Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (76)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (76)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Drie zijn er, Die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn Eén.
1 Johannes 5:7

Hemel en aarde samen
Boeiende woorden volgen in de verzen 7 en 8. Een vluchtige lezing ontlokt de uitspraak: Hemel en aarde verenigen zich. Want er staat dat er Drie in de hemel getuigen en dat er drie op de aarde getuigen. Daarmee stáát de zaak die aan de orde komt of is, want ‘op de mond van twee getuigen, of op de mond van drie getuigen zal de zaak bestaan’ (Deut. 19:15). In de hemel staat de zaak dus en op de aarde staat de zaak. Het getuigenis is waarachtig. Een betrouwbare verklaring en boodschap is gegeven. Een krachtig getuigenis dáár en hier. Eenduidigheid in de hemel en eenduidigheid op de aarde. Een eensluidend getuigenis, bovenaards en ondermaans. In de hemel en op de aarde wordt dezelfde boodschap gehoord. De kwestie bevreemdt ons niet. Het kan onmogelijk anders. Als het om Góds zaak gaat, is niets anders te verwachten dan dat Zijn zaak in de hemel en op de aarde gelijk is. Tussen die twee, de hemel en de aarde, bestaat wanneer God aan het woord is duidelijke overeenstemming. Let er maar goed op! De Heere, Die op de vraag om te leren bidden een helder antwoord geeft, zegt het ronduit en legt het in het hart en de mond van Zijn leerlingen: ‘Uw wil geschiede in de hemel alsook op de aarde.’ Van het doen van Gods wil is geen plek uitgezonderd. God verzekert plechtig: ‘Ik, de HEERE, word niet veranderd’ (Mal. 3:6a), waarmee het helder is dat Hij overal Dezelfde is, én in de hemel én op de aarde. Er kan geen verschil worden gemaakt tussen de hemel en de aarde, als zou God in de hemel anders zijn dan op de aarde, als zou God in de hemel anders spreken dan op de aarde. Neen, het getuigenis Gods is in de hemel precies hetzelfde als op de aarde. Dat zit gewoon vast aan en houdt verband met het wezen van God. Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid (Hebr. 13:8). De Heere Die op de aarde was is geen Andere dan Die nu in de hemel is. Hij is Dezelfde in doen en laten, in spreken en handelen. Nog één voorbeeld ter verduidelijking en ter verzekering: Christus sprak in de hemel en Hij sprak op aarde: ‘Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God’ (Hebr. 10:5-9)! Kortom: in de hemel en op de aarde klinkt hetzelfde geluid! De Heere maakt geheel en overal de dienst uit. Zijn werken prijzen Hem. Hij is aan geen plaats en tijd gebonden. Want evenmin bestaat er voor Gods kind, als het om zijn levensdoel gaat, of hij nu op de aarde is of in de hemel zou zijn, in de grond van de zaak verschil: altijd Hem welbehagelijk zijn (2 Kor. 5:9). Wanneer God gehoord wordt is de klank zuiver: hemel en aarde brengen een kraakheldere symfonie in volkomen harmonie ten gehore.

