Augustinus als uitlegger en prediker van de Schrift
Inleiding
Geen kerkvader heeft zo’n omvangrijk oeuvre nagelaten als Augustinus (354-430). Niet alleen vanwege de omvang van zijn werk, maar vooral vanwege de grote invloed die hij heeft uitgeoefend en nog altijd heeft, wordt Augustinus wel de kerkvader van het Westen genoemd. Het meest bekend is hij door zijn geschriften Confessiones (Belijdenissen) en De Civitate Dei (De Stad Gods). Andere belangwerken zijn De Trinitate (Over de Drie-eenheid), De Catechizandis Rudibus (Het eerste geloofsonderricht) en De doctrina christiana (De christelijke geloofsleer). In De Catechizandis Rudibus geeft Augustinus aanwijzingen aan de diaken Deogratias hoe hij aan hen die vanuit de wereld tot de Kerk wensen toe te treden catechese, geloofsonderricht moet geven. Dit boekje is een aanrader voor elke catecheet.
In deze bijdrage gaat het mij om het laatstgenoemde boek, namelijk De doctrina christiana (De christelijke geloofsleer). Mijn inspiratie voor deze bijdrage ontleende ik voor een deel aan een onlangs gepubliceerd werk van Peter T. Sanlon: Augustine’s Theology of Preaching (Fortress Press, Minneapolis, Minnesota 2014). In vertaling heeft dit boekje wel de titel gekregen Hoe lezen wij de Bijbel? Duidelijker dan de oorspronkelijke titel maakt deze titel voor ons, moderne lezers, duidelijk met welk doel Augustinus dit werk schreef. Het werk is, zoals toen gebruikelijk was, in meer boeken – wij zouden zeggen: delen – verdeeld. De eerste drie boeken schreef de kerkvader aan het begin van zijn bediening als bisschop en het laatste tegen het eind. De eerste drie boeken zouden wij als een hermeneutiek kunnen typeren en het laatste als een homiletiek. Uitleg van de Schrift stond voor Augustinus altijd in het kader van de prediking van het Evangelie. Echte prediking is het openen van de Schriften. Het is niet toevallig dat de kerkvader pas op latere leeftijd het boek over de prediking schreef. Aan het begin van zijn bediening miste hij daartoe naar eigen overtuiging het nodige inzicht en de nodige ervaring. Voor Augustinus was het schrijven van De doctrina christiana ook een middel om zich over eigen verworven inzichten te bezinnen. Al schrijvend leerde hij en al lerend werd hij tot schrijven aangezet.
We moeten daarom naast De doctrina christiana de preken van de kerkvader lezen om te zien hoe hij zelf toepaste wat hij in dit werk schreef. Daarbij hebben wij het voorrecht dat uitgeverij Budel de laatste jaren tal van preken van Augustinus voor het eerst of opnieuw in Nederlandse vertaling publiceerde. In zijn Retractationes, een werk dat Augustinus op oudere leeftijd schreef en waarin hij terugblikt op de werken die hij tot dan toe heeft gepubliceerd, laat de kerkvader weten dat het zijn voornemen is de preken die van hem in schriftelijke vorm rondgaan, nog eens te redigeren. Voordat hij aan dit voornemen uitvoering kon geven stierf hij. Wij hebben zijn preken in niet-geredigeerde vorm. Dat kan moeilijk als verlies worden gezien. Geredigeerd zouden zij niet meer die levendigheid hebben die zij nu vertonen. De kerkvader reageert op uitroepen en op instemming van zijn publiek. De ene keer preekte hij veel korter dan de andere keer, omdat zijn gehoor de ene keer minder snel tekenen van vermoeidheid vertoonde dan de andere keer.
