Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (105)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (105)

Liefde is wandelen naar Zijn geboden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van de beginne gehoord hebt, dat gij in hetzelve zoudt wandelen.
2 Johannes 6

De liefde
Met respect is zij aangesproken: Vrouwe oftewel ‘Kuria’. Het is geen vraag van Wie zij is! Eervolle omgang is gepast, Johannes geeft haar een respectvolle behandeling en hij spreekt haar met diepe eerbied voor haar Heere en Bezitter aan. Johannes en zijn lezers weten inmiddels wat ze te doen staat: gehoorzaamheid (vers 5). Het gebod ligt voor: ‘liefhebben’. Metterdaad liefhebben. Het zit er vanouds in: ‘Zo zult gij de HEERE, uw God, liefhebben met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen’ (Deut. 6:5). ‘Gij zult niet wreken noch toorn behouden tegen de kinderen van uw volk; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelf; Ik ben de HEERE!’ (Lev. 19:18) De eniggeboren Zoon toont wat het is te leven bij al het Woord dat uit de mond van God uitgaat. Als het om Gods gebod gaat, weet Hij waarop Hij Zich moet beroepen en Hij verwijst naar de wet Gods met Geestkracht. Gods kind, het wedergeboren en aangenomen kind, zal de kinderplicht zeker niet verzaken, omdat kinderlijke gehoorzaamheid aan de Vader een van Boven sprekende zaak is. Vader wil het en Hij gebiedt het. Hij geeft Zijn kind de zin, de lust en de liefde om Zijn wil te doen. De opdracht tot liefhebben. Gods regelgeving. Gods kind moet om Jezus’ wil, om Gods wil liefhebben. Gehoorzaam gaan kinderen achter het Kind, Gods eniggeboren Zoon, aan Die zei: ‘Vader, Ik ben gekomen om Uw wil te doen’, ‘Mijn Vader, Uw wil geschiede’ en aldus had Hij lief tot het einde. Met het gebod tot liefde is de zaak echter niet klaar.

Het omgekeerde is ook waar: met de liefde Gods geboden zoeken. ‘Hoe lief heb ik Uw wet!’ Gods geboden zijn van hoge waardij, geen goud en geen zilver kan daartegen aan. Het wandelen in de waarheid is daarom geen harteloze zaak, integendeel, de liefde drukt Gods geboden aan het hart. De liefde komt tot uiting, zij is een kwestie van levensstijl. De liefde wordt zichtbaar in levens-vormen. De liefde heeft normen van leven. De liefde en het doen van Gods geboden hangen zeer nauw samen. In vers 6 staat het. Wat is de liefde? De liefde is de praktijk van de hartelijke gehoorzaamheid. Als het om de liefde gaat, dan spreken we niet over een bepaald gevoel of iets dergelijks, maar dan gaat het om het leven met God in woord en daad. De liefde is daad-werkelijk. De liefde heeft twee handen die met Hem werken, twee voeten in Zijn voetspoor, twee ogen die met God zien. De liefde betracht en doet Gods geboden.

Een gehoorzame levenswandel volgt onvermijdelijk, een wandelen op Zijn aanwijzen is een vast gegeven. Het christelijke leven is doopwatervast en kenmerkt zich door gehoorzaamheid uit liefde. Door de liefde wordt dit leven beheerst en het is het leven waarin de kinderen zich oefenen in het wandelen in de waarheid. Hoe kan het ook anders! Per slot van rekening geldt dat ‘wie zegt dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen gelijk Hij gewandeld heeft’ (1 Joh. 2:6). Over Zijn liefde tot Zijn Vader valt niet te twisten. Wie met Hem verbonden is, zal te herkennen zijn. Metterdaad liefhebben blijkt uit het lieflijk en teder omhelzen van Gods geboden. Hoe liefhebben? Door Gods geboden te gehoorzamen, daarin te wandelen, die na te volgen. Door de navolging van Hem! Gods geboden zijn lééf-regels. Ze bepalen de weg hoe met God en hoe met elkaar om te gaan. Gods voorschriften worden in praktijk gebracht. ‘Die de woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft’ (Matth. 7:24).