Een tekst met een bijzondere geschiedenis
Met de verzen 7 en 8 is er echter toch iets merkwaardigs aan de hand. Om dit aan te geven maken we gebruik van twee Bijbelvertalingen, eerst lezen we de tekst in de ons zeer vertrouwde Statenvertaling met daarbij de kanttekening, daarna bekijken we de tekst in de vertaling van 1951 met kanttekening. De Statenvertaling: ‘Want Drie zijn er Die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één.’ Een prachtige kanttekening volgt: ‘Dit vers, alzo het een zeer klaar getuigenis vervat van de Heilige Drievuldigheid, schijnt van de Arianen uit enige boeken uitgelaten geweest te zijn, maar wordt in meest alle Griekse boeken gevonden en zelfs ook bij vele oude en aanzienlijke leraars die voor de tijden der Arianen geleefd hebben, tot bewijs der Heilige Drievuldigheid daaruit bijgebracht; en de tegenstelling van de getuigen op de aarde vers 8, toont klaarlijk dat dit vers daar wezen moet, gelijk ook blijkt uit vers 9, waar gesproken wordt van deze getuigenis Gods.’ Uit deze vertaling met deze kanttekening is meteen zichtbaar dat deze tekst in bepaalde Griekse handschriften ontbreekt. Voor het ontbreken van de tekst menen de kanttekenaren een aannemelijke verklaring gevonden te hebben. In de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap staat het volgende: ‘Want drie zijn er, die getuigen [in de hemel: de Vader, het Woord, en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de aarde]: de Geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot één.’ De kanttekening hierbij is: ‘Het tussen [ ] geplaatste is het zogenaamde Comma Johanneum, dat in oudere Griekse handschriften niet voorkomt. Uit Spanje of Noord-Afrika afkomstig, is het allengs in verschillende Bijbelvertalingen opgenomen; klaarblijkelijk om het leerstuk der Drie-eenheid te schragen; maar het is duidelijk een invoeging. Verscheidene andere vertalingen laten het dan ook geheel weg, wat onzes inziens de voorkeur verdient.’ Hiermee ligt het probleem op tafel: heeft vers 7 wel of niet altijd in de brief gestaan? Behoort vers 7 tot de oorspronkelijke tekst van de brief of heeft iemand dit vers er later bij geschreven? De twee overgenomen kanttekeningen bieden een verschillende zienswijze: de kanttekenaren van de Statenvertaling denken dat de tekst er stond, maar door anderen is weggelaten, daartegenover staan degenen die de kanttekeningen bij de Bijbelvertaling van 1951 hebben geschreven en zij kijken daar anders tegen aan, zij menen dat de tekst later is uitgebreid. Welke van de twee tegenovergestelde visies geniet onze voorkeur?

De bespreking van het tekstprobleem
Om een antwoord op deze moeilijke en gevoelig liggende vraag te geven moeten we naar de handschriften kijken waarin de brief overgeleverd is. Allereerst de Griekse handschriften waarvan er heel veel zijn. Slechts heel weinig van die handschriften hebben de tekst zoals de Statenvertaling die biedt, vóór de twaalfde eeuw bevat zelfs geen enkel Grieks handschrift het gedeelte waarmee de kanttekenaren van de Statenvertaling de Drie-eenheid van God onderbouwen. Dan de Latijnse vertalingen. Oudere Latijnse tradities bevatten de langere tekst die de tweedeling ‘hemel en aarde’ bevat en die als zinsdeel het Comma (= zinsdeel) Johanneum wordt genoemd. Dit zinsdeel staat juist weer niet in die Latijnse vertalingen waarvan gezegd kan worden dat zij er waren voordat de kerk het leerstuk van de Drie-eenheid vaststelde. Dus feitelijk bestaan er geen handschriften van de Johannesbrief met de uitgebreide tekst waarin de Drie-eenheid voorkomt vóór het moment waarop de kerk het dogma van de Drie-eenheid formuleerde.

Bij deze feitelijkheid zou volgens Lalleman een verklaring voor de aanwezigheid van de uitgebreidere tekst kunnen zijn dat iemand in de kantlijn over de Drie-eenheid schreef wat later in de tekst is beland. Dus kwam het zinsdeel in de korte tekst ‘want drie zijn er die getuigen: de Geest, en het water en het bloed; en die drie zijn tot één’ terecht. Het is in ieder geval op zijn minst merkwaardig en opvallend dat het zinsdeel aangetroffen wordt nadat de kerk het dogma van de Drie-eenheid had vastgesteld. Floor merkt op dat de zinsnede via Erasmus in de Statenvertaling is terechtgekomen. In de eerste gedrukte uitgave van de Griekse tekst die Erasmus in 1516 het licht deed zien ontbrak het zinsdeel, maar in zijn derde editie van het Griekse Nieuwe Testament, nadat hij erover aangevallen was, nam hij de langere tekst op. Het laatste woord over dit Comma Johanneum is niet gezegd, ook al is het gemakkelijker te verklaren waarom het zinsdeel later toegevoegd is dan dat het valt uit te leggen dat Johannes het oorspronkelijk schreef en slechts in een handjevol handschriften bewaard is gebleven. Er zou dan wel erg eensgezind geschrapt zijn!

