Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vijfde nachtgezicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vijfde nachtgezicht

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gezicht van de gouden kandelaar en de twee olijfbomen
(Zacharia 4)

Met het vijfde nachtgezicht wordt er een nieuwe tweede reeks van visioenen voor de ogen van Zacharia ontsloten. Veel heeft hij in de voorgaande visioenen mogen zien en dat heeft hem overweldigd. De indrukken die de jonge profeet kreeg te verwerken, hebben zijn geest vermoeid, zodat hij is weggezonken als in een slaap. Echter, de HEERE is nog niet uitgesproken. Hij wil nog veel meer aan Zijn knecht, en in hem aan het volk, tonen.

In de vorige nachtgezichten heeft Hij aangekondigd dat de stad en de tempel herbouwd zullen worden. Ook dat de vijanden van God zullen vergaan en dat het Koninkrijk van God er toch komen zal. Dan prangt nu de vraag: Hoe zal God dat doen? Hoe zal Hij Zijn gemeente tot bloei brengen en haar bij de verkregen verlossing bewaren? Welke middelen zal God daarvoor hanteren? Op zich een terechte vraag. De vraag naar: Hoe zal het gaan? De situatie van toen was immers niet echt hoopgevend, maar eerder moedbenemend. Er was meer te zien wat aan afbraak deed denken, dan aan opbouw. Hoe daarin verandering te brengen? Hoe werkt God die beloofde verandering in het leven van Zijn Kerk? Het vijfde nachtgezicht laat ons zien dat de HEERE daar Zelf voor gaat zorgen. Met de terugkeer van de ballingen onder leiding van de vorst Zerubbabel en de hogepriester Jozua, is er sprake van een klein begin. Op de prediking van Haggai en Zacharia hebben zij de bouw van de tweede tempel hervat. Het begin is er dus. En hoe klein dan ook, het zal voltooid worden. Het werk van Zerubbabel zal voleindigd worden en hoe de HEERE dat doet, dat laat de HEERE nadrukkelijk nu zien.

Want als Zacharia van zijn slaap is opgewekt, wat ziet hij dan? In tegenstelling tot de andere visioenen ziet hij dan een beeld dat grote rust uitstraalt. Geen beweging is erin zichtbaar. Het beeld staat de profeet helder voor de geest. Hij moet het zelf omschrijven van de engel. Zacharia is er zelfs verrast door, want hij schrijft: Ik zie, en ziet! (vers 2). Hij ziet voor zijn ogen een geheel gouden kandelaar met zeven armen en daarbovenop zeven lampen. Het is overduidelijk de zevenarmige kandelaar die zich ook in de tabernakel bevond. In dit visioen zijn er echter twee elementen aan toegevoegd. Naast de kandelaar staan niet alleen twee olijfbomen, één rechts en één links, maar boven de kandelaar bevindt zich ook een soort oliekruikje, bedoeld als een soort oliereservoir. Dit reservoir wordt weer gevoed (vers 12) door twee zwaar met vruchten beladen takken van de twee olijfbomen die in het reservoir rusten en zo hun kostbare goudkleurige olie, in het kruikje druppen. Zo blijft het reservoir gevuld en kunnen de lampen op de kandelaar blijven branden, want elk van die lampen is door middel van een pijp verbonden met het oliekruikje, dat zich boven de kandelaar bevindt. Overduidelijk zal zijn dat met deze kandelaar wordt bedoeld de kandelaar die zich in het heilige van de tabernakel bevond.

De vraag is nu echter: Welke diepere betekenis zit er achter dit beeld? Wat wil de Heere de mensen in de tijd van Zacharia, zoals Zerubbabel, ermee zeggen? In de eerste plaats is het een beeld van de herstelde cultus in de tempel. Het begin daarvan is door Zerubbabel tot stand gekomen. Het fundament van de tempel hebben zijn handen gemaakt. De Heere belooft hier aan hem dat Hij er Zelf door Zijn Geest voor zorg zal dragen dat de tempel ook afkomt. Niemand zal dat kunnen tegenhouden. Want op de vraag van Zacharia, als hij het visioen gezien heeft: Mijn Heere, wat zijn deze dingen? (vers 4), stelt de Engel nog een keer de vraag: Weet gij niet wat deze dingen zijn? En dan zegt Zacharia nog eens: Neen, mijn Heere! (vers 5) En dan antwoordt de Engel: Dit is het Woord des HEEREN tot Zerubbabel, tot hem die de leider was van de begonnen tempelbouw en waarin zoveel weerstand werd ervaren: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de HEERE der heirscharen (vers 6). Zo wordt dus, Zerubbabel, de belofte van de wederopbouw van de tempel tot stand gebracht: niet door kracht, niet door geweld, maar door Mijn Geest.