Van retor tot prediker van het Evangelie
Als het gaat om Augustinus als prediker moeten wij weten dat hij vóór zijn bekering zijn brood verdiende als leraar retorica ofwel welsprekendheid. Na zijn bekering heeft Augustinus niet alleen zijn retorische gaven en inzichten in dienst gesteld van het Evangelie maar ook door het Evangelie laten stempelen. Cicero was zijn grote voorbeeld. Echter in onderscheid met Cicero gaat het Augustinus als prediker niet om welsprekendheid op zich maar om de waarheid die tot de hoorders wordt gebracht. Juist omdat welsprekendheid voor Augustinus geen doel op zich was, was hij als redenaar nog vuriger dan een antiek retor placht te zijn. Het feit dat Augustinus welsprekendheid in dienst stelt van het overbrengen van waarheid, verbindt hem met Plato. Bij Plato gaat het bij waarheid om filosofische inzichten, maar bij Augustinus is het de waarheid van het Evangelie die wij vanuit de Schriften kennen. Behalve dat Augustinus als retor Plato ver overtreft, spreekt hij daarom met een stelligheid die wij bij Plato niet tegenkomen.
De doctrina christiana begint met een inleiding. Daarin bestrijdt Augustinus de gedachte dat de uitleg van Gods Woord geen onderzoek en studie zou vereisen. De noodzakelijke verlichting door de Heilige Geest sluit de noodzaak van onderzoek en studie niet uit. Nadat Augustinus door Valerius, de bisschop van Hippo, tot priester was geordend, werd van hem verwacht dat hij ook zou gaan preken. In die tijd behoorde prediking niet meer bij het normale takenpakket van een priester. Valerius begreep dat Augustinus met zijn opleiding van retor hier uitnemend geschikt voor moest zijn. Augustinus zelf vond echter dat hij de Schriften nog te slecht kende. Hij vroeg uitstel om zich door Schriftstudie en gebed op de hem opgedragen taak voor te bereiden. Aan hen die tot de prediking van het Woord waren geroepen of begeerden dat te gaan doen, heeft Augustinus telkens weer de noodzaak van grondige Schriftkennis en voortdurend biddend onderzoek van de Schriften voorgehouden. Hoe kunnen wij de Schrift prediken als wij die niet grondig kennen? Wie de preken van Augustinus leest, ziet dat zij vol staan van Schriftcitaten en zinspelingen op Bijbelverzen.
Het doel van Schriftstudie en Schriftuitleg
Terwijl Augustinus in het tweede boek van De doctrina christiana onder andere wijst op het goede gebruik van seculiere kennis bij het verstaan van de Schrift, gaat het de kerkvader in het eerste boek om het doel van de Schrift. Daarbij komen ook regels voor de Schriftuitleg ter sprake en hoe datgene wat in de Schrift is gevonden, aan hoorders moet worden meegedeeld. Heel belangrijk is het onderscheid tussen teken (signa) en zaak (res). Woorden zijn tekenen die naar bepaalde zaken verwijzen. Echter ook zaken kunnen weer tekenen zijn. Dan noemt Augustinus het hout dat Mozes in het bittere water wierp, de steen onder Jakobs hoofd en de ram die Abraham offerde. Bij de uitleg van de Schrift en het verstaan van de werkelijkheid is voor Augustinus het onderscheid tussen genieten en gebruiken van groot belang. In het eerste boek van De doctrina christiana brengt hij naar voren dat wij alleen van God mogen genieten en al het andere slechts gebruiken. Om als gevallen mensen God te kunnen genieten moet Hij tot ons neerkomen. In dat kader spreekt Augustinus over de incarnatie of vleeswording.
Als alleen God mag worden genoten, betekent dit dan dat ook onze medemensen slechts gebruiksvoorwerpen zijn?! Bij de beantwoording van deze vraag is de orde van liefde voor Augustinus van groot belang. Wij moeten God liefhebben boven alles, maar behoren onze medemensen om Gods wil lief te hebben. Doel van de uitleg van de Schrift is dat wij worden opgebouwd in liefde tot God en de naaste. Wie door de bestudering van de Schrift niet wordt opgebouwd in de liefde, heeft de Schrift – hoe juist de uitleg als zodanig mag zijn – niet begrepen. Omgekeerd: wie de liefde bevordert, verstaat de zin en betekenis van de Schrift, ook al heeft hij van een bepaalde tekst geen juiste uitleg gegeven. Hij bereikt het goede doel, ook al verdwaalde hij. Beter is echter niet alleen het goede doel te bereiken, maar ook op de juiste weg te blijven.
