Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Ik ben’-woorden (7/7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Ik ben’-woorden (7/7)

Ik ben de ware Wijnstok

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.’
Johannes 15:1

Bekend beeld
De laatste openbaringswoorden van de Heere Jezus vinden we in de gelijkenis van de Wijnstok en de ranken. ‘Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.’ Het beeld van de wijnstok sprak de Joden, die dit woord van de Heere Jezus hoorden, sterk aan. Men leefde midden tussen de wijngaarden. Het beeld was duidelijk, mede omdat Israël in het Oude Testament met een wijnstok vergeleken werd. God had Israël als een wijnstok geplant, om vruchtbaar te zijn voor God in deze wereld. Van Israël staat geschreven: ‘Ik had u toch geplant, een edelen wijnstok, een geheel getrouw zaad’ (Jer. 2:21/Psalm 80). Maar de eens zo mooie edele wijnstok is onvruchtbaar. Na de zondeval moet God van ieder mens zeggen: ‘Uit u geen vrucht in der eeuwigheid’ (Matth. 21:19). Dat is een diep ingrijpend woord. Voor Israël en voor ons. Van onze beste werken moet God zeggen: onvruchtbaar. Wij zijn dode ranken van nature, terwijl God vrucht mag eisen.

“Vruchtdragen is geen prestatie van ons, maar gratie, genade. Het is vrucht van de Heilige Geest in ons. Alleen in geloofsverbondenheid aan de Wijnstok zijn we vruchtdragers.”

Er staat: ‘Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.’ God de Vader is in de gelijkenis de Landman. Hij heeft de Wijnstok geplant. Hij is verantwoordelijk voor de Wijnstok. Hij draagt zorg voor de Wijnstok (vers 2). Maar Hij verwacht dan ook vrucht aan de Wijnstok (Ef. 2:10). De Wijngaardenier of zoals hier in vers 1 de Landman genoemd, neemt geen genoegen met het rank zijn alleen, Hij wil vrucht zien. Godsvrucht. Daarin wordt de Vader verheerlijkt (vers 8). Hij heeft er recht op vanwege de schepping en vanwege het verbond. Eigenlijk staat er: ‘Ik ben de Wijnstok, de ware.’
Waar gaat het in deze gelijkenis om? Dat er geen Godsvrucht gevonden wordt buiten de geloofsverbondenheid aan de Wijnstok Christus. Vruchtdragen is geen prestatie van ons, maar gratie, genade. Het is vrucht van de Heilige Geest in ons. Alleen in geloofsverbondenheid aan de Wijnstok zijn we vruchtdragers.

Wijnstok en de ranken
In vers 5 wordt het beeld in de gelijkenis verder getrokken: ‘Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken.’ Christus zegt dat Hij de Wijnstok is en Zijn discipelen de ranken. De rank is verbonden aan de Wijnstok. En aan die rank zullen vruchten moeten komen. Er zijn twee soorten ranken. Zo heeft de Heere Jezus steeds onderscheid gemaakt (Matth. 7:13; 7:24,26; 13:38; 13:49; 25:2,3). Wanneer ben je nu een ware rank? Laten we dan eens naar de discipelen kijken. De Heere Jezus had twaalf discipelen. Uiterlijk gezien was er geen onderscheid. Maar we weten allemaal dat, als de Heere Jezus aankondigt dat één van hen Hem zou gaan verraden, zij allemaal vragen: ‘Ben ik het, Heere?’ En Judas heeft die avond ook gevraagd: ‘Ben ik het, Heere?’ Allemaal ranken en toch! Judas komt openbaar omdat hij geen vrucht draagt. Vers 2 en 6 zijn op Judas van toepassing: ‘Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg … en men vergadert ze, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.’ Daar ligt de ernst van de gelijkenis. Een verschrikkelijk beeld. Het is niet alleen een beeld, maar het zal werkelijkheid zijn voor wie geen vrucht draagt. Geen Godsvrucht in ons leven heeft grote gevolgen!

