Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (107)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (107)

Het belijden van Jezus’ komst in het vlees

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen.
2 Johannes 8

Opgelet
Johannes heeft alarm geslagen. Een erg indringend en diep penetrerend signaal. De vrouw en haar kinderen worden bedreigd. De situatie is uitzonderlijk gevaarlijk en levensbedreigend. De verleider heeft zich opgemaakt om het gezinsleven, in kleiner of groter verband, te ondermijnen. De komst van Christus in het vlees wordt betwist, het heil van de (huis)gemeente en haar leden staat op het spel. Opperste waakzaamheid is dus geboden. Achteloosheid is uit den boze. De gevarenfase is helrood. De oude apostel spreekt als het ware met een omhooggestoken waarschuwende vinger: Ziet toe voor uzelf. Een hartstochtelijke en bewogen oproep tot geloofsactiviteit. Pas op uw tellen! Hebt acht op uzelf. De kanttekening van de Statenvertalers bevat hier duidelijke taal: ‘Hebt acht op uw zaligheid!’ Kordaat optreden is vereist. Een zin in de gebiedende wijs. Beslist en vastberaden moet steeds opgetreden worden. Op grond van de vorm waarin het werkwoord staat, moet gezegd worden: waakzaamheid blijft geboden. Het is nooit verleden tijd. Voor verslapping is geen ruimte. Paulus valt het door de Geest bij: ‘De Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen’ (1 Tim. 4:1). De oplettendheid is een geloofskwestie voor alle tijden en voor alle plaatsen. De gelovige moet voortdurend, gedurig en onafgebroken op zichzelf toezien. De verleider blijft aan de bel trekken. Hij is een stijfkoppige volhouder. Hij is niet te onderschatten. Hoe pijnlijk kunnen de gevolgen zijn van één moment van verminderde concentratie. Goede raad is duur. Wijze raad is kostbaar. Altijd actueel. Steeds weer wordt de Evangelieprediking als achterhaald betwist. Herhaald is zij betiteld als ouderwets, verouderd, eenzijdig, dwaas en ‘niet meer van onze tijd’. Maar het Woord van zonde en genade, van Zijn vleeswording en kruisdood, van Zijn begrafenis en opstanding is alle aanneming waardig, opdat wij niet meer van ‘onze tijd’ zijn maar van Zijn eeuwigheid.

De apostolische woorden staan kennelijk in het perspectief van het gericht. Daaraan doen ze althans terloops denken. Ze doen denken aan Jezus’ uitspraak. Zonder de woorden gericht op Zijn wederkomst te gebruiken, klinkt het alarmsignaal daarvoor wel. De Heere Jezus zinspeelde op het toekomstige gericht en waarschuwde met het oog daarop indringend voor de verleiding: ‘Ziet toe dat niemand u verleide’ (Matth. 24:4; Mar. 13:5). De laatste dagen: dagen van verleiding. Een hemels appèl en ‘alert’ om nauwlettend op zichzelf toe te zien. Er is meer spraakgebruik dat aan het gericht doet denken. Het leven met en zonder Christus ontvangt een gerechtelijk loon en een beloning (Matth. 5:11-12; Openb. 11:18; 22:12; Rom. 6:23; 1 Kor. 3:8; 2 Kor. 5:10). Een voorzichtige levenswandel is al met al geboden (Ef. 5:15). De geesten moeten worden beproefd (1 Joh. 4:1). Zelfonderzoek is onmisbaar (2 Kor. 13:5). De gelovige voert strijd. Zonder strijd geen beloning, zonder strijd geen overwinning (Ef. 5:10-22; 1 Tim. 6:11-12; 2 Tim. 2:5; 1 Petr. 5:8-9). Wie op het Evangelieveld in getrouwheid gestreden heeft en in Zijn kracht volhardt, die weet dat geloofsarbeid loont, en met eer wordt gekroond: ‘Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid’ (2 Tim. 4:7-8).

