Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (97)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (97)

Deel 4

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben.
2 Johannes 1

Johannes heeft zijn liefde genoemd. De discussie hoeft niet te worden gevoerd of zijn liefde uitgaat naar de kinderen of de vrouw en de kinderen samen. In wiens hart de Geest de liefde van God heeft uitgestort, zijn de uitgangen van het hart vol liefde en liefdevol naar buiten. Als de vrouw de gemeente is, dan heeft Johannes haar en dus al de gemeenteleden lief. Als de vrouw een aanwijsbare vrouw is, die kinderen heeft, dan is het geen vraag of Johannes de kinderen met hun moeder een warm hart toedraagt. Dat staat dan als een paal boven water. Nu volgt in de tekst nog een uitbreiding, een opmerkelijke en leerzame verbreding: ‘En niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben.’ Johannes heeft gezelschap, medestanders in geloof in Hem en in kennis van Hem Die de Waarheid is, waarheidsgenieters die met hem de andere kinderen van God liefhebben.

In verbondenheid met mij
De bekende opstellers van de Heidelbergse Catechismus, Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus, hebben voor wat betreft de kwestie die in dit vers aan de orde en wat daarover in de Bijbel te vinden is, hun formulering van de gemeenschap der heiligen geschreven. Is het Christus Die de uitverkorenen door Geest en Woord in een en hetzelfde geloof aan Hem bindt, Hij is het ook Die ze met elkaar verbindt en ze met hart, mond en hand voor elkaar doet zijn (H.C. Zondag 21, vragen en antwoorden 54 en 55). Op overtuigende wijze werkt de Koning der Kerk het gezegde uit: ‘Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.’ Christus schept door Zijn Geest en met Zijn Woord een band, een Geestelijke band. Van die Geestelijke band is het laatste stukje van de tekst het bewijs: ‘Niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben.’ De speciale aanduiding die achter ‘allen’ staat, dus de kennis van de waarheid, die alle liefhebbers van de vrouw en haar kinderen bezitten, behoeft nauwkeurige aandacht. Maar eerst mag het woord ‘allen’ er uitgelicht worden. De apostel vertrouwt aan het papier toe dat hij in het liefhebben van de vrouw en haar kinderen beslist niet alleen staat. Hij is in de wereldomvattende Kerk van Christus geen uitzondering op dit punt. De kinderen en hun moeder zijn buiten kijf bij meer mensen geliefd. Het is onloochenbaar dat er anderen zijn die met Johannes die liefde tot hen delen. Johannes verklaart de geadresseerden zijn liefde en daaraan voegt hij toe ‘allen’ die met hem hen liefhebben.

Waar moeten we die ‘allen’ zoeken? De kanttekenaren van de Statenvertaling zoeken de liefhebbers van de uitverkoren vrouw en haar kinderen op plaatselijk vlak: ‘Namelijk die in die plaats wonen en u kennen.’ Het schijnt dat de uitleggers in hun kanttekeningen hiervoor het meest kijken in de richting van de plaatsgenoten van de vrouw met haar gezin, kort gezegd: haar gelovige plaatsgenoten lieven haar. Ook is het mogelijk om vanuit Johannes en zijn verblijfplaats de kwestie te bezien zoals op grond van vers 13 niet uitgesloten kan worden. Daarom is verdedigbaar: medegelovigen vandaar, vanaf het adres van de afzender, hebben hartelijke liefde tot degenen aan wie de apostel schrijft.
De vraag moeten we stellen: Is Johannes’ verklaring wel tot de ene of de andere plaats te beperken? Zijn de andere liefhebbers van de vrouw en haar kinderen alleen te vinden in de plaats van herkomst van de schrijver of de plaats van aankomst van de brief, dus de leefomgeving van Johannes of die van de aangeschreven familie? Een helder en duidelijk ‘neen’ kan en mag ten antwoord klinken. Liefde tussen gelovigen is niet slechts een zaak van plaatselijkheid maar strekt zich uit over stad en land, over het geheel van de aarde. Gods kinderen herkennen elkaar wereldwijd. We zouden er toch bijna overheen lezen, door een te vluchtige lezing zou het ons ontgaan hoe wijd zich de liefde uitstrekt: allen. Er dient zich daarmee een grote menigte aan. Er worden geen uitzonderingen genoemd. Het gaat niet over velen, evenmin over enkelen. De briefschrijver spreekt van ‘allen’. Hij noemt zichzelf eerst als degene die hen in waarheid liefheeft, maar voegt er in één adem állen aan toe. Zonder geografische inperking! Zonder een plaats of gebied daarbij speciaal aan te wijzen. Ik heb uw kinderen in waarheid lief, maar er zijn er meer, oneindig meer: allen!

Wij in verbondenheid met Hem
Het staat vast: uit het vers valt niet een of andere zeer plaatselijke situering af te leiden. De liefde tot de vrouw en haar kinderen schijnt niet beperkt te moeten worden tot een meer of minder beperkt gebied, maar is juist overal te vinden. Waar ze bekend worden, worden ze geliefd. De Heere werpt op deze kwestie bijzonder licht als het om een andere vrouw gaat die haar diepste liefde voor Hem uitgiet: ‘Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft’ (Matth. 26:13). We moeten aan de hand van onze brieftekst maar leren en dat krachtig en vet onderstrepen dat we altijd het geloof belijden in gemeenschap met de Kerk van alle plaatsen en eeuwen. De Heere legt banden. De algemene of katholieke christelijke Kerk is wereldomvattend en houdt bij geen landgrens en stadsmuur op. Geen geografische inperking dus. Geen enkele beperking dan? Van enorm belang en van doorslaggevende betekenis is wel dat we thans zien en opmerken dat ‘allen’ dan wel niet geografisch tot een plaats of land ingedamd is, maar theologisch wel bepaald is. Er is een duidelijke begrenzing en beperking als het om al die liefhebbers gaat. Niet alle mensen hebben de vrouw en haar kinderen lief. Het zou in strijd met Jezus’ eigen woord zijn dat zegt dat Hij gehaat is en dat de Zijnen ook door de wereld gehaat (zullen) worden (zie Joh. 15:18vv.).

