Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (84)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (84)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat gij weet dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in de Naam van de Zoon van God.
1 Johannes 5:13

De reden van de brief
Johannes doet verantwoording van zijn schrijven van deze brief. Het tekstvers is er de neerslag van. Er zijn commentaren in omloop waarin uitleggers bij de behandeling van dit 13de vers zeggen dat dit het slot van de brief is. Hier zou de brief dus eindigen. Voor het gedeelte dat hierna nog volgt, zou een ander verantwoordelijk zijn. Iemand anders zou de verzen 14-21 hebben geschreven. Deze twijfelachtige bewering van Bijbelonderzoekers is inhoudelijk bekeken. Er zijn genoeg redenen aangevoerd waarmee de bewering ontzenuwd is. Boeiend is het om Johannes’ indrukwekkende pennenvruchten met elkaar te vergelijken. Uit vergelijking van het Johannesevangelie, de Johannesbrieven en de Openbaring wordt helder dat voor Johannes schrijven een belangrijk middel tot communicatie is en door de Heere zaligmakend wordt gebruikt (Joh. 20:30-31; 21:24-25; 1 Joh. 1:4; 2:1, 7, 8, 12-14, 21 en 26; 5:13; 2 Joh. 12; 3 Joh. 13; Openb. 1:3, 11; 2: 1, 8, 12, 18; 3:1, 7, 14; 22:19). Wie naar het slot van het Johannesevangelie kijkt, komt in Johannes 20:31 de reden van zijn evangeliebeschrijving tegen: ‘Deze dingen zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam.’ Wie naar de tekst van deze Bijbelstudie kijkt, ziet dat ook hier de reden van het zenden van deze brief wordt gegeven: ‘Opdat gij weet dat gij het eeuwige leven hebt en opdat gij gelooft in de Naam van de Zoon van God.’ In de tweede Johannesbrief lijkt er aanleiding te zijn de gemeente aan te sporen elkaar lief te hebben en naar Zijn geboden te wandelen, terwijl de derde brief alles te maken heeft met een eerdere brief die hij geschreven heeft maar die verdonkeremaand is. Wie de evangeliebeschrijving naast de eerste brief legt, ziet dat de apostel heel duidelijk schrijft waarom hij beide documenten heeft gemaakt. Nadat hij de reden heeft gegeven, gaat hij toch nog even door en vertrouwt nog laatste dingen aan het papier toe. Noem het gerust de stijl van Johannes. Niemand hoeft te gissen waarom hij geschreven heeft en iedereen kan zien dat hij na het geven van de reden van het schrijven nog wat laatste zaken kwijt wil. Eigenlijk blijkt uit alles wel dat de apostel met de beste bedoelingen schrijft en dat hij het allerbeste, dat is het leven en de zaligheid van zijn lezers, op het oog heeft.

Deze dingen heb ik u geschreven
De apostel heeft geschreven. Met enige nadruk staat er: ‘ik heb geschreven’. De lezers moeten zich daarvan terdege bewust zijn dat de apostel zich de moeite genomen heeft. Hij is niet klakkeloos en gedachteloos aan het schrijven gegaan. Neen, hij heeft zich ertoe gezet en dat heel bewust. Dus lezers, besef het goed dat ik weloverwogen aan de schrijftafel ben gaan zitten. Ik heb u deze dingen geschreven. Het is even de vraag wat Johannes bedoelt met deze dingen. De aanduiding ‘deze dingen’ verwijst ergens naar. Dat zijn dan de dingen die in de voorafgaande verzen staan, maar dat is ook zeker alles wat daarvóór geschreven is. Maar daarmee is nog niet alles gezegd. Zelfs het stukje dat volgt is erbij te rekenen, want als de lezers de brief in handen krijgen is ook dat stukje geschreven. Het is de schrijfstijl die uit brieven uit de apostolische tijd bekend is en die vaker gebruikt werd. Daarmee heeft vers 13 dan ook een bijzondere functie. Een dubbele functie. Er wordt iets afgerond en er wordt iets ingeleid. Het is een soort brug, een kleine schakel, die het vorige met het volgende verbindt. De tekst heeft zijn betekenis als de brief nog eens teruggelezen wordt en ook als wat volgt bekeken wordt. Dus bij het lezen van de gehéle brief moet wat Johannes hier schrijft voor ogen worden gehouden. De tekst is van toepassing op de totale briefinhoud. Bij álles wat geschreven is moeten de dingen die hier gezegd zijn bedacht worden. Ieder is natuurlijk heel benieuwd wat het dan wel is wat te bedenken is. Dat is te onderzoeken. Maar eerst is nog iets anders te noemen, een andere kwestie behoeft aandacht, namelijk wie de inhoud moeten bedenken.

