De Brief van de apostel Paulus aan Titus (6)

Zwak en toch machtig

De vorm van dit hoofdstuk komt overeen met die van het vorige. Ook nu wordt de leer die naar de godzaligheid is concreet toegepast. In dit geval hoe de christen, hoewel zwak in zichzelf, toch machtig is in deze wereld waarin gebalde vuisten meer effect lijken te hebben dan gevouwen handen en biddende harten. Zwak en toch machtig door Gods genade. De bron van die genade werd al eerder genoemd, namelijk in hoofdstuk 2, de verzen 4-7: de zaligmakende genade Gods die verschenen is aan alle mensen, en hier door Paulus genoemd de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen die verschenen is.

Vs. 1. Paulus geeft Titus opdracht om de Kretenzen te vermanen zich te onderwerpen aan de overheden en machten die over hen gesteld zijn. In de Romeinenbrief vermaant de apostel de christenen om onderdanig te zijn aan de overheden die door God als dienares, ons ten goede zijn aangesteld, ook al zijn het meestal antichristelijke overheden (Rom. 13). Tegenstanders moeten geen oorzaak vinden om de christenen te zien als een beweging die opstand en revolutie tegen het wettige gezag wil veroorzaken. Een echte christen is antirevolutionair. Niet door kracht of door geweld maar door Mijn Geest zal het geschieden. Dat geldt ook hier. Tot alle goed werk bereid te zijn. Wij moeten goed doen aan allen inclusief de overheid voor zover het in ons vermogen ligt. Uiteraard zijn er grenzen aan de onderwerping aan de overheid. Als deze onderwerping tegen de geboden Gods ingaat, zullen wij Gode meer gehoorzamen dan de mensen. Dan is Bijbelse ongehoorzaamheid geoorloofd.

Vs. 2. Bij de goede werken hoort dat wij niemand lasteren, geen kwaad van een ander spreken. Hoeveel kwaad wordt aangericht doordat we zo belust zijn op het slechte nieuws van en over de naaste. Dat loopt altijd uit op ruzie. Daar wordt wat afgevochten in deze gebroken wereld. Maar waar de zaligmakende genade Gods is verschenen, leren we zwak te zijn in onszelf en toch machtig door Gods genade. Wat werken bescheidenheid en zachtmoedigheid ontwapenend. Het gaat hier om een innerlijke openheid en teerheid als uiting van de christelijke liefde, niet alleen richting vriend, maar ook naar de vijand toe. Vervulling van het gebod om zelfs je vijand lief te hebben. Deze liefde slaat vijandschap lam.

Vs. 3. Hoe dat nu te doen, zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen? Paulus herinnert deze christenen aan hun eertijds. Zij waren vroeger niet beter. Van hetzelfde hout gesneden als alle kinderen van Adam. Een aantal eigenschappen wordt hier op een rijtje gezet. Kort samengevat: Haters van God en van de naaste. Geneigd tot alle kwaad. We zijn niet beter dan die goddeloze naaste. Alle reden om ons diep te schamen over wie we eerder waren en verwonderd te zijn wie we door Gods genade geworden zijn. Paulus geeft in het volgende vers de oorzaak aan waarom deze Kretenzen zo geworden zijn.

Vs. 4. Het is niet door eigen kracht, door de mens die zichzelf verbetert, maar door de goedertierenheid van God onze Zaligmaker en Zijn liefde die tot de mensen verschenen is. Paulus roemt hier het werk van de volzalige, drie-enige God Die de Bron, Bewerker en Toepasser is van de zaligheid.

Vs. 5. Hij heeft ons zalig gemaakt. Niet omdat wij die zaligheid verdiend hebben door de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en vernieuwing van de Heilige Geest. God heeft redenen genomen uit Zichzelf om Zijn barmhartigheid te bewijzen aan mensen die niet naar Hem vragen. Het is niet om ons, maar om het eeuwig welbehagen Gods waardoor Zijn goedertierenheid en liefde tot de mensen verschenen is. Werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hebben, staan tegenover de barmhartigheid van God. Als het gaat over het bad van de wedergeboorte, bedoelt Paulus niet dat de doop de wedergeboorte werkt. Dat is het werk van de Heilige Geest. Uit God geboren is het nieuwe leven zoals Jezus daarover spreekt met Nicodemus (Johannes 3). De Heilige Doop is wel het teken en zegel van de afwassing van de zonde door het bloed van Jezus Christus en de vernieuwing door de Heilige Geest. De Heilige Geest doet ons toe-eigenen hetgeen wij in Christus Jezus hebben (Doopformulier). Hij is het Die ons leert onze oude natuur te doden en in een nieuw godzalig leven te wandelen.

Vs. 6. Dit werk van de Heilige Geest wordt genoemd het rijkelijk uitgieten door Jezus Christus onze Zaligmaker. Hier denken we aan de profetie van Joël. Zo komt de Heilige Geest alle eer toe als het gaat om het zaligmaken van een mens van het begin tot het einde toe. Sinds de komst van Christus wordt meer van de Heilige Geest uitgedeeld dan in het Oude Testament. Zijn werk is na Pinksteren uitgebreid over al de volkeren van de aarde.

Vs.7. Het doel van dat alles is dat wij gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope van het eeuwige leven. Door de werking van de Heilige Geest weten we van de vrijspraak van de zonde, namelijk dat we gerechtvaardigd zijn voor God, en ontvangen we in deze weg de zekerheid van de hoop op het eeuwige leven.

Lunteren, ds. A.J. Schalkoort

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen