Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (80)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (80)

Die gelooft en die niet gelooft. Deel 1

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die in de Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelf; die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn Zoon.
1 Johannes 5:10

Gods schatbewaarder
God heeft gesproken. De Vader gaf een krachtig getuigenis van Zijn Zoon. De gevolgen daarvan blijven niet uit, zoals het Woord nooit ledig weerkeert. Het is het een of het ander: ‘U dan, die gelooft, is Hij dierbaar’ (1 Petr. 2:7a) of de tegenpool daarvan: de ongehoorzame stoot zich aan het Woord, waartoe hij gezet is (zie 1 Petr. 2:7,8). Het is vóór of tégen. God wordt geloofd of Hij wordt niet geloofd! De geur verraadt het, God doet altijd triomferen in Christus. Degenen die zalig worden geuren het leven, degenen die verloren gaan daarentegen de dood (2 Kor. 2:15-16). Een wereld van verschil. De twee Schatgravers van Heidelberg hebben dit ook heel goed begrepen: gelovigen hebben de vergeving van zonden zo vaak als zij met een waar geloof de belofte van het Evangelie aannemen, terwijl de ongelovigen en de dubbelhartigen voor een hermetisch gesloten hemelpoort staan en onder Gods toorn blijven, omdat zij zich aan het Woord van God niets gelegen laten liggen (H.C. vraag en antwoord 84).

De apostel Johannes is toe aan dit vervolg. De Kroongetuige heeft getuigd en de reactie daarop kan niet uitblijven. Welnu, ‘die in de Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelf’. Het getuigenis werkt geloof, de getuigenis Gods wordt met ‘amen’ beantwoord. God overtuigt, de hoorder buigt. De afkomst van deze woorden is niet moeilijk te achterhalen. De bron van herkomst is aanwijsbaar: ‘En de Vader Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd. Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien; en Zijn woord hebt gij niet in u blijvende, want gij gelooft Dien niet, Dien Hij gezonden heeft’ (Joh. 5:37-38). Het is Jezus Die dat zegt. Hij verwijt Zijn hoorders dat zij het spoor volledig bijster zijn, zij hebben werkelijk geen notie van het ware spreken van God. Eenieder die niet gelooft in God, die blijft in het Woord niet. Het hoort bijeen en het is onlosmakelijk met elkaar verbonden: geloof in de Zoon van God en de getuigenis van de Vader over Zijn Zoon. Hoe krachtig is Gods Woord. Gods spreken is indringend. Waar het Woord Gods zich vastzet, daar is geloof.

Over de betekenis van de woorden ‘heeft de getuigenis in zichzelf’ gaan de meningen uiteen. Uitleggers lijken zaken te willen scheiden die niet te scheiden zijn. Uitwendig en inwendig getuigenis, zoals dat heet, worden te veel en te sterk van elkaar losgemaakt en gescheiden. We zullen proberen dit helder te krijgen. Sommige Schriftverklaarders zeggen dat de apostel het hier over een louter uitwendig getuigenis heeft. Het wil zoiets zeggen als dat God uiterlijk overtuigend bewijs heeft geleverd, Hij heeft uiterlijk krachtig gesproken. Meer dan eens heeft Hij immers tijdens de rondwandeling van Zijn Zoon op aarde getuigd Wie Hij gezonden heeft, Wie de Gezondene is. De woorden krijgen dan de betekenis dat de gelovigen zich aan deze uitwendige getuigenis vasthouden. Anders gezegd: de gelovigen nemen het uitwendige Woord aan, waarmee zij het getuigenis met zich meedragen. Zij zullen de getuigenis niet verliezen, het historische getuigenis dat de Vader van Zijn Zoon gegeven heeft, blijft bij en in de gelovigen zorgvuldig bewaard.