Wij en wij
Waarover gaat het toezicht? Wat vraagt grote oplettendheid? Het antwoord is: ‘om niet te verliezen wat gearbeid is en dan, in plaats van het volle loon te krijgen’, met lege handen te staan. De handschriften vertonen op de punten ‘wie het zijn die verliezen’, ‘wie het zijn die arbeiden’ en ‘wie het zijn die loon ontvangen’ nogal wat verschillen. Op basis van de verscheidenheid in de grondtekst is er géén eenduidige lezing aan te geven. Er zijn steeds twee lezingen, daardoor zijn er diverse vertalingen mogelijk. De vraag is iedere keer, wie het onderwerp zijn: ‘wij’ of ‘jullie’? De vraag is of Johannes een werkwoord in de eerste of de tweede persoon meervoud schrijft. Verliezen ‘wij’ iets of verliezen ‘jullie’ iets? Hebben ‘wij’ of ‘jullie’ gearbeid? Mogen ‘jullie’ of mogen ‘wij’ loon ontvangen? De keuze voor de werkwoordsvorm in de eerste of tweede persoon meervoud heeft gevolgen voor de uitleg. Elke mogelijkheid bekijken we hier.

In de eerste plaats is er de vertaling, zoals we die in onze Statenvertaling hebben: ‘ziet toe, dat wij niet verliezen hetgeen wij gearbeid hebben’. Wanneer Johannes dit oorspronkelijk schreef, moet geconcludeerd worden dat de apostel bang is zelf iets te verliezen. Stel je voor dat al het heerlijke werk en die machtige dienst voor niets is geweest. Hieruit blijkt een zeer sterke betrokkenheid van de apostel op de ambtelijke dienst. De vrucht op de prediking gaat hem werkelijk aan het hart! Want, aldus gelezen, hij is bevreesd dat zijn ambtelijke dienst ongedaan wordt gemaakt door de misleidende praktijken van de verleiders. Zijn hoorders zouden regelrecht hun ondergang tegemoet gaan wanneer zij zich inlaten met de leugens van de verleiders. Daarmee richten ze zichzelf te gronde. Paulus huivert ook wanneer hij hoort dat gemeenteleden uit Galatië binnen de kortste keren zich tot een ander evangelie hebben begeven waarvan alleen het ergste te verwachten is (Gal. 1:6-10). Een getrouwe dienstknecht begeert niets anders dan dat zijn ambtelijke arbeid eeuwig adelt. De Kanttekenaren voegen bij deze brief van Johannes daarom verklarend toe: ‘dat wij apostelen, die u tot de kennis der waarheid gebracht hebben, de vrucht van onze arbeid aan u niet verliezen’. Wij, zo schrijft Johannes, willen onder geen beding kwijtraken wat wij tot stand hebben gebracht. Van mijn werk onder u, wens ik, Johannes, de heerlijke vrucht te zien als de Rechter gaat oordelen. Gods knecht roemt in God als de prediking vrucht draagt (2 Kor. 3:2-5; Fil. 1:3; 4:1). Een dienstknecht van God moet er toch niet aan denken dat zijn werk in de gemeente tevergeefs zou zijn (1 Kor. 15; Gal. 4:11)? Hoe vreselijk zou dat zijn. De zielen van mensen gaan Gods dienstknechten aan het hart (Rom. 9:3; 2 Kor. 5:11) en daarom is de gedachte van ‘misleiding door de leugen’ zo aangrijpend.

