Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (111)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (111)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild door papier en inkt; maar ik hoop tot ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen moge zijn. U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.
2 Johannes 12-13

Wordt vervolgd
Een korte brief. De briefschrijver zet er nu al een punt achter. Wat noodzakelijk te zeggen was, is geschreven. Van den Brink verklaart: ‘Johannes zal hem gevouwen en verzegeld hebben en meegegeven met een bode.’ Dan kan degene die de brief in ontvangst neemt het zegel verbreken. Een vrouw die met naam en toenaam bekend is? Of een voorganger of voorlezer van een gemeente? Voor het laatste bevat vers 13 sterke papieren. De brief is kort en bondig. Heeft de apostel niet meer te zeggen? Is er dan zo weinig te vertellen en te delen? Het tegenovergestelde is waar. Waarom dan een korte brief? Omdat hij liever voor een persoonlijk onderhoud kiest. Binnenkort hoopt hij te komen. Hij is dat van plan. Een mondelinge afhandeling volgt. Hij verwacht er veel van. Johannes spreekt de lezers nog, zo de Heere het wil. Binnenkort komt hopelijk de tijd dat hij met de geadresseerden is. Wanneer de ontvangers de brief in handen krijgen, lezen ze het: ik wilde de vele dingen niet doen met papier en inkt. Voor het schrijven van brieven was ‘papyrus’ geschikt en gebruiksvriendelijk. ‘Inkt’ was volgens onderzoekers en kenners een mengsel van roet, gom en water. De combinatie ‘papyrus en inkt’ staat tegenover die van ‘van mond tot mond’. Daarmee is de tegenstelling gegeven tussen een schriftelijke benaderingswijze en een gesprek oog in oog. In een gesprek kunnen dingen worden uitgelegd, nader worden verklaard. Misverstanden kunnen meteen uit de wereld worden geholpen. Het persoonlijk gesprek biedt altijd veel meer mogelijkheden, er is vraag en antwoord, actie en reactie. Gesprekspartners zien elkaar recht in de ogen, elke beweging van het lichaam en in het gezicht wordt waargenomen, hetgeen bij correspondentie allemaal verborgen blijft. Zij die elkaar liefhebben zoeken de lévende ontmoeting, daarnaar verlangen zij. Aldus ook de realiteit van ‘de ouderling’ en ‘de uitverkoren vrouwe’.

Het werkwoord ‘wilde’ in de verleden tijd brengt ons als lezers vandaag de dag misschien wat in verwarring, maar dat is niet nodig. De briefschrijver gebruikt namelijk met de verleden tijd een voor die tijd bij het briefschrijven bekende briefstijl: hij verplaatst zich als het ware in de schoenen van de lezers die de brief hebben ontvangen en op het moment van lezen terugzien op de periode dat de apostel achter de schrijftafel zat: hij heeft vele dingen niet willen schrijven. Het is goed voorstelbaar: na het lezen van de brief staan degenen die van de inhoud kennis hebben genomen al op de uitkijk. Hij kan zomaar komen, hij is normaal gesproken in aantocht, zonder tegenbericht kunnen ze hem binnenkort verwachten. De lezers zien ernaar uit. Ongetwijfeld verwelkomen ze hem graag. Ze hebben elkaar veel te vertellen. Gespreksstof genoeg. Johannes heeft naar zijn eigen zeggen nog vele dingen te schrijven. Waarover hij wil spreken blijft onbekend. Het wordt niet gemeld. Het kunnen blijde dingen en minder prettige zaken zijn. Niet onmogelijk dat er nog harde noten gekraakt moeten worden. Maar dat zou dan zeker beter mondeling kunnen gebeuren. Daarvoor is het papier niet het geschikte middel. Hij wil in ieder geval niet met papier en inkt te werk gaan. Het papyrusblad beschreven met inkt is een mooi middel om onderling contact te hebben, maar de wezenlijke ontmoeting oog in oog gaat ver daarboven uit. Het laatste wordt in het vooruitzicht gesteld.

“Het papyrusblad beschreven met inkt is een mooi middel om onderling contact te hebben, maar de wezenlijke ontmoeting oog in oog gaat ver daarboven uit.”

