Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genoegzame hulp…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genoegzame hulp…

Over de weduwe in de christelijke gemeente

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

PAULUS SCHRIJFT IN ZIJN KORTE BRIEF AAN TIMOTHEÜS (1 TIMOTHEÜS 5) BELANGWEKKENDE DINGEN OVER DE PLAATS VAN DE WEDUWEN IN DE GEMEENTE. DAARBIJ KOMT NIET ALLEEN AAN DE ORDE WAT DE GEMEENTE VOOR DEZE WEDUWEN MAG BETEKENEN, MAAR OOK WAT DEZE WEDUWEN VOOR DE GEMEENTE MOGEN BETEKENEN. IN DEZE BIJDRAGE PLEGEN WE EEN KORTE VERKENNING.

Dat de apostel de zorg voor de weduwen zo nadrukkelijk onder de aandacht van Timotheüs brengt, verrast ons niet. Een weduwe was, zeker in die tijd, een bijzonder kwetsbaar mens. Naast het diepe verdriet en de leegte in haar leven kwam de zorg voor haar levensonderhoud. Hoezeer dat de toch al zware gang van deze vrouwen verzwaarde, laat zich raden. De christelijke gemeente heeft naar hen om te zien. Wie iets van de barmhartigheid van God kent, weet ook barmhartig te zijn! Wat nu bij het lezen van Paulus’ woorden misschien wél verrast, is het onderscheid dat hij maakt: de ene weduwe is de andere niet.

De apostel schrijft namelijk over de weduwe die kinderen en kleinkinderen heeft aan de ene kant (vers 4) en over de weduwe die niemand meer heeft overgehouden aan de andere kant (vers 3). Die laatste soort van weduwen noemt hij ook wel “de weduwen die waarlijk weduwe zijn”. Dat betreft dus weduwen die geheel verlaten achterblijven, er is geen enkele verwant meer die voor hen zorgen kan. U begrijpt dat Paulus niet bedoelt dat het verdriet van een weduwe zonder (klein)kinderen erger of scherper is dan het verdriet van een weduwe die wel (klein)kinderen heeft. Wel heeft hij oog voor een belangrijk verschil in beider levensomstandigheid. En naar de weduwen die niemand meer hebben die voor hen zorgt, dient bijzondere aandacht van de gemeente uit te gaan.

Uiteraard betekent dat niet dat de weduwen die wel (klein)kinderen hebben, geen hulp en aandacht behoeven. Echter voor hen zijn in de eerste plaats hun eigen kinderen en familieleden verantwoordelijk. Als zij naar de weduwen in hun eigen kring omzien, kan de gemeente alle aandacht geven aan de weduwen die helemaal niemand meer hebben. Paulus geeft daarmee geestelijke en praktische aanwijzingen die de gemeente in het heden alleen maar tot haar schade kan veronachtzamen. Het zijn aanwijzingen die, vooral ook in een tijd als de onze waarin de “zorgtaken” van de kerk weer meer aandacht krijgen, om meer en verdere doordenking vragen.

Om te beginnen leggen we de vinger bij de roeping die elke christen heeft jegens de weduwen, weduwnaars en wezen in de kring van de eigen familie. “Maar zo enige weduwe kinderen heeft of kindskinderen, dat die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid te oefenen…” (4). U zult met me eens zijn dat de apostel hier zware woorden opneemt. De zorg voor de weduwen in de kring van de eigen familie is een vorm van godzaligheid! Het is onderdeel van een godzalig leven. Wie denkt daarbij niet meteen aan het woord van Jakobus: “De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld” (Jak. 1:27). Dat mag ons aan het denken zetten. Paulus keert het bovendien ook om: “Doch zo iemand de zijnen en voornamelijk zijn huisgenoten niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige” (8). Zien we hier goed toe… De zorg voor de weduwe – en ik breid het maar meteen uit naar de weduwnaar – en de wees, is geen kwestie van bijzonder talent of aanleg. Al zal ook hier zeker van een verschil in gaven sprake kunnen zijn. Het is echter een zaak van roeping. Het is een zaak van godzaligheid!

Leerzaam is verder dat Paulus niet alleen de vraag stelt wat de gemeente voor de weduwen heeft te betekenen, maar dat hij óók ingaat op de vraag wat de weduwen voor de gemeente betekenen. Een wijze van denken die een kritiek inhoudt op de tijdgeest! Waar ouderen en zij die op de zorg van anderen zijn aangewezen vooral – maar gelukkig niet door iedereen – als onproductief en als kostenpost worden gezien. Paulus heeft echter ook (heilig) ook voor de “baten”.


De zorg voor de weduwe – en ik breid het maar meteen uit naar de weduwnaar – en de wees, is geen kwestie van bijzonder talent of aanleg. Al zal ook hier zeker van een verschil in gaven sprake kunnen zijn. Het is echter een zaak van roeping. Het is een zaak van godzaligheid!


Ik denk dan niet alleen aan de bijzondere taak die hij voor sommige weduwen in gedachten heeft (9-10). Daar komen we zo op. Eerst leggen we de vinger bij iets anders. Paulus drukt die eenzame, verlaten weduwe op het hart om op God te hopen en dag en nacht in smekingen en gebeden te blijven. Behalve voor hun bijzondere nood heeft hij ook oog voor hun bijzondere roeping! Namelijk om nabij de Heere te leven. Om Hem aan te hangen en Hem aan te klampen. Om een biddend leven te leiden. Als een Anna, van wie we lezen dat ze “niet week uit de tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag” (Luk.2:37)! Wat denkt u: Hoe gezegend is een gemeente met deze bidders in de stilte? Veelal geeft het ons zorg als we in de zondagse diensten veel grijs haar zien. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst nietwaar? Mag er niet veel verwachting zijn als er, in het verborgen misschien, veel van die eenzamen zijn die op God weten te hopen en Hem – voor zichzelf én voor de gemeente – met bidden en smeken aanklampen?

Vervolgens heeft Paulus voor sommige weduwen in de gemeente die Timotheus dient bijzondere taken in gedachten. Het gaat om weduwen “niet minder dan van zestig jaren, welke eens mans vrouw geweest is, getuigenis hebbende van goede werken: zo zij haar kinderen opgevoed heeft, zo zij gaarne heeft geherbergd, zo zij der heiligen voeten heeft gewassen, zo zij den verdrukten genoegzame hulp gedaan heeft, zo zij alle goed werk nagetracht heeft” (9-10). Weduwe-zijn betekent dus allesbehalve uitgediend of uitgerangeerd zijn! De apostel ziet voor hen een mooie en voorname taak weggelegd. Waar we dan aan moeten denken? In vroegchristelijke bronnen staat te lezen dat weduwen zich in de gemeente bezig hielden met: bidden en vasten, de ziekenzorg, de opvang van weeskinderen én… het geloofsonderricht aan andere vrouwen. Nog weer later komen daar nog nadere diaconale taken uit voort, wat zal resulteren in de figuur van de diacones. De kern van de aanwijzing die Paulus hier aan Timotheüs geeft is echter duidelijk. Als het gaat over de weduwen in de christelijke gemeente – en dan zijn veel aspecten ook uit te werken in de richting van weduwnaars en alleenstaanden in het algemeen – is er sprake van een tweeërlei roeping. Een roeping tot zorg voor hen én een roeping tot zorg door hen. Een roeping van Godswege, want het is deel van een godzalig leven.

Sommelsdijk, dr. P.C. Hoek

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2017

Kerkblad | 24 Pagina's

Genoegzame hulp…

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2017

Kerkblad | 24 Pagina's