Het identiteitsbewijs
Het punt van het ‘wie’ staat in de tekst. De briefschrijver adresseert, hij houdt niet van algemeenheden. Mensen moeten zich niet rijk rekenen als zij niet rijk zijn en zij die rijk zijn moeten zich van de geschonken rijkdom bewust zijn. Johannes spitst de dingen toe: Deze dingen heb ik u geschreven die gelooft in de Naam van de Zoon van God. De briefschrijver spreekt heel duidelijk lezers aan op het geloof. Om geloof gaat het. Als er geen geloof is, is er ook van leven geen sprake. In zijn evangeliebeschrijving benadrukte hij dat het doel van zijn boek het geloof was. Het geloof in Jezus de Christus, de Zoon van God, had hij ermee voor ogen en met dat geloof was het leven verbonden. Nu, in zijn brief, spreekt hij lezers aan die tot geloof zijn gekomen, in wie de verkondiging zich heeft vastgezet. Zij die door de Geest onder het beslag gekomen zijn van de prediking van Jezus de Christus, zijn door het Leven gestempeld. U die gelooft in de Naam van de Zoon van God heb ik deze dingen geschreven. De nadruk op ‘de Zoon van God’ verbaast niet meer na alles wat door Johannes naar voren is gebracht. Die belijdenis is een aangevochten zaak gebleken, dat belijden is heftig bestreden. Maar daarin en daarbij is te volharden. De krachtige verlossing door Gods Zoon, Die gekomen is en mens geworden is, staat. Hij heeft verzoening gebracht. Gelovigen hebben grond onder de voeten, vaste grond, rechtsgrond: Mijn bloedstorting voor de vergeving, uw rechtvaardige straf heb Ik gedragen, uw onbetaalbare schuld heb Ik voldaan. Johannes spreekt van leven, eeuwig leven, maar wel geadresseerd. Niet in zijn algemeenheid maar heel gericht. De lezers hebben hun identiteitsbewijs te tonen: Jezus’ Borgwerk is het eigendomsmerk. U … u … die gelooft in de Naam van de Zoon van God. Geen geloof in zijn algemeenheid, maar geloof in gerichtheid … want de Vader trekt maar één kant uit: ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem’ … en dit is het werk Gods dat gij in Hem gelooft.

De wetenschap
Welnu, als dat zo is, dat zij geloven in de Naam van de Zoon van God, dan mogen ze weten dat zij het eeuwige leven hebben. Een rijke wetenschap. Een belangrijke gave. De apostel verklaart plechtig dat alles geschreven is tot zekerheid. Opdat gij, gelovige, weet dat gij het eeuwige leven hebt. Voor niemand is het een vraag dat hij het daarover heeft gehad. Het is gezegd, nog eens herhaald, hij prentte het bij wijze van spreken in. Waarom hij dat deed is niet moeilijk te raden. Het is kraakhelder dat de gelovigen onder vuur liggen. Dat allerhande leer gestrooid wordt en dat gemeenteleden het daarmee zwaar te verduren hebben. De apostolische prediking wordt bestookt, de dwaalleer van leugenaars waart rond. Gelovigen in hun concrete situatie behoeven pastorale aandacht. Zij moeten niet uit balans raken, niet in onzekerheid geraken. Ze moeten weten dat zij het eeuwige leven hebben. Het eeuwige leven bezitten zij nu reeds. Het leven in zijn pure en zuivere kwaliteit is in hen gelegd, is hun gegeven. Zeker weten! Ze moeten het zeer ter harte nemen. Het werkwoord ‘weten’ valt hier en het zal niet bij één keer blijven. Bereiden wij ons erop voor. Op dit weten rust een goddelijk patent. Gelovigen ontdekken dat zij niets weten, maar van Hogerhand krijgen ze Alles te weten. Na vers 13 volgt ‘weten’ meer keren, het slot bevat ‘weten’ maar liefst zes keer. Zeker weten! De hoogste zekerheid is een geschenk. Absoluut zeker zijn is het werk Gods.