Volkomen blijdschap
De ‘vele dingen’ mogen niet al te negatief worden ingekleurd. Zo er al grote problemen mochten zijn, dan heeft Johannes er geen hard hoofd in. Hij ziet alles met vertrouwen tegemoet en rekent op de goede afloop. Die conclusie is gerechtvaardigd, want hij gaat ervan uit dat tijdens zijn verblijf op het adres van de brief de blijdschap volkomen zal zijn. Het is zoals het gezegde luidt: gedeelde vreugde, dubbele vreugde: ‘onze blijdschap’. Het gebruik van ‘onze’ wijst erop dat hij daarin niet alleen staat. Om nog een andere reden is het wenselijk uitermate terughoudend te zijn in de veronderstelling dat ‘vele dingen’ een negatieve lading hebben. Te verwijzen is ten eerste naar de manier waarop apostelen juist schrijvend met actuele problemen omgingen en ten tweede naar de beoogde blijdschap.

Allereerst komt namelijk uit de apostolische brieven naar voren dat vooral op cruciale momenten van het gemeenteleven apostelen tijdig in de pen klommen om levensbedreigende zaken en gemeenteverwoestende praktijken aan de kaak te stellen. De zaak werd niet op zijn beloop gelaten en zeker niet tot een ontmoeting op langere termijn uitgesteld. Er was geen kostbare genadetijd te verliezen. Brieven werden klaarblijkelijk beschouwd als probaat middel om interne moeilijkheden in de gemeente het hoofd te bieden. Wanneer apostelen niet lijfelijk in de gemeente aanwezig waren of konden zijn, namen zij hun verantwoordelijkheid en gaven schriftelijk een helder alarmsignaal af. Acute nood noopte tot accuraat, snel en doortastend handelen. Ging dat niet mondeling, dan schriftelijk. Deze brief bevat er ook alles van, gelet op de geestelijke sluipmoordenaars, en ook de derde brief van Johannes bewijst het.

Johannes die, om wat voor reden ook, er niet kan zijn vóór zijn brief er is, kan niet anders besluiten dan een ‘briefbesteller’ met zijn brief vooruit te sturen. Hijzelf komt erachteraan. Paulus schijnt zelfs een zekere voorkeur te hebben wanneer er een uitbrander moet worden gegeven, deze op papier te zetten. Hij doet dat liever dan een fikse bestraffing te geven met zijn mond. Hij schrijft immers zwart op wit: ‘om u te sparen ben ik te Korinthe nog niet gekomen’ (2 Kor. 1:23). Maar als het moet en niet anders kan, dan zal hij tijdens de eerste de beste ontmoeting geen blad voor de mond nemen, maar zich over het kwaad in niet mis te verstane woorden bestraffend uitlaten, vanuit de liefde, die Paulus overvloedig tot de gemeente heeft (2 Kor. 2:4b). Zeker stond Paulus, als het om schrijven ging, op dit punt zijn mannetje: ‘want de brieven zijn wel gewichtig en krachtig’ (2 Kor. 10:10). Op basis van het gegeven dat Johannes zich in deze korte tweede brief schrijvend slechts beperkt en kán beperken tot een krachtige waarschuwing voor dwaalleraars is het nauwelijks aan te nemen dat hij in een aanstaande persoonlijke ontmoeting een hartig woord met de adressanten spreekt. Zou de apostel heikele en andere dreigende zaken ongenoemd hebben gelaten? Met zoveel openhartigheid in de brieven valt het moeilijk te denken. Op goede gronden is daarom te beweren dat er wel een hárt-elijk woord gesproken zal worden. Een hartgrondig en hartstochtelijk gesprek.

Daarvoor is ten tweede te letten op ‘onze volkomen blijdschap’ waarnaar de briefschrijver uitkijkt. De blijdschap geeft temeer aanleiding te veronderstellen dat de zaken die mondeling te bespreken zijn, voornamelijk positief en gunstig zijn. Johannes stelt namelijk dat hij verwacht dat de opbrengst van de persoonlijke ontmoeting, van het onderlinge gesprek ronduit aangenaam zal zijn: opdat onze blijdschap volkomen moge zijn. Het is misschien te vergelijken met wat de apostel Paulus schrijft aan de gemeente te Rome: ‘Ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, ten einde gij versterkt zoudt worden; dat is, om mede vertroost te worden onder u, door het onderlinge geloof, zo het uwe als het mijne’ (Rom. 1:11-12). Dat is een doelgerichte, geestelijke ontmoeting van hart tot hart. Kennelijk ziet Johannes zo ook erg uit naar de ontmoeting die een diepgaand onderling spreken betekent en waarin hij van hart tot hart kan spreken. Om aan dit laatste ‘van hart tot hart’ te denken ligt voor de hand, omdat hij al eerder schreef dat hij zeer verblijd is geweest over het feit dat de kinderen in de waarheid wandelen. Er is dus wat te delen. Er is sprake van diepe gemeenschap, dat is geestelijke herkenning. Johannes’ woorden doen denken dat hij de ophanden zijnde ontmoeting koestert: sámen spreken over Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, sámen geleid door de Geest wandelen als kinderen in Zijn wegen. Over de liefde en de wegen van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest raken zij in de Geest niet uitgesproken! Gezelschappen in Hem. Onze blijdschap is in Hem!