Gebod en geboden
Gebod en geboden, enkelvoud en meervoud staan in dit gedeelte bij elkaar. Volgens de apostel, in vers 4, hebben Johannes en de geadresseerde van de Vader een gebod ontvangen. Het gaat naar zijn zeggen in vers 5 en 6 om het oude gebod van ‘elkaar liefhebben’. Steeds is hier sprake van een enkelvoudig gebod. In vers 6 spreekt de apostel ook nog van geboden en schrijft hij de meervoudsvorm: ‘wandelen naar Zijn geboden’. Voor het wisselend gebruik in deze teksten van het enkelvoud en meervoud worden verschillende uitleggingen gegeven. Volgens dr. Lalleman is ‘in deze brief geen wezenlijk verschil tussen “het gebod” (het grote liefdegebod, verzen 4, 5 en 6b) en “de geboden” (de uitwerking daarvan in specifieke leefregels, vers 6a). De afwisselingen tussen enkelvoud en meervoud is alleen een stilistische variatie.’ Dr. Floor verklaart echter dat ‘al Gods voorschriften in een enkel gebod kunnen worden samengevat. Daarom gaat Johannes aan het einde van de tekst van het meervoud (geboden) over op het enkelvoud (gebod) en schrijft hij: dit is het gebod, dat gij van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen.’ Treffend in dit verband is de verwijzing van dr. De Jonge in zijn commentaar naar zijn eerdere uitleg van 1 Johannes 2:6 alwaar hij schrijft dat ‘het meervoud “geboden” afwisselt “gebod” (in het enkelvoud) … Het éne grote gebod is dat van de liefde (…); dit gebod rust in de prediking van Gods liefde jegens ons, in Jezus Christus geopenbaard; daarom is het nooit alleen aanwijzing, dat men iets moet doen, maar tegelijk ook verzekering dat men iets mag doen en kan doen (…). En tenslotte herinnert het meervoud “geboden” eraan, dat liefde geen vaag en algemeen begrip is, maar concrete gestalte moet krijgen in individuele daden.’

Misschien begint het ons een beetje te duizelen en wordt het te veel voor ons. Een veelheid van meningen maakt het voor ons soms alleen maar vaag. Proberen we dan samen gewoon nog een keer even de teksten op de voet te volgen om dan onze conclusies te trekken. Naar Johannes’ eigen zeggen ‘hebben wij een gebod van de Vader ontvangen’. Concreet betekent dit dat de Vader de opdracht gegeven heeft om ‘in de waarheid te wandelen’ (vers 4). Vervolgens wordt weer over een enkel gebod gesproken, namelijk het gebod dat ‘van den beginne’ ontvangen is, dat is dat ‘wij elkander liefhebben’ (vers 5). Daarna brengt de apostel de liefde naar voren (vers 6). Veelzeggend is de liefde het onderwerp, bijna zouden we zeggen dat de liefde zelf de dienst uitmaakt. Dat is doeltreffend gezegd. Het is een schot in de roos, want eigenlijk is het ook zo. In het leven van de gelovige heerst de liefde. God is liefde. De liefde van Christus dringt tot liefhebben. Vervuld met Gods liefde, daardoor geleid, helemaal onder het beslag van de liefde gekomen, worden de ‘geboden’ van God gehoorzaamd, Gods inzettingen betracht en Zijn getuigenissen bewaard. Kort gezegd: wanneer de kinderen van Gods liefde gediend zijn (!!), wandelen zij naar Zijn geboden.

“De liefde van Christus dringt tot liefhebben”

Van die geboden zijn er reeds twee genoemd: het gebod om in de waarheid te wandelen en het gebod om elkaar lief te hebben. Rest ons nog het laatste woord ‘gebod’ in vers 6: ‘dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne gehoord hebt dat gij daarin zoudt wandelen’. Misschien spitst Johannes met dit laatste de kwestie van de geboden op het liefdesgebod toe. Om het begrijpelijk te houden verwijzen we naar Jezus’ samenvatten van de wet in het brandpunt ‘de liefde’: ‘het eerste en het grote gebod … en het tweede aan dit gelijk …’ (Matth. 22:38-39a)! Alles bij elkaar opgeteld is er de hele wet aan te hangen.
De eenvoudige conclusie moet wel zijn dat het gebruik van het enkelvoud ‘gebod’ en het meervoud van het woord ‘geboden’ door Johannes een manier van spreken is die hij geleerd heeft en die hem eigen geworden is aan de voeten van de Heere Jezus! Gods kinderen weten en moeten weten van Wie zij het leren ‘en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is … (1 Kor. 12:31b), doch de meeste is de liefde’ (1 Kor. 13:13b), waarmee zij vervolgens de goede smaak van al Gods geboden te pakken hebben. Eén opmerking hier nog. Iemand vindt misschien wel dat Johannes erg in herhaling valt. Het is waar. Maar daaruit spreekt de kundigheid van Johannes als leraar en onderwijzer. Daarmee bewijst hij zelf een wijsgemaakte discipel te zijn. Hij weet dat horen en horen twee is. Hij is bekend met menselijk feilen en falen op het punt van de gehoorzaamheid. Daarom: herhalen, herhalen, want repetitie is de moeder van kennis. Inscherpen en inprenten noemen we dat.

