Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zevende nachtgezicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zevende nachtgezicht

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gezicht van de vrouw in de efa
(Zacharia 5:5-11)

Schrikaanjagend was het zesde visioen. Zacharia heeft gezien hoe de boekrol door de lucht vloog. Dat was de vloek die van de HEERE uitging. Deze vliegende rol verkondigt ons dat Gods volk geroepen is om naar de maatstaf van het heiligdom te wandelen. Zo niet, dan zal de vloek eenieder treffen, juist in de gemeente van God, die niet oprecht leeft naar Gods heilige wet. Onafwendbaar. Waarschijnlijk heeft de tolkengel zich na dit visioen teruggetrokken. Het is alsof de Heere Zacharia daarmee even de tijd geeft het getoonde te verwerken. Wat hij gezien heeft, is ingeslagen in zijn ziel. Begrijpelijk. Als die vliegende rol aantoont hoe de zondaar wordt uitgeroeid uit de gemeenschap van God, wie kan dan voor Hem bestaan?

Toch heeft de zonde niet het laatste woord. Dat verkondigt ons het zevende nachtgezicht. De Engel komt weer naar Zacharia toe en vraagt zijn aandacht (vers 5). Het is namelijk niet genoeg dat de zondaar wordt weggedaan uit de gemeente van God, maar ten diepste gaat het erom dat de zonde zelf wordt weggedaan. Dat de macht van de zonde verdwijnt. Daar zorgt God Zelf voor. De Engel zegt: Hef nu uw ogen op. Ongetwijfeld door vrees bevangen, doet Zacharia het. Zal hij weer iets ontstellends te zien krijgen? De Heere laat hem zien dat Hij de zonde opsluit, verzamelt en wegdoet. De goddeloosheid wordt weggebracht naar het land van de Antichrist, dat is Babel. Met verbazing ziet de profeet wat hem getoond wordt. Toch kan hij het niet goed onderscheiden en daarom vraagt hij aan de Engel wat het is. Ook dan wordt het niet duidelijker, omdat het niet overeenkomt met de heilige beelden die tot nu toe zijn getoond. De profeet ziet eigenlijk iets heel gewoons, uit het dagelijkse leven: het is een efa. Dat is een inhoudsmaat voor droge waren, eigenlijk de grootste korenmaat die er bestond, zo’n 36 liter. In elk huis kon je die vinden. Hier ziet Zacharia hem uiteraard in veel grotere afmetingen. Een geweldig groot vat dus.

De betekenis van de efa wordt door de Engel direct meegedeeld: dit is het oog over henlieden in het ganse land (vers 6b). Eenvoudig gezegd: dit is hun aanblik, hun toestand, zo zien ze er nu werkelijk in Gods oog uit. De efa is het beeld van de zondaar, van de goddeloosheid, die daarin schuilt. God heeft in die efa al de zonden samengeperst, zoals graankorrels in een korenmaat. Daarbij mag het ons niet ontgaan, dat ons hier een maat wordt getoond. God meet blijkbaar de zonde. Er is aan de zonde een maat gesteld. Het is alsof God al die zonden opbergt, en als het vol is, dan doet Hij het deksel erop. Wie in de zonde leeft, zij gewaarschuwd. Er komt een tijd dat God zegt: Nu is het genoeg.

Zinnebeeldig wordt dat nu aan Zacharia getoond. Op de efa ligt een zwaar loden deksel (vers 7a). Om de profeet te tonen wat er in de efa zit, wordt het deksel opgelicht, en dan ziet hij een vrouw zitten in het midden van de efa, die naar het woord van de Engel de goddeloosheid uitbeeldt (vers 7b en 8a). Hier wordt het beeld van een vrouw gebruikt, niet omdat de zonde zwak zou zijn, maar juist aantrekkelijk en verleidelijk. Vanuit het geheel van de Schrift moeten we hier ook denken aan een overspelige vrouw. Ze tekent zo de macht van de goddeloosheid, samengeperst in de efa en die onweerstaanbaar lijkt, maar die door de HEERE wordt bedwongen en opgesloten. Waar God dat doet, is geen ontsnapping meer mogelijk. Dat probeert de vrouw nog wel. Uit vers 8 is af te leiden dat de vrouw, als het deksel wordt opgelicht om de inhoud te tonen, ertussenuit wil knijpen. Zo is en zo doet de zonde. Het wil God en Zijn oordeel altijd maar ontlopen. De Engel werpt de vrouw echter terug in het midden van de efa en hij sluit de opening af met de loden plaat. Gods lankmoedigheid is geëindigd en Zijn toorn is verpletterend als die loden plaat. Dat sluit de macht van de zonde definitief en onherroepelijk af. Opgesloten en bewaard wordt de zonde voor het oordeel van God, waaraan geen ontkoming zal zijn.

Een aangrijpend beeld, maar wel uitermate vertroostend. Wat kan die macht van de zonde zich openbaren. Ja, om ons heen, maar laten we ons beperken tot de macht van de zonde, ook in ons eigen leven. Al ontdekt, al leren bewenen en haten? Al tot droefheid geworden dat u niet tegen de macht van de zonde opgewassen bent? Of na ontvangen genade toch nog gevangen door die wet van de zonde? Wat kan in die geestelijke strijd de zondemacht een mens terneer drukken. Een onwedergeboren mens heeft daar geen weet van. Hij is wel eens bang voor straf, maar de zonde zelf verscheurt zijn hart niet. Zelfs als de boekrol van Gods vloek over zijn leven vliegt, dan schrikt hij niet op om de toorn te ontvluchten. Toch is daar reden toe. Want de HEERE gaat met de goddeloosheid afrekenen.