Er zijn uitleggers die deze verklaring afwijzen en stellen dat Johannes hier aan het inwendig getuigenis denkt. De apostel, zo zeggen zij, staat hier het inwendig getuigenis van de Heilige Geest voor ogen. Een inwendige stem garandeert zekerheid en zorgt voor houvast. De Heilige Geest geeft zogezegd een apart inwendig getuigenis in het hart. Wanneer we deze verklaringen zien en naast elkaar leggen, dan is het gevaar aanwezig dat wij gaan scheiden wat de Heere samengevoegd heeft. Als het gaat om geloof in Gods Zoon, dan blijken ‘uitwendig’ en ‘inwendig’ niet van elkaar los te maken te zijn. Het is glashelder dat zij bijeenhoren. Johannes heeft het namelijk over ‘de getuigenis’ waarin het nodige uitwendige te horen is, en ‘in zichzelf’ waaruit het inwendige voldoende op te maken is. De briefschrijver beweert dat de gelovige de getuigenis in zichzelf heeft. Het is God de Vader Die de getuigenis van Zijn Zoon geeft én Hij doet dat in de gelovige. God de Vader brengt het getuigenis van de Zoon tot en in de gelovige, Hij zorgt door Zijn Geest ook voor de zorgvuldige bewaring daarvan. Gods heilswerk is volkomen werk, Hij opent ogen, Hij opent harten, Hij schenkt opmerkingsgave, Hij schenkt geloof in de prediking.

Uit de kanttekeningen van de Statenvertaling kunnen we de eenheid van en het nauwe verband tussen ‘uitwendig’ en ‘inwendig’ ook afleiden. Bij vers 9 staat immers in de verklarende opmerkingen dat de Vader het getuigenis van Zijn Zoon geeft dat Hij ‘de ware en enige Zaligmaker is’. Daarna volgt bij vers 10 de aantekening dat de Heilige Geest Die het geloof in Gods kind gewrocht heeft ‘hiervan in zijn hart overtuigt en verzekert’. In zijn commentaar op dit deel van deze tekst schrijft Calvijn treffend ‘dat God Christus alleen voorstelt’, ‘dat God door Zijn autoriteit ons geloof bevestigt’, ja, ‘dat God niet van buitenaf spreekt’, maar ‘dat elk godzalig mens in zichzelf gevoelt dat God de Auteur van zijn geloof is: waaruit blijkt hoever een voorbijgaande mening, die aan wat anders hangt, van het geloof verschilt’. Er bestaat geen twijfel of God is het Die Zijn getuigenis innerlijk in het hart van de gelovige geeft en werkt. Paulus brengt dit schitterend onder woorden als hij aan de Korinthiërs Gods heerlijke werk ontvouwt: ‘[God] is Degene Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij Godes en niet uit ons’ (2 Kor. 4:6b-7). De gelovige is daadwerkelijk een schatbewaarder, hij bewaart het getuigenis van God, een bewaring die alleen in Gods kracht mogelijk is en geschiedt. Met het geloof dat Jezus Christus tot inhoud heeft, bezitten de gelovigen – vooruitlopend op vers 11 – een grote schat: wij hebben het eeuwige leven in ons blijvende. Al is Gods kind in doodsnood, … geen blijvende nood, want groter dan de nood is de Helper Die in het hart verzekert dat de liefde van God tot hem altijd blijft en niet stuk te maken is. Het is het leven in de Zoon Die gezegd heeft dat eenieder die in Hem gelooft, zal leven, al ware hij gestorven.

Kijk, dát is pas leven, echt leven, dát heet geloven: leven uit Gods getuigenis, door God bediend, door Hem gediend. Met de wedergeboorte, als gevolg van Gods verkiezing tot geloof, vangt het nieuwe leven aan! Eens Zijn kind, altijd Zijn kind. Een kind dat door God zorgvuldig wordt bewaard en een kind in wie Gods getuigenis zorgvuldig gebracht en bewaard is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 2010

Kerkblad | 12 Pagina's

Johannes’ brieven (80)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 2010

Kerkblad | 12 Pagina's