Allegorie
In De doctrina christiana verdedigt Augustinus het gebruik van allegorie. In zijn preken maakt hij er veelvuldig gebruik van. Wij moeten oppassen ons gebruik van het woord ‘allegorie’ zonder meer op Augustinus terug te projecteren. Sinds de negentiende eeuw pleegt men typologie en allegorie te onderscheiden. Bij typologie wordt bij het zoeken van een duiding die uitgaat boven de directe historische context wel recht gedaan aan de heilsgeschiedenis en is er een verband met de oorspronkelijke duiding terwijl dit voor allegorie niet geldt. De kerkvader gebruikt echter in beide gevallen het woord ‘allegorie’. Allegorie is voor hem vooral een middel om het Oude Testament christologisch te verstaan. Het hout dat Mozes in het bittere water wierp, de steen waarop Jakob sliep en de ram die Abraham offerde zijn alle tekenen die heenwijzen naar de zaak Christus. Ook nieuwtestamentische geschiedenissen kan de kerkvader allegorisch verklaren. De nieuwtestamentische genezingen tonen ons dat Christus heelmeester van de ziel, van het innerlijk is. Ik geef voorbeelden van allegorische verklaringen die wij nu als typologie zouden typeren. Doel van de Schrift is dat wij innerlijk worden vernieuwd, van God alleen genieten en Hem bovenal liefhebben. In Jakob en Ezau ziet de kerkvader dan burgers van de twee steden, de stad van God en de stad van de mens. Ezau koos een schotel linzenmoes boven het eerstgeboorterecht. De schotel linzenmoes is een teken van alles wat ons van God afhoudt, van alle wereldse begeerlijkheden. Wie deze geschiedenis niet op deze wijze allegorisch leest, heeft haar boodschap voor alle tijden en allen die deze geschiedenissen horen, niet begrepen.
Innerlijk en de innerlijke leermeester
Doel van Schriftuitleg en prediking is dat lezers en hoorders als het ware in de Schrift worden getrokken. Zij moeten hun eigen leven gaan verstaan in het licht van de boodschap van de Schrift. Prediking die gericht is op verandering van het hart, van het innerlijk van de hoorder is geen echte prediking. Het woord ‘hart’ (cor) heeft in het denken van de kerkvader een steeds grotere plaats gekregen. In zijn vroege geschriften komt het woord ‘verstand/denkvermogen’ (mens) aanmerkelijk meer voor dan hart. In De doctrina christiana is dat anders. Dat geldt ook voor de Confessiones en al helemaal voor zijn preken. Als prediker is Augustinus steeds meer gaan beseffen dat echt verstaan van de Schrift een zaak is van het hart. Wij zouden ook kunnen zeggen dat een echt verstaan altijd een bevindelijk verstaan is. Een vernieuwd hart is een hart dat in brand staat voor God en Hem zo bemint. Daarbij vormen de Schriften onze gids in het beminnen van God. Augustinus spreekt hier over Christus Die wij als innerlijke leermeester nodig hebben. In het spreken over de innerlijke leermeester volgt Calvijn Augustinus. Calvijn denkt echter allereerst aan de Heilige Geest. We hoeven hier geen tegenstelling te zien tussen deze twee groten in Gods Kerk. Christus onderwijst ons innerlijk als de hoogste Profeet en Leraar door de Heilige Geest. Bij het onderscheid tussen uiterlijk en innerlijk hanteert Augustinus evenals bij het onderscheid tussen teken en zaak een neoplatoons taalkleed. Hij vult dat taalkleed echter vanuit de Schrift. Wij moeten de betekenis van het neoplatonisme voor het verstaan van Augustinus niet bagatelliseren, maar wij moeten het ook niet overschatten. Het grote verschil tussen Augustinus en de (neo)platoonse filosofie is naar hijzelf aangaf de persoon van Jezus Christus.