U en wij
In heel veel oude handschriften staat het werkwoord ‘verliezen’ niet in de eerste maar in de tweede persoon meervoud. Daarmee verandert de zin iets van betekenis. De vertaling wordt: ‘Ziet toe voor uzelf, dat u niet verliest hetgeen wij gearbeid hebben.’ Als dit de zin is die de apostel schreef, dan is het duidelijk dat hij zijn lezers aanspoort niets te verliezen van wat hij en anderen (hierover straks meer) hebben gearbeid. Het accent ligt in dit geval niet zozeer op het verlies dat Gods knechten lijden bij ‘vruchteloos’ werk, maar veelmeer op het verlies dat zij lijden die door de apostelen gediend zijn (vgl. Gal. 5:4b). In dit verband is de waarschuwing van de apostel in de brief aan de Hebreeën zeer ter harte te nemen: een vreselijk einde dreigt (Hebr. 6:4-8). De mate van straf zal derhalve allesbehalve gunstig zijn (Luk. 12:47-48). In het woord ‘verliezen’ is ook de betekenis en notie ‘te gronde richten’ te horen. Het is daarom belangrijk te zeggen dat ieder zich maar goed rekenschap moet geven dat het Woord van God nooit ledig tót Gód wederkeert! Let op voor uzelf: wanneer u de verkondiging van het Evangelie niet gelooft, wanneer u de arbeid en dienst der verzoening voor ‘ijdelheid’ houdt, richt u zichzelf te gronde. U zult de grote verliezer zijn. Johannes waarschuwt hartelijk en hartgrondig.

U en u
Een derde lezing rest nog. Niet onmogelijk dat de beide werkwoorden in de tweede persoon meervoud geschreven zijn, waardoor de woorden vertaald luiden: ‘Ziet toe voor uzelf, dat u niet verliest hetgeen u gearbeid heeft.’ Hoewel de Kanttekenaren deze lezing niet de voorrang geven, vermelden zij haar wel: ‘dat gij die de ware leer eens aangenomen hebt en naar dezelve uw leven hebt aangesteld, de vrucht van uw belijdenis en wandel, welke is het eeuwige leven, niet verliest, door de verleiding tot afval gebracht zijnde’. Het lijkt te gaan om een ‘dienstbaar leven’ dat zichtbaar werd in de zorg voor Gods Naam, liefde tot de naaste, enzovoorts. Dat leven komt onder spanning te staan en het dreigt een andere kant uit te gaan. In deze lezing van de tekst valt de nadruk op ‘een begin’, maar het blijft bij ‘het halve werk’. Er wordt niet volhard in de leer, dus ook niet in het leven. De zaak is vergelijkbaar met het zaad van het Woord dat op steenachtige plaatsen valt. Het is met vreugde ontvangen, maar nadien is het onder de druk van andere lering verdord (Matth. 13:20-21).

Wij hebben gearbeid
‘Hetgeen wij gearbeid hebben’. Met deze woorden en met deze zin lijkt Johannes te denken aan alle inspanningen die hij en anderen zich getroost hebben als het gaat om de vrouw en haar kinderen. Hun arbeid is niet ijdel geweest in de Heere. Zoals vaker in de Bijbel ‘wrocht de Heere mede en deed Hij tot Zijn gemeente mensen toe’. Het heeft heel wat voeten al in de aarde gehad en moeite gekost om te geraken tot waartoe Gods knechten nu gekomen zijn. Met de arbeid om de vrouw en haar kinderen tot discipelen van de Heere Jezus te maken, ging heel wat tijd heen. Zij behoeven ook de nodige zorg, zoals uit heel de Schrift blijkt. Er wordt veel tijd en zorg besteed aan gemeenten, aan schapen en lammeren (vgl. Joh. 21:15-17; Hand. 20:28-30; 1 Petr. 5:1-4). Geen discussie of de Heere ambtsdragers gezag verleent en of zij Hem over hun zelfverloochenende ijver rekenschap moeten geven.