De Drie-eenheid
De kanttekenaren van de Statenvertaling hebben aanleiding gezien de langere tekst, hoe dan ook, de voorkeur te geven vanwege het helder getuigenis van de Drie-eenheid. Niemand hoeft zich het hoofd te breken over de argumentatie daarvoor en een eindoordeel daarover is ongewenst. Zij vermoedden dat de arianen achter de weglating van het zinsdeel zitten en zij komen daartegen in het geweer. Begrijpelijk en, als dát gedacht wordt, terecht: de Kerk staat immers voor de leer van de Drie-eenheid. Ten bewijze daarvan is ook artikel 9 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis te lezen. Het getuigenis van de Schrift (1 Johannes 5:7 staat er als klaar getuigenis in het Nieuwe Testament tussen!) is er, alsook zijn er de werkingen van de Drie-enige God waaruit de Drie-eenheid blijkt. Jawel, ‘deze leer van de Heilige Drievuldigheid is altijd beweerd en onderhouden geweest bij de ware Kerk, van de tijden der apostelen af tot nu toe, tegen de Joden, Mohammedanen en enige valse christenen en ketters, als Marcion (…), Arius en andere diergelijken, die met goed recht door de heilige vaders zijn veroordeeld geweest. Overzulks nemen wij in dit stuk gaarne aan de drie geloofssommen, namelijk der Apostelen, van Nicea, en van Athanasius; insgelijks hetgeen daarvan door de Ouden in gelijkvormigheid met deze besloten is.’

Maar wat nu als Johannes – we hebben gezien dat daarvoor toch geen zwakke argumenten bestaan – de langere tekst nu eens niet geschreven heeft? Stel je voor dat de oorspronkelijke door Johannes geschreven brief boven water kwam en het besproken zinsdeel zou er niet in staan. Dan staat alles nog! Dan staat Zijn Openbaring waarheidsvast, onverkort en onversneden. (De tekst is overigens altijd nog openbaring, ook in de korte vorm, zoals nog te onderzoeken is.) Kort en krachtig: dan belijden wij nochtans de Vader, het Woord en de Heilige Geest! Want onze belijdenis stoelt niet op deze ene prachtige tekst en dit ene kostelijke woord aangetroffen in handschriften van de Johannesbrief. Er is meer. Artikel 9 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis schept in ruime mate, Hem betreffende, voldoende uit de Heilige Schrift! Zijn Kerk valt voor Zijn woord en getuigenis, waarbij te zeggen is dat Hij Zich aan haar openbaart als God de Vader Die haar ten eeuwige leven van voor de grondlegging der wereld heeft verkoren; als God de Zoon Die haar leidt uit de duisternis tot het licht; als God de Heilige Geest Die levend maakt en leert door het Woord te zeggen: Abba, Vader. Wat zullen wij over de Heere zeggen als het ons niet geopenbaard wordt en als Hij Zich niet openbaart?! Spreek, Heere, tot mij die zonder U niet weet en niets weet, opdat ik zal weten en U kennen. Over Zijn openbaring van de Drie-eenheid heeft Hij terdege, wis en waarachtig, het eerste en laatste woord!

Vragen
1. Welk getuigenis is er in de hemel dat u ook op de aarde vindt? Bezie eens hoe er een eenheid is tussen de hemel en de aarde.
2. Lees artikel 8 en 9 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Wat betekenen deze beide artikelen voor u en waarom is deze belijdenis zo belangrijk?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 2010

Kerkblad | 12 Pagina's

Johannes’ brieven (76)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 2010

Kerkblad | 12 Pagina's