Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse Leerregels

Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 9, deel 2

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

… maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdgeloof, wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad, Mattheüs 13.

In hoofdstuk 2, artikel 8 en 9 van de Dordtse Leerregels zijn de Goddelijke verkiezing en verwerping aan de orde gesteld. Tegelijk is ook ter sprake gebracht dat de verkiezing voor God geen belemmering is om door het Evangelie zondaren te roepen tot bekering en geloof. Het verwijt van de remonstranten was dat verkiezing en roeping met elkaar in strijd zouden zijn. Hun redenering was: als van tevoren vaststaat wie wel en wie niet zalig zullen worden, dan heeft het toch weinig zin dat mensen worden opgeroepen tot bekering en geloof. In hoofdstuk 3/4, artikel 8 wordt dit weerlegd. In artikel 9 wordt hier dieper op ingegaan. Eerst wordt gezegd wiens schuld het níet is, wanneer ‘velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept.’ Vervolgens wordt gezegd wiens schuld het wél is, wanneer ‘degenen, die geroepen worden (…) het woord des levens niet aannemen.’ De schuld van het ongeloof wordt voor honderd procent neergelegd bij de mens.

Dat dit voor de Dordtse vaderen zwaar woog, blijkt uit het feit dat zij dit opmerkelijk vaak hebben gezegd. De oorzaak of onschuld van dat ongeloof, gelijk ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in den mens’ (DL Hfdst. 1, art. 5). ‘… van de eerste rechtheid door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf’ (DL Hfdst. 1, art. 7). ‘… door hun eigen schuld [in de ellende] hebben gestort’ (DL Hfdst. 1, art. 15). ‘Doch dat velen, door het Evangelie geroepen zijnde, zich niet bekeren, noch in Christus geloven, (…) geschiedt door hun eigen schuld’ (DL Hfdst. 2, art. 6). ‘Na den val is in den mens enig licht der natuur nog overgebleven, (…) zo wordt hem alle verontschuldiging voor God benomen’ (DL Hfdst. 3, art. 4). De belijdenis spreekt hier in overeenstemming met de Schrift, waar op talloze plaatsen de schuld van de mens wordt benadrukt en de kernboodschap is: ‘Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven’ (Jer. 31:30).

Zonder dat er iets wordt afgedaan van Gods verkiezend welbehagen, is de mens zelf verantwoordelijk voor zowel zijn daden als zijn volharden in het ongeloof. Om dit toe te lichten verwijst artikel 9 naar de gelijkenis van het zaad (Matth. 13). Met het zaad wordt het Woord van God bedoeld. Het Woord is hét ultieme middel waar God Zich van bedient om zondaren van dood levend te maken. Petrus schrijft: ‘Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwigblijvende Woord van God’ (1 Petr. 1:23). De plaats waar het Woord gezaaid wordt is het hart. In de praktijk blijkt dat het niet in alle gevallen tot de gewenste vruchten van bekering en geloof komt. Voor alle duidelijkheid: er worden geen verschillende soorten zaad gebruikt. De zaaier gebruikt steeds hetzelfde zaad. Maar wij zien dat sommigen zorgeloos het Woord aanhoren. Zij maken zich geen zorgen over hun eeuwige toekomst. Noch de meest uitnodigende boodschap, noch de ernstigste waarschuwing maakt op hen de minste indruk. Zij lopen langs de rand van de afgrond, maar hun redenering is: ‘Waar zou ik mij druk over maken, ik heb nog wel de tijd, en trouwens: Is de Heere niet genadig? Het zal straks allemaal best wel meevallen. Dus waarom zou ik er nu al werk van maken om mij te bekeren?’ ‘Zorgeloos zijnde, nemen zij het woord des levens niet aan.’ God roept wel tot bekering, maar dat gaat anderen aan, en geldt niet voor hen. Nee, men zegt dit niet openlijk, maar in de praktijk komt het er wel op neer.

Maar het kan ook zijn dat Gods roeping juist wél serieus genomen wordt. ‘Anderen nemen het wel aan.’ Het Evangelie doet hen wat. Zij kunnen onder de prediking soms tot tranen toe bewogen worden. De eredienst en de Bijbelkring bezoeken zij trouw. Zij tonen in hun leven tekenen dat zij van de roeping tot bekering, werk maken. Maar helaas, zij ‘nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdgeloof, wederom terugwijken’. In de gelijkenis van het zaad wordt duidelijk gemaakt dat wanneer er verdrukking of vervolging komt, zij dan worden geërgerd. Tegenslag brengt hun geloof aan het wankelen, of … je wilt natuurlijk niet van je familie of vrienden altijd van die schampere opmerkingen horen over jouw geloof. ‘Anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort.’ We leven in een jachtige tijd, en de zorgen van het gezin of je werk kunnen zoveel beslag op je leggen, dat het nemen van ‘stille tijd’, waarin wij tijd nemen om te bidden of de Schriften te lezen, er vaak bij inschiet. Of wanneer uit een sollicitatiegesprek blijkt dat men op zijn salaris zal vooruitgaan, maar dat men er wel bepaalde principes voor aan de kant moet zetten, kiest men uiteindelijk toch voor de ‘wellusten der wereld’. Nee, we komen er niet bij weg wanneer wij nog steeds geen gehoor hebben gegeven aan Gods roeping tot bekering. Ondubbelzinnig zegt God: ‘Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?’ (Ez. 33:11)

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 2010

Kerkblad | 12 Pagina's

Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 2010

Kerkblad | 12 Pagina's