Wie zijn het dan die de vrouw en haar kinderen, de Zijnen zogezegd, niet haten maar liefhebben? Het zijn allen die de waarheid gekend hebben. De Heere Die Zich uit het gehele mensengeslacht Zijn Kerk vergadert en Die dat doet door al de eeuwen heen en vanuit alle windstreken en hoeken der aarde, Hij verbindt door de eenheid van het geloof. Gods kinderen beminnen elkaar. Het zal onder één Herder één kudde worden (Joh. 10:16), door één Geest wordt en is het één lichaam, één Heere Die begiftigt met één geloof (Ef. 4:4-6). Degenen die de vrouw en haar kinderen liefhebben, hebben met Johannes iets geweldigs gemeenschappelijk: we hebben de waarheid gekend. Dat is de kern, het hart.
Wat bedoelt Johannes? Geopenbaarde Godskennis, Christuskennis. Geloven is een vertrouwenszaak van Hart tot hart. Het gaat niet om een waarheid, maar de waarheid. Als het om Christus’ Kerk gaat, dan zijn er niet vele waarheden maar dan is het geding: de waarheid. Er leiden niet vele wegen naar het Vaderhuis, er is slechts één weg, de Weg naar het Vaderhuis. Houden we ons aan wat geschreven staat en voegen we er niets bij en doen we er niets van af. Jezus bindt de Zijnen aan Zichzelf en aan Zijn woord: ‘Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen, en zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken’ (Joh. 8:31-32). Er is dus, kort en bondig, geen waarheid buiten Christus, geen waarheid zonder het horen van de stem van de Zoon van God.

Johannes is kraakhelder: Allen die Jezus Christus hebben leren kennen (het is gelet op de werkwoordsvorm een feit, een vaststaand feit!), hebben de vrouw en haar kinderen lief. Het hangen met doorboorde oren aan zeer gezegende Lippen, de ontmoeting van Hart tot hart wordt merkbaar. Er ontstaat, groeit en bloeit hártelijke verbondenheid in hártelijke gebondenheid aan Hem! Van het een komt het ander, de Liefde doortrekt het leven, door het hele Kerkelijke leven heen. Hier blijkt weer eens dat kennis van de waarheid praktische gevolgen heeft. Liefde met hárt, hand en mond, dat is in waarheid met daad en woord (vgl. 1 Joh. 3:18). Het gaat niet om een speculeren en een filosoferen over de waarheid, uren met elkaar over de waarheid bomen en elkaar avonden over de waarheid doorzagen. Het gaat om het persoonlijk kennen van de waarheid, dat is het bevindelijk kennen van Hem Die zegt: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.’ In de waarheid wordt gewandeld (2 Joh. 4). De Geest stort Gods liefde in en de overvloed Gods vloeit eruit. De Geest openbaart en verklaart Liefde, en de Geest der liefde drijft naar de naaste uit. Huisgenoten van het geloof hebben de voorrang en de voorkeur: allen hebben de vrouw en haar kinderen lief. De uitgestrektheid zoals die we die in dit vers aantreffen, is er eentje van de gewone en gangbare hemelse orde. Dan hebben we al Gods kinderen lief, ook ‘van horen zeggen’. Paulus kent de gelovigen te Rome niet persoonlijk, maar dat hindert hem niet om naar aanleiding van wat hij over hen heeft gehoord, op de knieën te vallen en God te danken (Rom. 1:8). Wat heeft hij een verlangen die gemeenteleden te zien die hij nog nooit gezien heeft, maar hij bemint ze zoals te tasten is (Rom. 1:9-13).

En als iemand nog mocht twijfelen of er wel zo’n brede en wereldwijde verbondenheid tussen de gelovigen is, dan is de raad te geven 1 Kor. 1:2 te lezen om te beseffen dat de Kerk in alle plaatsen een en dezelfde Heere aanroept. In Hem verbonden. De wereld zegt dan wel: ‘Onbekend maakt onbemind’, maar in de Kerk doet het gezegde opgeld: ‘Door Hem gekend maakt bemind onder en door degenen die ook door Hem uitverkoren en lieflijk omhelsd zijn.’ Als zoenbloed druipt en door Zijn Kerk kruipt, komen vruchten van liefde openbaar …!

Vragen
1. Bij ‘de ouderling’ denken we aan Johannes en zijn grote betekenis in de gemeenten uit die dagen. Kunt u voorbeelden noemen waarmee de Heere ook vandaag de dag sporen met de verkondiging van het Woord heeft getrokken?
2. In antwoord 21 van onze catechismus staat dat een kenmerk van een waar geloof onder andere is dat de Geest door het Evangelie in mijn hart werkt dat ‘niet alleen anderen maar ook mij’ vergeving van zonden uit louter genade van God geschonken is. Vergelijk deze volgorde eens met die van 2 Johannes 1: niet alleen ik, maar ook allen. Probeer dit verschil van volgorde eens te verklaren. Let hierbij vooral op de zaak waarom het gaat!
3. Gods kinderen hebben elkaar lief en dat gaat over de grenzen heen. Hoe komt dat? Kunt u hedendaagse praktijkvoorbeelden noemen die bewijzen hoezeer het gezegde waar is?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 2010

Kerkblad | 12 Pagina's

Johannes’ brieven (97)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 2010

Kerkblad | 12 Pagina's