Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse Leerregels

Hoofdstuk 5. Artikel 8

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzo verkrijgen zij dan dit, niet door hun verdiensten of krachten, maar uit de genadige barmhartigheid Gods, dat zij noch ganselijk van het geloof en de genade uitvallen, noch tot het einde toe in den val blijven of verloren gaan. Hetwelk, zoveel hen aangaat, niet alleen lichtelijk zou kunnen geschieden, maar ook ongetwijfeld geschieden zou. Doch ten aanzien van God kan het ganselijk niet geschieden; dewijl noch Zijn raad veranderd, noch Zijn belofte gebroken, noch de roeping naar Zijn voornemen herroepen, noch de verdienste, voorbidding en bewaring van Christus krachteloos gemaakt, noch de verzegeling des Heiligen Geestes verijdeld of vernietigd kan worden.

Boven hoofdstuk 5 van de Leerregels staat: Van de volharding der heiligen. Dat betekent dat God nooit laat varen het werk Zijner handen. Wat de gelovigen zelf betreft, moet gezegd worden dat er geen zonde is, hoe vreselijk ook, waarin zij niet zouden kunnen vallen. Betekent dat dan, dat er de mogelijkheid is dat zij ‘van het geloof en de genade uitvallen, en dat zij tot het einde toe in den val blijven of verloren gaan’? De Leerregels zeggen: ‘Nee, dat kan niet, en zal dus ook niet gebeuren.’ Hebben zij dat aan zichzelf te danken? De Schrift leert duidelijk, en eenieder die zichzelf kent zal dat moeten toestemmen, dat dit ten enenmale is uitgesloten. Degenen die door het geloof mogen volharden tot het einde toe, zullen moeten erkennen dat dit niet is ‘door hun verdiensten of krachten’. Alle roem is uitgesloten. Alleen Gode zij alle eer!

Dat zij toch zalig zullen worden is niet te danken aan hun standvastigheid. De oorzaak is alleen ‘de genadige barmhartigheid Gods’. Als Gods kinderen in de zonden vallen, en op zichzelf waren aangewezen, dan zou het geen vraag zijn of zij in ‘den val blijven of verloren gaan’. Sterker nog: ‘Hetwelk, zoveel hen aangaat, niet alleen lichtelijk zou kunnen geschieden, maar ook ongetwijfeld geschieden zou.’ De sterke tegenstander met wie wij te maken hebben heet niet voor niets een mensenmoordenaar van den beginne. En wat vooral niet mag worden onderschat is ons Godevijandige vlees, waarin geen goed woont, en in al zijn bedenken vijandschap is tegen God. De Catechismus zegt dat ‘wij van onszelven zo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan’ (Antw. 127). Niet een ogenblik, dus niet een seconde. Eenieder die door de Heilige Geest is ontdekt aan zijn zonde en schuld voor God, zal dat met een verbroken geest, door schuldbesef getroffen en verslagen moeten erkennen. Anderzijds mag worden gezegd dat dit ‘ten aanzien van God ganselijk niet kan geschieden’. Daarom mag worden gezongen: ‘Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen’ (Ps. 89:7 ber.).
Gods kinderen kunnen dus zeer diep vallen, zodat zij bijna ‘ganselijk van het geloof en de genade uitvallen’. Doch Gode zij dank, zover zal het uiteindelijk nooit komen. ‘Doch ten aanzien van God kan het ganselijk niet geschieden. God Drie-enig staat borg voor de zaligheid van de Kerk. Zeer schoon, en helder verwoord, wordt in artikel 8 het trinitarisch karakter van ‘de volharding der heiligen’ beleden. God de Vader heeft hen, die Hij heeft liefgehad met een eeuwige liefde, uitverkoren in Christus (Ef. 1:4). Dit raadsbesluit is onherroepelijk. Daarom ligt de zaligheid van Gods Kerk onwrikbaar vast in de doorboorde handen van Christus. Die beloofd heeft: ‘En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken’ (Joh. 10:28). Met grote stelligheid mag dan gezegd worden: ‘Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan’ (Ps. 93:4 ber.). Als gevolg van het feit dat zij in Gods raad verkoren zijn tot het eeuwige leven geldt wat Paulus schrijft: ‘En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen’ (Rom. 8:30). De Kanttekening van de Statenvertaling tekent bij het woord ‘geroepen’ aan: ‘Namelijk tot het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs.’ Gods roeping die onberouwelijk is (Rom. 11:29), geschiedt door de Heilige Geest en het Woord. En God komt nooit op Zijn roeping terug, ze is onherroepelijk.

Een andere reden dat Gods kinderen niet van het ‘het geloof en de genade uitvallen’ is vanwege ‘de verdienste, voorbidding en bewaring van Christus’. De remonstranten leren dat de volharding der ware gelovigen niet een gave is, door de dood van Christus verworven (Verwerping der dwalingen V,1). De Leerregels zeggen dat dit wel het geval is. Christus heeft door het offer van Zijn leven voor Zijn volk de gerechtigheid en het eeuwige leven verworven. Hij heeft ze gekocht en zij Zijn eigendom. Zowel omdat de Geest van Christus het geloof in het hart van Gods kinderen heeft gewerkt, als vanwege de verdienste van Christus, is het ondenkbaar dat zij ‘ganselijk van het geloof en de genade uitvallen’. Zonder onderbreken is de Kerk begrepen in de voorbede van Christus. Daarom is hun bewaring in Hem ook veilig gesteld. Op een ontroerende wijze heeft Jezus worstelend gebeden om het behoud van degenen die Hem van de Vader gegeven waren. ‘Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den boze’ (Joh. 17:15).

Niet in de laatste plaats is er een direct verband tussen de volharding der heiligen en de Heilige Geest. De zekerheid van ons aandeel aan Christus ontvangen wij niet door een verstandelijke redenering en het trekken van een conclusie, maar is het werk van de Heilige Geest. Door de Geest worden wij verzegeld, tot de dag der verlossing (Ef. 4:30). Een zegel is een waarmerk van echtheid. Een zegel maakt ook duidelijk wie de eigenaar is, wie het zegel erop gezet heeft. De Heilige Geest is het ook Die met hun geest getuigt dat zij kinderen Gods zijn (Rom. 8:16). Gods kinderen zijn dus gemerkt. Dat merkteken of die ‘verzegeling des Heiligen Geestes kan niet verijdeld of vernietigd worden’. De biddende Hogepriester heeft gezegd: ‘En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid’ (Joh. 14:16).

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 2011

Kerkblad | 16 Pagina's

Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 2011

Kerkblad | 16 Pagina's