Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Open vensters

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Open vensters

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

'HIJ NU HAD IN ZIJN OPPERZAAL OPEN VENSTERS TEGEN JERUZALEM AAN.' DANIËL 6:11A

Toen het koninklijk bevel was uitgegaan dat niemand in dertig dagen een verzoek mocht doen aan enig god of mens, behalve aan de koning, en de overtreder van dit gebod in de kuil der leeuwen geworpen zal worden, doorzag Daniël er terstond de bedoeling van. Dat wetsvoorstel was ingediend door zijn vijanden die net als hij in dienst waren van de koning. Zij konden het niet uitstaan dat die Jood een hogere positie aan het hof bekleedde dan zij. Maar toen de koning Daniël over zijn hele koninkrijk wilde stellen, was de maat voor hen vol. Zij willen van hem af, maar hoe? Zij kunnen, hoe zij zijn gangen ook na zijn gegaan, hem nergens van beschuldigen bij de koning. Zij waren ervan overtuigd dat die nauwgezette Daniël liever een gebod van de koning zou overtreden dan een van de wetten van zijn God. Daardoor zijn zijn vijanden met een listig plan naar hun hoogmoedige koning gegaan waarin zij hem voorstelden om hem een maandlang goddelijke eer te bewijzen. En dat er daarom een wet uitgevaardigd moet worden waarin is opgenomen dat niemand in dertig dagen iets mag vragen dan aan de koning alléén. De koning die niets vermoedt, tekent die wet die zijn dienaars hebben uitgedacht. Toen die wet van kracht geworden was, begreep Daniël heel goed dat hem verboden was om nog langer tot de Heere zijn God te bidden. Maar ondanks de leeuwenkuil die hem aangrijnsde liet hij zich daardoor niet afschrikken.

Hij dacht er niet aan zijn gebedsleven te staken en ging ondanks het koninklijk bevel naar zijn huis om te bidden. Hij besloot niet om nu maar op een andere plaats de omgang met zijn God te zoeken. Een plaats waar niemand hem kon zien. Hij ging naar huis om te doen wat hem door de mensen verboden, maar door God geboden was. Dat het gebed een gebod van de Heere was, wisten zijn vijanden. Dat blijkt uit hetgeen de stadhouders tot elkaar zeiden: ‘Wij zullen tegen dezen Daniël geen gelegenheid vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in de wet zijns Gods.’ De onveranderlijke wet van Meden en Perzen mag hem dan aangrijnzen, maar hij houdt zich aan Gods wet, die nooit gebroken mag worden. Het gebed is een gebod, een opdracht waar niet aan getornd mag worden.

Daniël haastte zich naar het voor hem nu verboden terrein, naar zijn binnenkamer op het dak van zijn huis. Hij had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan. Als hij bad deed hij dat altijd in het besef dat daar, heel ver bij hem vandaan, Jeruzalem lag, de stad van zijn grote Koning. Dan keek hij in de richting van die plaats waar zijn volk had gewoond, waar de tempel had gestaan en de offers werden gebracht. Het bloed dat daar vloeide had heen gewezen naar het bloed van de Heere Jezus dat eens zal vloeien tot verzoening van de zonde.

Voor een van die vensters knielde hij drie tijden daags neer, om te bidden en belijdenis te doen voor zijn God. Daniël kende een regelmaat in zijn gebedsleven. Een vaste orde is zowel voor het natuurlijk als voor het geestelijk leven een zegen. Tijdens zijn gebed lag hij geknield voor het aangezicht van zijn God. Die geknielde houding laat ons zien dat deze man met zoveel genade, toch een arme smekeling gebleven is aan de troon van Gods genade. Daniëls opperzaal bood hem bovenal uitzicht op het hemelse Jeruzalem, waar al Gods kinderen zullen wandelen in het licht en Hem daar eeuwig groot zullen maken voor de genade die Hij hun bewezen heeft.

Daniël zag bij zijn bidden naar Jeruzalem; maar wij moeten met ons bidden opzien naar de nieuwe, geestelijke stad van de levende God. Naar die plaats waar de Heere God en het Lam de tempel zijn, waarvan de grondslagen zijn op de eeuwige heuvelen, die niet kunnen bewogen worden, maar voor eeuwig vaststaan.

Mijn beste lezer, in welke richting staan de vensters van uw hart open? Naar de wereld en al haar begeerlijkheid? Of staan ze net als bij Daniël open naar het Jeruzalem dat Boven is? Zoekt u ook met grote regelmaat het aangezicht van de Heere uw God? Als u dat uitgaan tot de Heere mag kennen in de weg van het gebed, zal dat altijd zijn met eerbied en diep ontzag omdat Hij in het hemelse Jeruzalem woont en troont. Dan zult u net als de godvrezende Daniël belijdenis van uw zonden doen maar Hem ook danken voor Zijn genade aan u bewezen.

Kesteren, ds. J.G. Blom

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 2016

Kerkblad | 24 Pagina's

Open vensters

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 2016

Kerkblad | 24 Pagina's