Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (85)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (85)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort.
1 Johannes 5:14

De vrijmoedigheid tot Hem
Het is geweldig waarvan God verzekert: Ik verzeker u van het eeuwige leven. Hebben is hebben en hebben is houden. Onvervreemdbaar eeuwig leven. Met God is het zeker weten. Kinderen worden van hun God zeker gemaakt. Meteen is er het vervolg: Bidden loont. ‘Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort’ (Ps. 17:6a). Gods amechtige kinderen lessen zich bij de Bron. Van de verkwikking bij voorbaat verzekerd. De apostel komt weer eens met dat woord ‘vrijmoedigheid’ (vgl. 1 Joh. 2:28; 3:21), waarmee uitgesproken is dat de vragende kinderen vol vertrouwen naar God gaan. Zij geloven in de Naam van de Zoon van God (vers 13) en Hij schept moed. Het kan niet genoeg gezegd worden dat in God Zelf alle moed te vinden is. De kinderen durven tot hun God te naderen om de reden dat zij weten Wie Hij is. Gekregen inzicht en wetenschap. Het gebedsleven is een kwestie van zeker weten en vast vertrouwen.

In hoofdstuk 3 is er in die zin ook over het gebed geschreven. Het bidden is weer aan de orde, waarbij nu de inhoud van het gebed ter sprake komt. De zaak van de vrijmoedigheid is een duidelijk gegeven: Hij verhoort. Waar komt de vrijmoedigheid dus vandaan? Vanuit de openbaring en bekendmaking dat Hij de Hoorder van de gebeden is. In Psalm 38:22 (ber.) staat: ‘Troost in noden, grote Hoorder van ’t gebed.’ We zien kinderen Gods tot God naderen en we stellen de klemmende vraag: Waar halen jullie de moed vandaan? Hun antwoorden zijn duidelijk: ‘Hij heeft mij gezegd dat ik Zijn aangezicht moet zoeken’; ‘Hij heeft mij gezegd: Ik zal u voeren met smekingen’; ‘Hij heeft mij gezegd: ‘U zult Mij aanroepen, u zult Mij zoeken en vinden’; ‘Wij hebben het van Hem gehoord: Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen.’ Er is slechts een vaststelling mogelijk, namelijk dat zij durven te gaan op Zijn woord. Met hun zonden en ellenden wist God raad, Hij vergeeft gaarne, Hij bedekt de ongerechtigheid. De richtende God heeft in Christus vrijgesproken. De eigendomsketting is omgehangen. Gods zegel staat erop. In en met een biddende en pleitende Hogepriester maken de gelovigen de opgang naar de genadetroon, Hij is de Koninklijke en zekere Weg voor de verhoring. ‘Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij de Vader bidden zult in Mijn Naam, dat zal Hij u geven’ (Joh. 16:23a). Bij vrijmoedigheid past de kostelijke wetenschap: God heeft mij dat recht geschonken, in geloof en diep vertrouwen omhels ik Zijn onfeilbaar Woord.

Bidden in gebondenheid
Bij het bidden gelden gedragsregels. Wie tot God gaat, moet geloven dat Hij is en daarbij bedenken Wie Hij is. Johannes zegt dat bij het bidden grenzen gerespecteerd moeten worden. Er bestaat in het bidden geen onbeperkte vrijheid. Er is een bijzondere beperking. Degene die bidt, ziet zich geplaatst tegenover Gods wil. Er is vrijmoedigheid en zekerheid dat Hij verhoort ‘zo wij iets bidden naar Zijn wil’. Een belangrijke opmerking als het gaat om het gebedsleven: bidden naar Gods wil.

Wat betekenen de woorden ‘naar Gods wil’? Wie bidt, moet bidden in overeenstemming met de wil van God. Alleen die dingen worden verhoord die met Gods wil verenigbaar zijn. Alleen de gebeden die in de lijn van Gods plannen liggen, worden verhoord. De woorden ‘naar Gods wil’ raken dus heel diep de inhoud van het gebed, daarop ligt het accent. De Heere verhoort Zijn kinderen mits hun gebed overeenstemt met Zijn wil. Gods wil geschiedt en Zijn wil moet geschieden. Om het concreter te maken mag de worsteling van de Heere Jezus in Gethsémané in herinnering worden geroepen. De Heere wil niets anders dan dat de wil van Zijn Vader geschiedt: ‘niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede’ (Luk. 22:42). Ook als dat voor Hem de diepste weg van het kruis betekent. Hij legt het gebed bij Zijn Vader neer en staat daarna op, bekend met de wil van Zijn Vader, om niets anders dan Vaders wil te doen. De wil van de Vader is niet dat Hij verheerlijkt wordt zonder kruis, neen, de Heere Jezus moet door het lijden en de dood naar de heerlijkheid. De Heere Jezus bidt, maar de Vader moet Hem zó verhoren dat de wil van Zijn Vader geschiedt. Ten laatste is het alleen maar te doen om de eer van de Vader. De Zoon wil niets anders dan de Vader verheerlijken. Dat moeten de gelovigen bedenken als zij bidden, als er in Jezus’ Naam gebeden wordt. Altijd die eer van de Vader. Hij Die tot Zijn Vader is heengegaan zegt het: ‘En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde’ (Joh. 14:13). Daarmee is het bidden een gedurige geloofsoefening, het gelovige kind oefent zich en oefent de verborgen omgang met God om meer en meer kennis te krijgen van Zijn wil. Gelovigen vragen naar Gods wil. Zij willen eenswillend met God zijn, zich voegen naar Zijn wil. ‘Uw wil geschiede!’ ‘Heere, leer mij Uw weg!’ ‘Heere, leer mij Uw welbehagen doen.’ ‘Heere, Uw goede Geest geleide mij.’ ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?’ Paulus roept ertoe op: ‘Zijt niet onverstandig, maar verstaat welke de wil des Heeren is’ (Ef. 5:17).