Dat is nu het teken van Zijn genade en van Gods gunstrijk welbehagen. De uitbanning van de zonde, die geen sterveling bewerken kan, neemt God Zelf voor Zijn rekening, om zo Zijn Kerk te leiden tot de verheerlijking. Om haar te bevrijden van alle ongerechtigheid. En dat door de smeltkroes van Babel heen. Zacharia, kijk eens goed! Hef je ogen op (vers 9), en ook je ziel van vreugde, want God gaat aan het werk. De zonde is opgesloten, maar wat gebeurt er? Er komen twee vrouwenfiguren met vleugels als van een ooievaar en zij nemen de efa op en voeren die weg met grote vaart. Snel dus en plotseling. Zo zal Gods oordeel ook eenmaal plotseling en snel zijn. Zo wordt de zonde door God weggenomen en de goddeloosheid verbannen uit het midden van Zijn volk. Alles zal ertoe dienen, dat God Zich een rechtvaardig en heilig volk verwekt, dat Hem ongestoord zal dienen. God voert de zonde volledig en radicaal bij Zijn volk vandaan. Als het goed is, verlangt Gods Kerk daar ook naar. Hebben ze het door de Heilige Geest geleerd om te jagen naar de volmaaktheid en zien ze uit naar de dag om de Heere zonder zonde te mogen dienen. Waar we dat kennen, verstaan we ook de troost van dit machtige visioen.

Want waar blijft de efa? Waar laat God de efa landen? Zacharia ziet hem als het ware verdwijnen achter de horizon. Komt hij straks in één keer weer voor de dag? Geen sprake van. De zonde wordt getransporteerd naar de plaats, waarvan geen terugkeer meer mogelijk is. Op de vraag van Zacharia: Waarheen brengen zij deze efa? (vers 10), krijgt hij van de Engel een duidelijk antwoord: Om haar een huis te bouwen en in het land Sinear; dat zij daar gevestigd en gesteld worde op haar grondvesten (vers 11). Sinear is de oude naam voor Babel (Genesis 10). Het is het land van zonde, waar ze eigenlijk thuishoort. In dat land sloeg men destijds de handen ineen om een stad en een toren te bouwen om God naar de kroon te steken. Het staat symbool voor de vijandschap en de zelfhandhaving tegenover God. Daar komt de zonde nooit meer vandaan. Want ze zal er niet een tent bewonen, tijdelijk bivakkeren, om dan weer terug te keren, maar er wordt een huis gebouwd en ze zal daar eeuwig blijven. In Sinear. Het land van de vervloeking, het land van de duivel, het domein van de Antichrist. Tot op de huidige dag staan ze tegenover elkaar: Babel en Jeruzalem. Maar straks wordt de strijd beslecht. Eigenlijk is die strijd in Christus al beslecht. God laat Babel nog haar gang gaan. Hij transporteert de goddeloosheid naar Sinear. Daar hoort ze thuis, daar heeft ze van God haar domicilie gekregen. Daar mag de zonde uitwoeden, rijpen en tot voltooiing komen, zodat ze rijpt voor het oordeel van God.

Hoe loopt het dan allemaal af? We gaan naar het einde van de nachtgezichten. Er komt er nog één. Van de finale scheiding zullen we nog horen. Straks in het achtste visioen trekken de paarden uit. Als God Zijn zegetocht begint over de aarde en het werk van de Geest in het Noorderland, dat is Babel, tot rust komt, in het eindgericht over de goddeloosheid. Johannes heeft dat gezien op Patmos. Hij ziet Babel nog één keer komen opzetten tegen Jeruzalem. Ze zal zich vergrijpen aan de heiligen Gods en ze zal dronken zijn van het bloed van de heiligen. Waarom toch? We begrijpen dat niet. Toch heeft de HEERE daar Zijn wijze bedoeling mee. De Heere laat Babel tot haar einde komen, zoals een zweer uitettert en uitwoedt, om zo het lichaam te behouden. Door de strijd heen loutert Hij Zijn Kerk. Babel zal haar macht ontketenen en strijden in dienst van het Beest tegen het Lam, maar het Lam zal overwinnen en Babel zal vallen! En al wat goddeloos is en de maat der zonde volmaakt, dat blijft in Babel en dat gaat met Babel ten onder en al wat heilig is, dat wordt in Jeruzalem bijeengebracht. God zuivert Zijn kerk uit.

Als u nog in het Babel der zonde vastzit, hoor dan de stem der liefde, die alle eeuwen door gehoord is: Vlucht uit Babel, ontkom gij die woont bij de dochter van Babel, ontkom uit haar midden! En vlucht tot Christus om uw vuile zondekleed te mogen wassen in het bloed van het Lam. Om met dit reine, blinkende kleed God volmaakt te dienen, in het nieuwe Jeruzalem dat eeuwig bloeien zal op de puinhopen van Babel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 2012

Kerkblad | 16 Pagina's

Het zevende nachtgezicht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 2012

Kerkblad | 16 Pagina's