De lezers hoorden de boodschap, geloofden haar en met het geloof is het leven Gods Gave. Is er het leven, dan is er het weten. Geloofskennis met zekerheid. Johannes kerft het in dat wie in de Heere Jezus als de Zoon van God gelooft, die is het eeuwige leven deelachtig. Het is alsof hij ziet dat lezers met geloofszekerheid worstelen. De dwaalleraars hebben invloed. Zij lijken greep te krijgen op de lezers. Het Evangelie wordt ondermijnd. Hij ziet het tobben en zuchten. Hij kent de ervaring van bekommernis en kwelling. Maar de apostel wil het nadrukkelijk stellen dat alle dingen zijn geschreven, opdat zij die geloven nu reeds zeker weten dat zij het eeuwige leven bezitten. Gelovigen moeten met hun anker vaster in de Goede Grond komen zitten. Het laatste stukje van de tekst ‘en opdat gij gelooft in de Naam van de Zoon van God’ hebben alle Griekse handschriften niet en het is niet onmogelijk dat het er later bij geschreven is. Geen uitvoerige discussie daarover. Simpel, laat het gewoon staan. Waarom? Er stond toch al dat zij geloofden in de Naam van de Zoon van God? Waarom dan die zin ‘opdat gij gelooft …’? Vanwege hét gelóófs-léven. Dat is de bevinding. Iemand die gelooft in de Zoon van God, moet steeds weer geloven in de Zoon van God. Het is een zaak van voortdurendheid, vernieuwing, herleven en volharding. De hemel houdt het geloof in leven (Luk. 22:32). Ongeloof bespringt geloof, maar door de Leidsman van het geloof vlamt het weer op. Hij doet een rokende vlaswiek weer vlammen. Gelovigen zijn vertrouwd met de waarheid: ‘missen, zoeken, vinden’; dit herhaalt zich keer op keer. De Heere redt keer op keer!! De Geest als Onderwijzer brengt kennis en bevinding, de gemeenschap met God is een zaak van hoofd en hart. Wat is onze belijdenis (H.C. vr. en antw. 21) toch Bijbels in haar spreken: Geloven is een stellig weten (let wel: de oren hangen naar de Schriften!) en een door de Heilige Geest gewerkt vast vertrouwen in Gods vele en rijke geschenken aan mij! Die zekerheid zal nog van groot belang blijken te zijn als het gaat om het gebed en als hij spreekt over het vrijmoedig tot God gaan in het gebed. Over het weten is Johannes nog niet uitgesproken en zijn wij nog niet uitgedacht.

Vragen
1. Vergelijk Joh. 20:31 met 1 Joh. 5:13. Welke overeenkomsten en welke verschillen ziet u? Heeft dit voor u gevolgen als het gaat om een preek uit het ene of het andere Bijbelboek?
2. Waaruit blijkt dat Johannes separeert, dus duidelijk onderscheid maakt als het gaat om hoorders/lezers? Vindt u dit belangrijk? Verklaar uw antwoord.
3. Johannes schrijft: opdat gelovigen verzekerd zullen zijn van het eeuwige leven. Wat vindt u van die doelstelling? Hebben wij daarvoor in onze gemeenten wel, te weinig of nauwelijks aandacht?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 2010

Kerkblad | 12 Pagina's

Johannes’ brieven (84)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 2010

Kerkblad | 12 Pagina's