Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse Synode en de Catechese

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse Synode en de Catechese

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al krijgt de Synode van Dordrecht (1618-1619) in deze weken veel aandacht vanwege het feit dat 375 jaar geleden de eerste Statenbijbel aan de Staten-Generaal werd aangeboden (namelijk op 17 september 1637), toch is dit niet de reden dat ook ik in dit artikel over deze Synode wil schrijven. In verband met de start van het ‘winterwerk’ wil ik uw aandacht vragen voor de catechese. Dat wil zeggen het onderwijs dat vanuit de kerken gegeven wordt aan jongeren en ouderen. Over dit onderwijs zijn op de genoemde Synode zeer belangrijke zaken gezegd. Zaken die nog steeds actueel zijn en waarmee ook wij in onze tijd ons nut en voordeel kunnen doen.

Het is opvallend dat de Synode dit onderwerp zeer hoog op haar agenda had geplaatst. Daaruit blijkt wel hoe belangrijk men het vond om hierover in het kerkelijk leven duidelijkheid te verschaffen. Reeds op de veertiende zitting, dat wil zeggen in de morgen van dinsdag 27 november 1618, werd de catechese onder de aandacht van de afgevaardigden gebracht. In de voorgaande zittingen had men uitvoerig gesproken over wat op deze Synode als eerste naar voren werd gebracht, namelijk de noodzaak en het nut van een eigen, betrouwbare Bijbelvertaling. Nadat men in dezen zeer belangrijke besluiten genomen had, ging men vervolgens over tot het volgende punt van de agenda, namelijk ‘de catechisatie of kinderlijke onderwijzing in de eerste fundamenten der Christelijke Religie’. Eigenlijk ging het om twee zaken: én om de catechismus-prediking én om het catechetisch onderwijs. Voor ons misschien een vreemde combinatie, maar – zo merkt H. Kaajan terecht op – dat we dit wel in het licht van die tijd moeten zien. ‘Van een geregeld catechetisch onderwijs, zoals dit thans door de predikanten gegeven wordt, was destijds nog geen sprake en de kerkelijke catechisatie viel eigenlijk samen met de catechismusprediking.’ (zie ‘De Pro-Acta der Dordtsche Synode in 1618’, Rotterdam 1914, blz. 153) Met nadruk werd reeds in die tijd op provinciale en nationale synodes gewezen op het grote belang om op de zondagen tijdens de middagdiensten de catechismus te behandelen. Dit moest kort en eenvoudig gebeuren, waarbij de jongeren voor de dienst – in de tegenwoordigheid van heel de gemeente – de vragen van de catechismus moesten beantwoorden. Zelfs kwam het voor dat dit ook van de volwassenen werd geëist. Echter ook toen was de praktijk vaak veel weerbarstiger dan wat men op grond van Gods Woord wenselijk achtte. Daar veel predikanten – in strijd met de besluiten van voorgaande synodes – in gebreke bleven, waren er vanuit de kerken voor deze Nationale Synode bezwaren ingediend. Zo lag er bijvoorbeeld een gravamen van de provinciale synode van Overijssel, waarin verzocht werd ‘dat de Catechismus ten platte lande oock de Gemeente voorgedragen worde, ende een goede ordre ende maniere In Catechiseeren moege beraemt worden’ (citaat bij ds. A. Moerkerken: ‘Van Catechismusprediking tot Boekencensuur’, zie Dr. W. van ’t Spijker enz., ‘Synode van Dordrecht in 1618-1619’, Houten 1987, blz. 157)

In reactie op deze klachten werd opnieuw uitgesproken, dat zowel in de steden als in de dorpen op de zondagmiddagen de catechismus behandeld moest worden. Ook als er maar weinig toehoorders zouden zijn, ja zelfs! al zouden er niet meer dan slechts hun eigen familieleden aanwezig zijn. Men achtte deze ‘leerdiensten’ van zo’n groot belang, dat niet alleen de predikanten ernstig vermaand werden met bedreiging van zware kerkelijke censuur maar dat ook de overheid verzocht werd maatregelen te nemen om het bezoek van deze diensten te bevorderen. De Synode vroeg dan ook van de overheid om door middel van ‘strenge plakkaten’ alle dienstbare of dagelijkse werken, en voornamelijk de spelen, zuiperijen en zwelgerijen, en andere ontheiligingen van de Sabbat te verbieden. Volgens de Acta bracht men gewoonlijk – meest in de dorpen – op deze wijze op de zondagen de middag door. Kortom, kerk en overheid hebben een eigen taak en verantwoordelijkheid om de middagdiensten te bevorderen en de onwetende jeugd de eerste fundamenten der Christelijke religie in te scherpen en in het algemeen de onwetendheid bij jong en oud weg te nemen.

