina's

Verkeerd gericht …

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 2008

Kerkblad | 12 Pagina's