“Sámen spreken over Jezus
Christus, het vleesgeworden Woord, sámen geleid door de Geest wandelen als kinderen in Zijn wegen. Over de liefde en de wegen van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest raken zij in de Geest niet uitgesproken!”

‘De twee zusters’ groeten
De schrijver is echt aan het einde van zijn tweede brief. Hij eindigt enigszins ongewoon. Hij schrijft geen persoonlijke groeten. Hij lijkt zich te rekenen bij en te scharen onder de kinderen. De zusters hebben buiten kijf dezelfde Vader, dezelfde Oorsprong, dezelfde Jezus Christus Die in het vlees gekomen is. Geen strikt persoonlijke groeten van Johannes’ zelf en evenmin van mensen wier namen hij opschrijft. Geen twijfel mogelijk of de apostel tijdens het schrijven aan bepaalde personen of gemeenteleden heeft gedacht! Nochtans kiest de briefschrijver voor het geheel! De eenheid telt, één lichaam is het. De geschreven groet onderbouwt de gedachte dat ‘de uitverkoren vrouwe’ uit vers 1 een gemeente is en dat in vers 13 haar zuster, die ook ‘de uitverkorene’ is en heet, ook een gemeente is. Zowel ‘de uitverkoren vrouwe’ uit vers 1 als ‘uw zuster, de uitverkorene’ staat in het enkelvoud, de Herder schept Zijn schapen tot één kudde. De gedachte is dus goed te verdedigen dat hier gemeenten elkaar onderling groeten. De leden van de ene groeten de leden van de andere gemeente! Het is eigenlijk moeilijk voor te stellen dat de beide vrouwen gewone gezinsleden zouden zijn, die als zusters door de ouders beiden de naam ‘uitverkoren’ zouden hebben gekregen. Gezinsleden krijgen namen en worden daarmee van elkaar onderscheiden. In de grote verscheidenheid van Zijn leden schept Jezus Christus de eenheid. Zoals een herder der schapen zijn schapen bij name roept en de schapen zijn stem kennen, hem horen en volgen, zo zegt het vleesgeworden Woord: ‘Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen en worde van de Mijnen gekend. Gelijk de Vader Mij kent, alzo ken Ik ook de Vader; en Ik stel Mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden één kudde, één Herder!’ Het is dus zeer aannemelijk dat hier twee gemeenten zijn te beschouwen, elk als ‘uitverkoren vrouwe’ voorgesteld. Leden van de gemeenten worden ‘de kinderen’ genoemd. Wanneer de lezer toch twee vrouwen uit één gezin veronderstelt, dan is Godverheerlijkend te zeggen dat in die twee zusters het ongeveinsd geloof woont. Van hen samen spreekt God: Ik heb u beiden uitverkoren!

Amen
‘Amen’ wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn (HC vraag en antwoord 129). In de oudere handschriften staat het ‘Amen’ niet. De Statenvertalers gebruikten de tekst waarin het ‘amen’ wel stond. Moet daarover discussie ontstaan? Neen! Ook al is het ‘amen’ er waarschijnlijk later bij geschreven, Gods kinderen belijden dat God Zijn beloften in Christus Jezus, het vleesgeworden Woord, heerlijk heeft vervuld. Daarom zeggen zij in Hem, Gode tot heerlijkheid: Amen (2 Kor. 1:20).

Vragen
1. Bespreek de betekenis van de gemeenschap der heiligen, met name waar het gaat om de onderlinge ontmoetingen. Gebruik en lees hierbij de berijming van Psalm 66, vers 8.
2. Johannes streeft naar volkomen blijdschap. Wat is de inhoud van die blijdschap? Hoe, waar en wanneer komt die tot uitdrukking?
3. Johannes noemt geen namen in de brief. Wat kunnen we daarvan en daaruit leren?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 2011

Kerkblad | 16 Pagina's

Johannes’ brieven (111)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 2011

Kerkblad | 16 Pagina's