“Kinderen die godvruchtig wandelen zijn werkelijk een sieraad voor de Vader Die daarvoor gebruikmaakt van begeesterde voorgangers en voorttrekkers”

‘In hetzelve’
Dit is het gebod waarin gij zoudt wandelen. Waarin? Er zijn maar liefst drie mogelijkheden. ‘Hetzelve’ in de woordcombinatie ‘in hetzelve’ is een betrekkelijk voornaamwoord en kan naar drie dingen verwijzen. Het kan terugslaan op ‘waarheid’, op ‘gebod’ en op ‘liefde’. De keuze voor ‘liefde’ past, zoals uit vorenstaande blijkt, ontegenzeggelijk uitstekend in de samenhang. Het herhalen van ‘van den beginne’ kan daarbij aangevoerd worden als extra argument, die woorden kunnen de keus voor ‘liefde’ dus onderbouwen. De keuze voor ‘gebod’ ligt het minst voor de hand en past, hoewel het taalkundig zou kunnen, eigenlijk niet. Dan is alleen nog ‘waarheid’ te overwegen. Wanneer voor ‘waarheid’ gekozen wordt, dan loopt vers 6 parallel met vers 4: beide teksten bevatten dan immers de woorden ‘dat gij in de waarheid wandelt’. (‘Liefde’ kent geen parallellie, want de uitdrukking ‘wandelen in liefde’ komt als zodanig niet voor.) Johannes prees in vers 4 de kinderen die in het goede spoor gingen, een illustratie overigens voor voorgangers hoe zij met hun dadelijke hoorders moeten omgaan. Kinderen die godvruchtig wandelen zijn werkelijk een sieraad voor de Vader Die daarvoor gebruikmaakt van begeesterde voorgangers en voorttrekkers.

Wanneer voor ‘hetzelve’ het woord ‘waarheid’ wordt ingevuld, dan zou de apostel dit stukje betoog eindigen met de bewering dat het alle kinderen van de vrouw, dat het alle gemeenteleden betaamt en bevolen is om ‘in de waarheid te wandelen’. Degene die ‘waarheid’ verkiest, krijgt een goede overgang naar vers 7 waarin juist de waarschuwing volgt om alert te zijn, omdat er veel verleiders rondlopen. De vraag die tegelijk rijst is of hetzelfde ook niet geldt als om eerder genoemde redenen voor ‘hetzelve’ het woord ‘liefde’ is ingevuld. Misschien moet hij die ‘liefde’ schrijft, het woord ‘waarheid’ in zijn achterhoofd houden. En tegen degene die ‘waarheid’ bepleit, lijkt het wenselijk te zeggen: ‘Vergeet de mogelijkheid van de liefde niet.’ Johannes is vaker diepzinnig en hanteert vaker een meerduidige schrijfstijl. Hij is de zeer begenadigde auteur met de ‘diepere bodem’. Iets om altijd rekening mee te houden!

Meervoud
Nog slechts een korte aantekening bij dit zesde vers. Ineens is er het merkwaardige gebruik van de tweede persoon meervoud. Met het ‘gijlieden’ constateert ieder het. Feitelijk schrijft hij: Jullie hebben gehoord en jullie zullen daarin wandelen. Wat is er zo bijzonder aan? In een brief voor een enkele vrouw die kinderen heeft en aan wie de brief geadresseerd is, is het enkelvoud gewoon. In vers 5 schrijft hij ook zo. Wanneer hij hier overgaat in het meervoud is er wat voor te zeggen om bij de uitleg van de brief aan een gemeente te denken. De brief aan een gemeente, die ‘kuria’ of ‘vrouwe’ wordt genaamd en die uit leden bestaat. Gewoon een feit. ‘Voor mij zijn het dan de kinderen’, zegt iemand. Prima, prima. Als we samen maar bedenken dat gezinnen ‘kleine kerkjes en gemeenten’ zijn en dat gemeenten ‘gezinnen van God’ zijn. Gezinnen en gemeenten moeten rekenschap geven. Dat wil zeggen: elke vader, elke moeder, elk kind, elke ambtsdrager, elk gemeentelid. We worden allen geopenbaard voor de rechterstoel van Christus.

Vragen
1. Bespreek de relatie tussen ‘het liefhebben als opdracht’ en ‘het liefhebben als gave’.
2. Geef eens een grondige beschrijving van de wandel die God vraagt.
3. Hoe moeten we omgaan met gemeenteleden/gezinsleden die niet naar de eisen van Gods Woord wandelen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 2011

Kerkblad | 16 Pagina's

Johannes’ brieven (105)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 2011

Kerkblad | 16 Pagina's