Het kennen van de wil van God in handel en wandel, in strijd en aanvechting, is een gebedszaak. Helaas en beschamend om te zeggen: heel veel zogenaamde gebeden ademen die Geest niet. Mensen bidden naar zichzelf toe. Zij kiezen hun eigen weg en de Heere moet er vervolgens Zijn stempel op zetten, want het moet toch in Zijn gunst zijn. Praktijken die de Heere vindt in gezinnen, in gemeenten, in kerkenraadskamers, in studieruimtes en studeerkamers. Arglistig is het hart. God wordt aangevallen en de Naam van Jezus misbruikt als het onder het mom van ootmoedigheid klinkt: Heere, mijn wil moet geschieden. De Heere Jezus, Johannes, Jakobus, Paulus, Petrus, ja, de Voorbidder en achter Hem aan Zijn volgelingen die Hij leert bidden, stellen het onrechtmatige en onheilige, het kwalijke en geminachte bidden aan de kaak. Niet voor niets is er de bede: ‘Leer ons bidden!’ Niet voor niets zenden de Vader en de Zoon hun Geest, opdat Hij als de Geest der gebeden in de gelovigen bidden en zuchten zal en ze zal steunen in hun gebeden. Wij mogen onze wil niet aan God opleggen. Nee, God legt Zijn wil in liefde ons op. Gods wil is heilig en Gods wil is de Zijnen lief. Vrijmoedigheid is er slechts zo wij bidden naar Zijn wil. Dán is het oordeel van God gesproken: ‘Zie, hij bidt.’ Daarbij is de Geest hartelijk nodig. Calvijn merkt hierover scherp op: God heeft over ons Zijn Geest tot een Voorganger en Leidsman gesteld, Die onze genegenheden bedwingt en niet buiten de grenzen laat lopen. Samengevat wordt de verhoring dus ontvangen voor zover het gebed valt binnen Gods plannen, binnen Gods bestek. Het gebed dat daarmee niet in overeenstemming is valt buiten de verhoring.

De juiste manier van bidden blijft dus niet buiten beeld. De bedoeling van de gelovigen moet zuiver zijn. De zuivere intentie is belangrijk. Hierboven bleek ook het tegenovergestelde werkelijkheid te zijn. Maar de dingen moeten altijd naar Gods Woord en Zijn bevel geschieden. De onderwerping aan Gods Woord is wezenlijk. In Gods Woord leert God hoe en wat wij moeten bidden. Het leven van de Heere Jezus is tekenend. Hij is biddend Zijn weg gegaan en Hij is Zijn discipelen biddend voorgegaan. Als de Kerk nu bidt in de Naam van de Zoon van God, dan moet in haar gebed zogezegd Jezus’ eigen stem doorklinken. Hij moet aan het Woord zijn. Hij wil het voor het zeggen hebben. Naar Hem wil de Vader horen. Ten diepste is dan het bidden in de Naam van de Heere voor de Kerk Christi niets anders dan dat haar Heere tot de Vader bidt. Hoe zorgvuldig weegt zij dan haar woorden, hoe afhankelijk weet zij zich van Hem. Professor Schilder illustreerde het ‘om Jezus’ wil’ treffend. Kinderlijk eenvoudig uitgelegd met de bekende voorstelling van het jochie met een boodschap. Hij ging naar de buren om te vragen of ze een kopje koffie kwamen drinken. Wat was dat voor een vraag? Feitelijk en ten diepste was het niet de vraag van de jongen maar van zijn ouders. Als het dan gaat om die manier waarop naar Gods wil wordt gebeden, dan is Romeinen 8 een hoofdstuk vol geleid gebedsleven. Zijn voorbiddend werk voor Zijn kinderen zet Hij voort aan de rechterhand van Zijn Vader: ‘Die ook voor ons bidt.’

Vragen
1. Omschrijf het woord ‘vrijmoedigheid’. Wat is vrijmoedigheid voor u in de praktijk van het leven?
2. Johannes zegt dat het bidden moet plaatshebben ‘naar Gods wil’. Bespreek aan de hand van de uitleg het gebedsleven in de praktijk van de gemeente. Kunt u aangeven waarin het ‘naar Gods wil’ is of waarin het (juist) ‘niet naar Gods wil’ is?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 2010

Kerkblad | 12 Pagina's

Johannes’ brieven (85)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 2010

Kerkblad | 12 Pagina's