Ranken van het verbond
Hoe moeten we die ranken verstaan? Wie zijn die ranken? We kunnen het toepassen op het verbond. Is elk lid van de gemeente een rank aan de Wijnstok? Ja. Maar we moeten met twee woorden spreken. Want het verbond met Abraham en Zijn nageslacht heft de Adamspositie niet op. Met het doopformulier belijden we: ‘dat wij, met onze kinderen, in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom kinderen des toorns zijn, die in het rijk van God niet kunnen komen, tenzij wij opnieuw geboren worden.’ Twee uitspraken die met elkaar in volstrekte tegenspraak schijnen te zijn en toch zo in Gods Woord staan. Je kunt op tweeërlei manier in Christus zijn. Op tweeërlei manier rank zijn. Er zijn tweeërlei kinderen van het verbond. Hier in deze gelijkenis komt de rijkdom en het voorrecht van de verbondsrelatie tot uiting. Maar dan is er wel degelijk onderscheid. Wanneer in Zondag 27 van de Catechismus wordt beleden dat ‘de kinderen ook tot de gemeente behoren om dat ze in het verbond van God begrepen zijn’, is dat niet hetzelfde als wat in Zondag 21 wordt beleden: ‘dat ik alleen door een waar geloof een levend lidmaat van Christus ben.’ En in Zondag 7 wordt duidelijk verwoord ‘dat we alleen door een waar geloof in Christus zijn ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.’ Wanneer de Heere Jezus zegt dat wij de ranken zijn, is dat het hoge voorrecht, maar geeft dit tevens een enorme verantwoordelijkheid. Het is op voorwaarde van wedergeboorte. Van een levende rank kan gezegd worden: ‘Die in Christus is, is een nieuw schepsel.’

Wanneer de Heere Jezus zegt dat wij de ranken zijn, is dat het hoge voorrecht, maar geeft dit tevens een enorme verantwoordelijkheid. Het is op voorwaarde van wedergeboorte.

Van een levende rank kan gezegd worden: ‘Die in Christus is, is een nieuw schepsel.’

Ranken aan Christus
De Heere Jezus zegt in vers 3: ‘Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.’ Daar ligt nu de basis van het in Christus zijn. Dat ‘rein’ betekent: gereinigd. Niet door het uiterlijk te wassen. Petrus zegt in Handelingen 15: ‘hun harten gereinigd hebbende door het geloof.’ Hier wordt bedoeld dat de discipelen rein van zonden zijn. Met andere woorden: ‘Jullie zijn de zonden vergeven.’ Door het geloof is het hart gereinigd en gerechtvaardigd. Een levende rank mag belijden: ‘Al is het dat mij mijn geweten aanklaagt dat ik tegen al de geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan’ (Zondag 23). Rein in Gods oog, omdat God de levende ranken aanziet in Christus. Rein, niet omdat we het zo ervaren, of dat je reinheid in jezelf ziet, maar omdat het Woord zo spreekt. De discipelen waren rein door de geloofsgemeenschap met Christus, en daarom levende ranken van Christus. Of om met Luther te zeggen: ze waren tegelijk rechtvaardig en tegelijk zondaar. We lezen in de zaligsprekingen: ‘Zalig zijn de reinen van geest’ (Matth. 5:8). De Heere Jezus weet ook wel dat we niet volkomen rein zijn. En toch kan gezegd worden: de kleinste in de genade kent iets van deze reinheid van hart. ‘En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is’ (1 Joh. 3:3).

Levende ranken
Hoe weten wij of we levende ranken zijn? Daar vervolgt de tekst mee: ‘Gijlieden zijt nu rein, om het Woord, dat Ik tot u gesproken heb.’ De Heere gebruikt Zijn Woord als middel tot zaligheid. Zij waren rein en gereinigd door het onderwijs van Christus. De levendmakende Geest werkte in hen het geloof. De kanttekening zegt heel eenvoudig: ‘Dat betekent dat jullie de Christus van het Woord met een waar geloof hebben aangenomen.’ In vers 2 lezen we: ‘Alle rank die geen vrucht draagt die neemt Hij weg, en alle die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat hij meer vrucht drage.’ Waar leven is, daar kun je het aan de vrucht herkennen (Gal. 5:22). De Heere Jezus heeft het ook in de Bergrede gezegd: ‘Een goede boom, kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten’ (Matth. 7:17-19).

God reinigt en zuivert door Zijn Woord en Geest, door kruis en beproeving.