Het innerlijk en de tijd
Omdat Jezus Christus ter verlossing van de mens terwijl Hij God was en bleef, mens is geworden, kunnen wij nooit op juiste wijze over de vernieuwing van het innerlijk spreken zonder de tijd en wel in het bijzonder de heilsgeschiedenis erbij te betrekken. Vanuit de Schrift weet de kerkvader dat heel de geschiedenis staat in het teken van de twee rijken of steden, de stad van de mens en de stad van God. De stad van God is er alleen maar dankzij de menswording van Christus die in het Oude Testament is voorzegd, terwijl het Nieuwe Testament ons de vervulling bekendmaakt. Via het kerkelijk jaar met Goede Vrijdag en Pasen als hoogtepunten wordt men heel concreet in de prediking met de tijd/de heilsgeschiedenis geconfronteerd. De bedoeling is dat wij die op reis zijn door de tijd naar de eeuwigheid, door innerlijke vernieuwing deel krijgen aan Christus. De Heilige Doop is het sacrament van die innerlijke vernieuwing. Echter, men kan gedoopt zijn zonder innerlijk te zijn vernieuwd. In zijn prediking maakt de kerkvader duidelijk hoe innerlijke vernieuwing en ware liefde tot God uiterlijk zichtbaar worden. In het bijzonder noemt hij onze houding ten opzichte van geld. Rijkdom als zodanig houdt ons niet uit de hemel zoals armoede als zodanig ons er niet brengt. Wij dienen rijk te zijn in God. Wie aardse goederen heeft, zal die dan ook met anderen delen. Het echte delen komt uit het hart voort. Alle verdiensten zijn uitgesloten. Als God ons beloont, beloont Hij datgene wat Hijzelf in ons bewerkte. Wat hebben wij dat wij niet hebben ontvangen? Zo verbindt de kerkvader in zijn preken innerlijk en uiterlijk met elkaar.
Slot
Van Augustinus als Schriftuitlegger en prediker kunnen we leren dat echte Schriftuitleg en echte prediking niet alleen de bedoeling hebben de Schrift te verhelderen maar ook een omkeer bij de hoorders te bewerkstelligen. Waar die omkeer reeds is geschied, moet zij erop gericht te zijn hoorders aan te sporen als pelgrim te blijven leven en niet te verflauwen. Voorbereiding op de prediking is niet alleen een zaak van Schriftonderzoek maar ook van gebed. Echt verstaan van de Schrift is verbonden met Christuskennis. Daarbij kennen wij Hem als Degene Die heelt van zonden. Dan moeten we al beginnen met de zonden waarin wij zijn geboren. Zoals wij deze Heelmeester voortdurend nodig hebben, hebben wij de Schrift steeds als gids nodig. Zoals wij deze Heelmeester wel waarachtig maar als pelgrims altijd slechts ten dele kennen, geldt dat ook voor de Schrift als gids. Dat zal in het nieuwe Jeruzalem anders zijn. Dan hebben we echter geen gids meer nodig omdat het einddoel is bereikt. Dan is geloof overgegaan in aanschouwen en is de hoop verkregen. Dan blijft alleen de liefde over en is God alles en in allen. Bij een aantal aspecten van het denken van Augustinus zijn vragen te stellen. Daarin heeft de Reformatie Augustinus overtroffen. Voor die aspecten heb ik in deze bijdrage geen aandacht gevraagd. Ik hoop dat duidelijk is dat wij nog altijd veel van Augustinus kunnen leren. Dat geldt ook zeker van zijn werk De doctrina christiana, de eerste hermeneutiek en homiletiek uit de geschiedenis van de christelijke Kerk.
Boven-Hardinxveld, ds. P. de Vries
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 2014
Kerkblad | 20 Pagina's