Echter – zo leerde de ervaring – dit alles was niet voldoende. De kerken verzochten dan ook aan de Synode om een bekwame weg te bedenken ‘om de jongen met de ouden, die nog niet genoeg zijn toegenomen in de kennis der Gereformeerde Christelijke Religie, meer nauwkeurig te onderwijzen’.
Om nu aan dit verzoek te voldoen werd in de volgende – vijftiende – zitting aan alle afgevaardigden om een advies gevraagd. Zij die dit advies mondeling gegeven hadden, werden zelfs vermaand om het op schrift te stellen en dit diezelfde dag nog te overhandigen. Voor deze vermaning mogen we de Synode dankbaar zijn, want zo hebben we een schitterend overzicht van hoe dit onderwijs niet alleen in de Nederlanden, maar ook in het buitenland inhoud werd gegeven. Kortom, in de Acta hebben we dus een overzicht van het godsdienstig onderwijs binnen het Gereformeerd Protestantisme van die tijd. Zo is er een verslag van afgevaardigden uit Groot-Brittannië. Zij pleitten voor een tweeërlei catechismus. Eén voor de kinderen en één voor de ouderen. Die voor de kinderen moest de fundamentele hoofdstukken van de Religie bevatten, zoals die naar voren komen in de Twaalf Artikelen, het Gebed des Heeren, de Tien Geboden en de Sacramenten. In het licht van de kerkgeschiedenis bevond men zich met deze opsomming geheel binnen de traditie van de kerk, die teruggaat tot ver voor de Reformatie. Wat het onderwijs aan de ouderen betreft, dacht men aan de ‘Paltzgraafsche of Heidelbergsche Catechismus’. Hierbij werd tevens een opmerking gemaakt, die – al staat hij tussen haakjes – ook voor ons nog van belang is, namelijk ‘want in dezen schaadt verscheidenheid niet weinig’! Bovendien maakten de afgevaardigden uit Groot-Brittannië ook een onderscheid tussen de gewone catechese en de buitengewone. Terwijl het bij de gewone ging om het onderwijs dat elke zondag gegeven werd, was de buitengewone meer bedoeld als voorbereiding op het Heilig Avondmaal. Deze buitengewone catechese was zeer geschikt om als predikant vriendelijk en vertrouwelijk met in het bijzonder de wat oudere gemeenteleden te spreken over het geloof en al wat daarmee samenhing. Temeer daar niet elke oudere geschikt was om in het openbaar de vragen te beantwoorden. Van de jongeren daarentegen mocht dit wel geëist worden. Ook dat zij alle vragen zouden leren, waarbij de herhaling de beste leermeester was. Uiteindelijk had volgens deze afgevaardigden ook de overheid een taak in dit kerkelijk onderwijs. Zij moest erop toezien dat de ouders, schoolmeesters en leraars in dit alles niet nalatig zouden zijn. Indien nodig zou zij zelfs door middel van een geldboete moeten dwingen aan dit onderwijs inhoud te geven.

Dat dit onderwijs niet slechts bedoeld is voor een enkeling of voor een deel van de gemeente, blijkt uit hetgeen waarmee ik dit artikel wil beëindigen: ‘Aangaande hen, die gecatechiseerd moeten worden, zijn wij van gevoelen, dat deze wijze niet moet beperkt worden tot de wetenschappelijke scholen, of tot de jeugd die een hogere opvoeding geniet. Alle zielen zijn Gode even aangenaam, maar hoe minder zij onderwezen zijn in de letteren, hoe meer zij van node hebben, dat hun wat licht van elders toekomt, alzo dat ook alle gedoopten verstaan de ganse reden van dat geloof, waartoe zij zich bij belofte verplicht hebben.’ Kortom, de afgevaardigden van over de Noordzee hadden héél de gemeente in het oog en alzo ook de enkeling. Zowel de predikanten als de schoolmeesters kwam de zorg toe om ‘de Godzalige onderwijzing van iedere ziel, naar hun vermogen, te bevorderen’.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 2012

Kerkblad | 16 Pagina's

Dordtse Synode en de Catechese

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 2012

Kerkblad | 16 Pagina's