Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zegeningen van Jakobs God (10)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zegeningen van Jakobs God (10)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Juda en de wijnstok
Een heerlijke overvloed zal Juda’s deel worden. Na veel strijd en een zekere overwinning, zal er een ontzaglijke volheid bij deze stam gevonden worden. Dat blijkt wel uit het vergezicht dat vader Jakob mag krijgen. ‘Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan den edelsten wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed’ (Gen. 49:11). De stam van Juda komt ons voor als een wijnbouwer, die iets doet wat eigenlijk niemand verwacht. Stel u een wijnbouwer voor, die met behulp van ezels zijn werk doet en de oogst laat dragen door deze lastdieren. Wanneer het dier even niet hoeft te werken, dan wordt het vastgemaakt. Misschien aan een boom of aan een paal, maar niet aan een wijnstok, zouden we denken. Hier lezen we echter dat dit wel gebeurt. De tekst spreekt van een jonge ezel en een ezelsveulen. Zelfs het ezelsveulen dat niet zal werken en veel voedsel nodig heeft om te groeien wordt niet aan een boom of paal, maar aan de edelste wijnstok vastgebonden. Ziet u het voor zich? Een ezel en een ezelsveulen die aan de meest edele wijnstokken worden vastgebonden en zich zomaar te goed kunnen doen aan de druiven. Is dat niet schadelijk? Dat is toch niet verstandig van de wijnbouwer?

Wat wil dit woord zeggen? Het is alsof we naar een gelijkenis luisteren, en dat is ook zo. Wel, blijkbaar zal er in Juda zoveel overvloed te vinden zijn, dat het niet uitmaakt als de ezels er ook van eten. Calvijn legt uit dat er in het stamgebied van Juda vele wijngaarden te vinden zijn. De HEERE heeft dat gebied dat rijk is aan wijnstokken aan de stam van Juda gegeven, want Juda wordt de wijnbouwer. Gaf David zijn volk geen brood en wijn, toen de ark terugkeerde in Jeruzalem (2 Sam. 6:9)? Bracht het vrederijk van Salomo geen overvloed van wijn (1 Kon. 4:25)? Tijdelijk ondervond het volk grote zegen, voorspoed en overvloed. Het laat ons echter de overvloed en volheid zien die komen zou met de komst van Silo, Wiens komst wij in deze tijd gedenken (vs. 10). Er zal een onuitsprekelijke overvloed voortkomen uit de Rustaanbrenger (Silo), Die uit Juda zal voortkomen. Er zal zoveel wijn zijn dat Juda zijn kleed en zijn mantel met wijn zou kunnen wassen. Een kleed of mantel wassen wij alleen als het vuil is en dat kleed van Juda was ontzettend vuil. Net als dat kleed van u en mij. We dragen allen een zondekleed. Erg, als je nog steeds blind bent voor je eigen vuile kleed. Gewassen moet het worden. Wijn is er in overvloed. God de Vader heeft Zijn Wijnstok geplant in Israël, in de stad Davids (Joh. 15). Juda kon het niet zijn. David en Salomo waren slechts typen, maar Hij is de ware Wijnstok.

De schoonheid van Juda
Eerder hebben we gezien dat Ruben de voortreffelijkste niet zou zijn. Juda is dat wel. Daarom wordt zijn schoonheid getekend. ‘Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden door de melk’ (vs. 12). Juda was in zichzelf niet schoon, maar nadat hij zich wast in wijn en wijndruivenbloed is hij schoon. ‘Gelijk een duif door ’t zilverwit, En ’t goud, dat op haar veed’ren zit, Bij ’t licht der zonnestralen, Ver boven and’re voog’len pronkt, Zult gij, door ’t Godd’lijk oog belonkt, Weer met uw schoonheid pralen.’ Dat mag van Juda gelden. Juda hoort deze woorden allemaal uitspreken. Dit heeft hij niet verwacht. Hij zal het in verwondering hebben aangehoord. Uit de tekst blijkt niet alleen dat er een overvloed is van wijn, maar ook van melk. Deze overvloed zal allesdoordringend zijn, zodat het lichaam ervan schittert. Als dit betekent dat de gelovige met Juda, ondanks de vuilheid van zonden, weer in schoonheid mag pralen, dan kunnen we dit alleen verklaren vanuit de allerinnigste gemeenschap met Christus. Juda zal weer pronken, maar niet met zijn eigen schoonheid. Juda zal pronken omdat hij de schoonheid van de Zaligmaker zal ontvangen. Het is de schoonheid van Christus. Wellicht doet de taal van Genesis 49 vers 12 u denken aan Psalm 45 en het boek Hooglied. Niet onterecht. We lezen daar dat de heerlijkheid van de Bruidegom het sieraad van de bruid mag worden. De schoonheid van Juda is een schoonheid die ontvangen wordt in het geloof dat met Christus verenigt. Het is alleen in die vereniging mogelijk dat een mens, die de heerlijkheid van Gods beeld mist, die weer volledig terug ontvangt en in beginsel mag gaan dragen. Daarom zegt Paulus in 1 Korinthe 1 vers 30: ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing.’ Wie vreemd is van de gemeenschap met Christus, die is ook vreemd van Zijn schoonheid. Wie in dit leven vol mag raken van Zijn schoonheid en naar Zijn beeld herschapen wordt (Rom. 8:29; Ef. 2:10; 4:24; Kol. 3:10), zal straks met gestikte kleding tot de Koning gaan (Ps. 45:15). Eeuwig jong en eeuwig schoon.


Lezen: Genesis 49:11-12; 1 Koningen 4:21-28
Zingen: Psalm 68:7

Poederoijen, ds. M. van Sligtenhorst

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 2014

Kerkblad | 20 Pagina's

De zegeningen van Jakobs God (10)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 2014

Kerkblad | 20 Pagina's