We trekken de lijn wat door. Want de kandelaar in het visioen is niet alleen beeld van de tempel, maar is nieuwtestamentisch gezien het beeld van de gemeente des Heeren. Openbaring 1:20 spreekt duidelijk over de kandelaren, die door Johannes gezien zijn, als symbool voor de zeven gemeenten. Dat is een mooi beeld voor de gemeente. Een kandelaar heeft het licht immers niet van zichzelf, maar is drager van het licht. Zo geldt dat ook van de gemeente. Van zichzelf is zij enkel duisternis en kan zij geen licht geven en dragen, hoewel ze wel lichtdraagster behoort te zijn (Matth. 5:14). De gemeente moet beseffen dat zij niet meer dan instrument is. De kandelaar is niet het licht zelf, want dat komt van de olijfolie. Dat zijn de gaven van de Heilige Geest, die de Heere in Zijn gemeente geven en werken wil. Met die olie van Gods Geest wil Hij Zijn gemeente voortdurend bedienen en alleen daardoor geeft zij haar licht. De HEERE Zelf ontsteekt dat licht, maar Hij is het ook Zelf Die de lampen in Zijn gemeente brandende houdt. Daarom is dit beeld van de kandelaar, die voortdurend gevoed wordt vanuit het oliereservoir, een heerlijk en vertroostend beeld. God Zelf zorgt voor Zijn gemeente en houdt Zijn Kerk in stand en onderhoudt haar door het werk van de Heilige Geest. Daarom hoeft ook Zerubbabel niet te vrezen als het gaat om de verdere afbouw van de tempel. God volvoert Zijn belofte. Door Zijn Geest zal het geschieden.

Dat moeten we allemaal leren in het kerkelijke leven. De Heere schakelt mensen in. De handen moeten uit de mouwen. Dat kan echter alleen in het besef dat alleen Gods Geest het is, Die de gemeente bouwt. Niet wij houden de kerk in stand. Het is niet door onze menselijke inspanning of door onze menselijke wijsheid, maar door Mijn Geest, zegt de HEERE der heirscharen. Dat geldt ook voor ons persoonlijke geestelijke leven. Het is niet ons sloven en draven, ons worstelen en bidden, maar door Zijn Geest. Dit woord is een verootmoedigend woord. Ten diepste doet niets van de mens mee. Alleen Gods Geest doet het. Die verborgen werking van de Geest, Die gebruikmaakt van de gestage drup van het Woord van God, en zo levens van mensen verandert. Het houdt ook in dat we ons bij al het werk in de gemeente verre moeten houden van een ongezond activisme. Hoe de Heere de dingen werkt, kunnen we niet naar onze hand zetten. Dat is niet af te dwingen. We mogen het juist in afhankelijkheid van Gods Geest doen. Gods molens hebben nogal eens meer geduld dan wij. Hij volvoert Zijn raad bij een jongen of meisje, een man of een vrouw, totdat wij merken dat dingen veranderen en we moeten zeggen: Dit is van de Heere geschied. We moeten de Heere Zelf aan het werk laten. Wel zaaien, maar de Heere niet voor de voeten gaan lopen. Het moet ons er ook voor bewaren dat we onze eigen zin willen doorzetten. Ook dat komt nogal eens voor in gemeenten. Mensen die hun eigen ideeën en plannen willen doorzetten en willen opdringen aan anderen. Zaken waardoor de gemeente niet wordt gesticht of gebouwd. Ook daarvan zegt de HEERE: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden. Alleen waar in de afhankelijkheid van Gods Geest wordt gewerkt aan de opbouw van de gemeente, daar geeft de Heere ook Zijn zegen.

Deze woorden van Zacharia breken alle mensenwerk af. Het gaat tegen onszelf en ons eigen denken in, want wat zijn wij toch weinig geneigd om het van de Heilige Geest alleen te verwachten. Er is wat aan vroom activisme, aan vertrouwen op eigen kracht en macht. Maar de HEERE heeft ons ten diepste niet nodig. De bergen van Basan kunnen zich verheffen, maar God zal al deze bergen van tegenstand slechten. Zijn werk komt af. Want wie zijt gij, o grote berg? (vers 7) Berg van allerhande bezwaren en moeilijkheden. Berg van de tegenkanting door de duivel. Gij zult voor het aangezicht van Zerubbabel worden tot een vlak veld (vers 7). Niets zal Zerubbabel in de weg worden gelegd om de tempelbouw te voltooien, wat ook gebeurd is in het jaar 516 voor Christus. De hoofdsteen, de sluitsteen van het gebouw, zal worden ingevoegd (vers 7). Dan zal er gejuicht worden. Dan zal er verheuging zijn over deze steen en zal er gezegd worden: Genade, genade zij denzelven! (vers 7) Dat zal niet geschieden door allerhande uiterlijke middelen; die middelen had Zerubbabel helemaal niet. Hij moest vertrouwen op het Woord dat tot hem gesproken was: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden.