Het woord voor reinigen staat wel bekend als krenten. Dan worden vroegtijdig de kleine druifjes ertussenuit gehaald, opdat de andere druiven voller zullen worden. De Landman gebruikt daar een snoeimes voor. Dat is wel een pijnlijk instrument, maar ten goede, om Zijn vrucht meer te laten worden. Wilde loten aan de rank zoals hoogmoed, zelfingenomenheid, zelfgenoegzaamheid en het steunen op eigen gerechtigheid, daar zuivert de Landman de rank van. Soms rigoureus. We begrijpen de Landman niet altijd. Waarom moet nu juist dat mooie takje eraf? Waarom wordt dat deel van de rank gesnoeid? En wij denken: Kan het niet beter zo of zo? Het snoeien gaat tegen het vlees in. Zo ver, dat er niets van onszelf overblijft. Maar het bijzondere is, dat iedere rank zo zijn bijzondere zorg van de Landman krijgt. God reinigt en zuivert door Zijn Woord en Geest, door kruis en beproeving. Welk kruis of beproeving we ook hebben in ons leven, probeer één ding voor ogen te houden: het Vaderhart van de Landman zit erachter. De Heere kastijdt degene die Hij liefheeft. Probeer dat vast te houden. Hij doet het uit liefde en heeft er een doel mee. ‘Hij kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijn heiligheid zouden deelachtig worden’ (Hebr. 12:10). Snoeien kan pijnlijk aandoen maar is nuttig voor het geestelijke leven. Het snoeiwerk doet ons meer onze schuld kennen. Snoeien kan ook de betrekkelijkheid van dit leven geven te verstaan.

De Heere maakt ons door het snoeiproces bruikbaar voor ons gezin, voor de kerk en voor onze taak in de maatschappij als leesbare brieven van Christus.

Het snoeimes wil ons op de knieën brengen voor Hem. De Heere maakt ons door het snoeiproces bruikbaar voor ons gezin, voor de kerk en voor onze taak in de maatschappij als leesbare brieven van Christus. Hij snoeit zó dat we bedachtzamer worden en bidden: ‘Zet een wacht voor mijne lippen.’ Zo kan de Heere tegenslagen en beproevingen gebruiken om Zijn vrucht te doen groeien. Eén ding moeten we steeds weer leren: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen’ (vers 5). Gods kind mag wel bidden:

Laat me in U blijven, groeien, bloeien,
O Heiland, Die de Wijnstok zijt.
Uw kracht moet in mij overvloeien,
Of ’k ben een wis verderf gewijd.
Doorstroom, beziel en zegen mij,
Opdat ik waarlijk vruchtbaar zij.

Vruchtdragende ranken
De enige bron om vrucht te kunnen dragen ligt in het geheim van vers 4a: ‘Blijft in Mij, en Ik in u.’ De motivatie is: ‘Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.’ In dit tekstverband heeft de Heere het meer dan elf keer over het ‘in Hem blijven’. En dat geeft toch wel aan dat het belangrijk en noodzakelijk is. De vraag is: Wat is het om in Christus te blijven? Het antwoord is eenvoudig: Door het geloof. We kunnen dat met verschillende andere Schriftwoorden bewijzen: ‘Die de Heere aanhangt, is één geest met Hem’ (1 Kor. 6:17). De kanttekeningen zeggen: Eén geest met Hem, dat is geestelijke eenheid. Door Zijn Geest met Hem verenigd. Hoe diep gaat dat? In hoofdstuk 17 verwoordt Jezus dat tot Zijn Vader in de hemel in het gebed: ‘Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij één zijn, gelijk als Wij Eén zijn; Ik in hen, en Gij in Mij.’ Wat een unieke verbondenheid. In Hem blijven. Dat kan praktisch gezien op drie manieren. Ten eerste, door Zijn Woord in het hart te bewaren. We lezen: ‘Doch Maria bewaarde deze woorden alle tezamen, overleggende die in haar hart.’ Ten tweede krijgt het in Hem blijven ook gestalte in de weg van het gebed. Als derde kunnen we denken aan het deelnemen aan de geestelijke maaltijd van het Heilig Avondmaal. ‘Het brood dat wij breken is de gemeenschap met het lichaam van Christus.’

We besluiten de serie Bijbelstudies door ze samen te vatten met een gedicht. De woorden beschuldigen ons als de Zelfopenbaringen van Christus in ons leven nog niets uitgewerkt hebben. Boven het gedicht staat: Jezus’ klacht over het ongeloof der wereld.

Ik ben het Licht, maar men ziet Mij niet.
Ik ben de Weg, maar men gaat die niet.
Ik ben de Liefde, maar men houdt van Mij niet.
Ik ben rijk, maar men vraagt naar Mij niet.
Ik ben almachtig, maar men vreest Mij niet.
Ik ben eeuwig, maar men zoekt Mij niet.
Ik ben wijs, maar men hoort Mij niet.
Ik ben edel, maar men dient Mij niet.
Ik ben barmhartig, maar men vertrouwt Mij niet.
Ik ben waarachtig, maar men gelooft Mij niet.
Ik ben het Leven, maar men wil Mij niet.
… Als gij dan verloren gaat, zo verwijt het Mij niet.

Lezen: Johannes 15:1-8

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2012

Kerkblad | 16 Pagina's

‘Ik ben’-woorden (7/7)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2012

Kerkblad | 16 Pagina's