Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onwaardig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onwaardig

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen.’
Lukas 7:6b

De hoofdman over honderd is een rijk bevoorrecht mens. Want de Heere Jezus, de grote Kenner der harten, zegt van hem, dat Hij zo’n groot geloof, als Hij bij hem aantreft, in Israël niet heeft gevonden. Dat grote geloof komt openbaar als zijn dienstknecht, zijn slaaf staat er eigenlijk, ernstig ziek is en op sterven ligt. Want dan laat hij hem niet aan zijn lot over, zoals met slaven wel werd gedaan, maar neemt hem in zijn huis om hem te verzorgen. Hij handelt zo liefdevol met hem, omdat hij de Heere vreest. En wie de Heere vreest, heeft niet alleen Hem, maar ook zijn naaste lief. Zijn liefde tot God openbaart zich in liefde tot zijn slaaf. Door die liefde gedreven, stuurt hij enige ouderlingen naar de Heere Jezus met de vraag of Hij wil komen om zijn knecht te genezen. Als zij de Heere Jezus gevonden hebben, vragen zij Hem of Hij mee wil gaan om de knecht van de hoofdman te genezen. Zij zeggen tot Hem: ‘Hij is waardig, dat Gij hem dat doet: Want hij heeft ons volk lief, en heeft zelf ons de synagoge gebouwd.’ Zij vinden dat hij verdiend heeft dat Hij zijn knecht geneest. Maar dat komt omdat zij nog nooit hebben geleerd wat de hoofdman door Gods genade heeft mogen leren. Zij sommen de deugden van de hoofdman bij de Heere Jezus op als grond voor de verhoring van zijn verzoek.

Als de Heere Jezus zo voor ons zou moeten bemiddelen bij Zijn Vader, was het een verloren zaak. Als Hij onze deugden en gerechtigheden zou moeten aanvoeren om verhoord te worden, zou er niemand zalig worden. De grond voor de verhoring van ons gebed ligt niet in ons. Onze beste werken zijn zelfs nog met zonde bevlekt en bedekt. Het is daarom zo groot dat de Heere Jezus voor het aangezicht van Zijn Vader niet pleit op onze gerechtigheden maar op Zijn eigen gerechtigheid. Daniël bad: ‘Wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn.’

De Heere Jezus heeft voor de verhoring van Zijn gebed voor het aangezicht van Zijn Vader gelukkig niets van ons nodig. Hij treedt daarom met Zijn verworven gerechtigheid voor het aangezicht van Zijn Vader en in Zijn volkomen gerechtigheid ligt alleen de oorzaak voor verhoring. Daarom zegt Hij tot Zijn Vader: ‘Vader, hij is het onwaardig en hij heeft het niet verdiend, maar Ik heb voor hem verzoening gevonden.’ Er is een groot verschil tussen de ouderlingen van Kapernaüm en de hoofdman. Zij zeggen: ‘Hij is waardig, dat Gij hem dat doet’, en hij kan van zichzelf niet anders dan zeggen dat hij het onwaardig is. Nergens kan hij enig recht of enige aanspraak op maken. Ook in de synagoge die hij hun geschonken heeft, ligt voor hem geen waardigheid voor God om verhoord te worden. Maar ondanks dat hij het niet waard is, neemt hij toch de toevlucht tot de Heere. Zo gaat het nog bij allen, die aan hun zonde en ellende zijn ontdekt. Ze moeten de Heere vrijlaten maar kunnen Hem niet loslaten. Als de tollenaar staan ze van verre, maar toch smeken zij Hem om genade. En Hij zal hen niet afwijzen, ‘want nooddruftigen zal Hij verschonen en aan armen uit genâ, Zijn hulpe ter verlossing tonen.’

O, zuchtenden en bekommerden van hart, dat deze geschiedenis u mag bemoedigen. Nooit heeft de Heere iemand afgewezen, die in zijn zonde en ellende, en in de beleving van zijn onwaardigheid, de toevlucht tot Hem heeft genomen. Als de hoofdman hoort dat de Heere Jezus er aankomt, voelt hij zijn onwaardigheid nog veel sterker dan toen hij de ouderlingen tot Hem zond. Het is voor hem te veel dat de Heere Jezus in zijn huis komt. Hij kan niet anders dan van zichzelf zeggen: Ik ben het niet waard dat de Heere Jezus ook maar een stap in mijn huis zet. De Heere Jezus is heilig en hij voelt zich een onheilige. Hoe dichter de Heere Jezus zijn huis nadert, des te onwaardiger hij zich voelt. Daarom stuurt hij een paar vrienden tot Hem met de boodschap: ‘Ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen.’ Zulke kleine gedachten heeft hij van zichzelf.

Klein denken van jezelf is een kenmerk van genade. Want genade maakt van ons geen grote mensen die met de borst vooruitlopen, maar juist kleine en nietige mensen in eigen oog. Genade maakt ons klein voor God. De vreze des Heeren siert ons door klein van onszelf te denken maar groot van de Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 2013

Kerkblad | 16 Pagina's

Onwaardig

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 2013

Kerkblad | 16 Pagina's