Houdt dit dan in dat we allemaal met de armen over elkaar moeten gaan zitten? Wordt door deze tekst geen lijdelijkheid aangemoedigd? Nee. De HEERE staat in voor Zijn Kerk. Gods Geest maakt Zijn werk af, daar is Hij ook nu nog mee bezig. Bij dat werk schakelt Hij echter wel mensen in, die zich gewillig in Zijn dienst door Hem willen laten gebruiken. Vers 9 zegt: de handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleindigen. Zerubbabel moet dus wel aan het werk. Door Gods Geest zal het geschieden, daarvan moeten wij het verwachten, maar de Heilige Geest schakelt wel mensen in. Zo wil de Heere Zijn Koninkrijk bouwen. Doorgaans gaat dat niet op de manier, zoals wij dat zouden willen. Wij zien vaak op het grote, op het indrukwekkende, het bijzondere, maar Gods Geest werkt veel meer in de stilte, in het verborgene. Je moet het zien. Het zit vaak in de kleine dingen, maar die nochtans groot zijn, waarin het merkbaar wordt dat de Heere ook nu nog door Zijn Geest onder ons werkzaam is. Wij zijn vaak veel meer voor de kracht en het geweld, maar als de HEERE zegt: Door Mijn Geest zal het geschieden, dan moeten we ook beseffen dat de Geest anders werkt dan wij denken. Daarom zegt vers 10: Veracht de dag der kleine dingen niet. Wij zeggen vaak: Wat is er nu van te zien? Wat is ervan merkbaar in de gemeente? Wij zien vaak op de afval van God en de vijanden die de Kerk omringen. Dan denken we: Wat komt er van het Koninkrijk van God terecht? Maar dan zegt de Heere: Veracht de dag van de kleine dingen niet. Het kleine begin is vaak de voorbode van de grote dag. Zoals ook die zeven ogen, vers 10, zich verblijden als zij het tinnen gewicht, het meetsnoer, zullen zien in de hand van Zerubbabel, omdat hij met de herbouw van de tempel is. Die zeven ogen zijn de ogen van de Geest, die zien op de steen van de tempel. Zij dragen zorg voor en zij verheugen zich over haar bouw. Dat is de vreugde, omdat in die begonnen herbouw de belofte ligt van de voltooiing van het werk van God.

Zo geeft de HEERE in onze tijd nog steeds van die kleine dingen. Ze zijn ons er het bewijs van dat de HEERE, ondanks ons, ondanks alle mensenwerk en tegenkanting, toch Zijn gemeente bouwt. En daarmee gaat Hij door tot de jongste dag. Door Zijn Geest. Daar wijzen die twee olijfbomen nog op. In de verzen 11 en 12 vraagt de profeet daar nog naar. Wat zijn die olijfbomen en wat zijn die takken, die in dat oliekruikje rusten en die olie uit hun vruchten laten lopen in het kruikje? In vers 14 krijgt de profeet daarop een wonderlijk en geheimzinnig antwoord: Deze zijn de twee olietakken, die voor de HEERE der ganse aarde staan. Letterlijk staat er: zij stellen hen voor die vol olie zijn. Eenvoudig gezegd, wil het gewoon dit zeggen: de olie komt uiteindelijk bij God Zelf vandaan. Het geheim van de geestelijke opbouw van Gods Kerk ligt in de eeuwige Bron, de Geest van Christus Zelf. De twee olijfbomen worden ook wel uitgelegd, als zijnde Jozua en Zerubbabel, de vertegenwoordiger van de kerk en van de staat, een bekleder van het priesterlijke en Koninklijke ambt. Goed, maar dan gaat het toch in hun ambt om Christus! Hij is het, Die op grond van Zijn hogepriesterlijk werk, als de grote Ambtsdrager, Zijn Geest schenkt. En het is de Geest van Christus, Die de gave van de Geest, de olie, aan Zijn gemeente geeft. Alleen in die afhankelijkheid blijven de lampen branden!

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 2012

Kerkblad | 16 Pagina's

Het vijfde nachtgezicht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 2012

Kerkblad | 16 Pagina's