Het ‘wij’ hoeft eigenlijk nog niet eens te betekenen dat Johannes zich samen met andere dienstknechten heeft ingespannen om de kleine of grote gemeente te doen zijn wat zij nu is. Het ‘wij’ kan met evenveel recht inhouden dat Johannes samen met zijn lezers aan de slag is geweest, al die arbeid is niet ongezegend gebleven (Ps. 127). Zijn in de lezing ‘u’ zoals hiervóór gezien is, de lezers zelf als ‘arbeiders’ gemerkt, in ‘wij’ kunnen zij met Johannes, als personen die hebben gewerkt, zijn ingesloten. Over de inhoud van het werk doet Johannes verder geen mededelingen. Paulus schrijft op een zeker moment over Gods medearbeiders (1 Kor. 3:9). Niet onmogelijk dat Johannes hier denkt aan gemeenteopbouw in het algemeen en alles wat daarmee samenhangt. Het kan echter ook heel goed zijn dat hij aan niets anders denkt dan alleen hét werk Gods – nota bene de zending van Zijn Zoon! – dat door de verleiders danig onder vuur wordt genomen en waarop zij met zwaar geschut van leugen en bedrog schieten. Op de vraag van Jezus’ hoorders wat zij moeten doen om de werken Gods te werken, antwoordde de Heere immers kernachtig: ‘Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft’ (Joh. 6:28-29). De lezers nu dreigen met de verwerping van de boodschap van de Christus, door de Vader gezonden, in het vlees gekomen, hun bestaansrecht te verliezen. De zaak is zeer hachelijk, want het dreigende onheil bedreigt hun heil en zaligheid.

Vol loon ontvangen
Het laatste detail. Geen verlies, maar winst. Met de oplettendheid beoogt Johannes een gunstige uitkomst: ‘een vol loon’. Geen discussie of het genadeloon is. Alleen de werken die in de Heere gedaan zijn, volgen hen na (Openb. 14:13; vgl. 1 Kor. 15:58). De oplettende lezers zullen er geenszins bekaaid afkomen. Zoals te verwachten is, want ‘die maait, ontvangt loon en vergadert vrucht ten eeuwigen leven’. Een kwestie waarover zich de zaaier en de maaier verblijden (Joh. 4:36). De boer heeft zijn handen vol wanneer hij de oogst van het land haalt, de gelovigen staan al evenmin aan het einde van al de arbeid met lege handen: ze worden ruimschoots beloond. In plaats van het verlies van alles is er de genadegift Gods: het eeuwige leven. Degenen die niet verliezen, zullen loon ontvangen. De welgelukzalige ontvangers zijn ‘wij’ of ‘u’.

Op basis van het bovenstaande is het volgende mogelijk. Als we lezen ‘dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben’, dan zijn het de apostelen of Johannes en zijn lezers. Als we lezen ‘dat u niet verliest, hetgeen wij/u gearbeid hebben’, dan zijn de lezers de gelukkigen. We vallen dus de kanttekening van de Statenvertaling bij die verklaart dat er een overvloedig loon zal zijn voor de apostelen die hun tijd niet nutteloos aan de lezers zullen blijken te hebben besteed, dan wel voor de gelovigen die tegen de verleiding in standvastig zullen zijn gebleven bij de ware leer van het Evangelie. Laten we het bijeen houden en in de volheid Gods formuleren: Zijn dienstknechten die de kudde weiden en Zijn schapen die de kudde vormen, worden allemaal voluit bedeeld! Hij komt en brengt Zijn loon mee (Openb. 22:12). Wat het is? Te veel om op te noemen. Zijn schatkamers zijn vol. Een kroon, een krans, eer en dubbele eer, gerechtigheid, heiligheid, eeuwig leven. Ja, God Zelf. Loon? Genadeloon? De Zijnen zeggen: We weten het pas als Gij er zijt!! ‘Uw komst is het die ons heil volmaakt’ (Ps. 70:3, ber.).

Vragen
1. Kunt u kenmerken van de arbeid noemen die God zegent?
2. Kunt u zeggen waarom u zowel de lezing ‘wij’ als de lezing ‘zij’ zou willen vasthouden? Wanneer u voor één lezing zou moeten kiezen, welke zou u dan verkiezen en waarom?
3. Zondag 24 spreekt over ‘onze goede werken’ en het belonen daarvan. Kunt u verbanden leggen met Johannes’ woorden?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 2011

Kerkblad | 16 Pagina's

Johannes’ brieven (107)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 2011

Kerkblad | 16 Pagina's