Een persoonlijke belijdenis (3)

God is eeuwig

God heeft geen begin en geen einde. Hij wordt niet gebonden door de tijd. Hij is er altijd geweest en zal er ook altijd zijn. Daniël noemt Hem “de Eeuwiglevende” (Daniël 4:34). De dichter van Psalm 90 zingt over Hem: “Eer de bergen geboren waren en Gij de aarde en de wereld voorgebracht had, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God” (vers 2). We mogen hierbij bedenken dat God niet de eeuwigheid heeft, maar eeuwig is. Hij is de Alfa en Hij is de Omega (Openbaring 1:8). In de vorige bijdrage hebben we gezien dat God eenvoudig, ongedeeld is en daarom zijn ook al Zijn eigenschappen ongedeeld. Zijn wijsheid is bijvoorbeeld eeuwige wijsheid. Zijn gerechtigheid is eeuwige gerechtigheid en Zijn goedheid is eeuwige goedheid. God is eeuwig. Wat een contrast met alles wat hier op aarde te vinden is. Het is vergankelijk en ademt in alles broosheid uit. Onze bezittingen, onze gezondheid: het is allemaal van tijdelijke aard. Maar God niet. Wat er in het leven van een christen dan ook kan gebeuren: zijn Heere en God is er altijd geweest en zal er ook altijd zijn. God is eeuwig.

God is onbegrijpelijk

God is ook onbegrijpelijk. Dat wil zeggen dat Hij ons menselijk verstand te boven gaat. Wij kunnen Hem leren kennen, maar alleen voor zover Hij Zich aan ons laat kennen. Wij zijn niet in staat Hem volkomen te doorgronden. Hij is God en wij zijn Zijn schepselen. Daarom zijn wij ook nooit in staat om een volkomen beeld van Hem te vormen: daarvoor is Hij te groot en onbegrijpelijk.

God is onzienlijk

God is ook onzienlijk. Zondaren kunnen Hem leren kennen, maar wij kunnen God op aarde, met onze lichamelijke ogen, niet zien. De apostel Johannes schrijft het in 1 Johannes 4:12: “Niemand heeft ooit God aanschouwd”. God is een geestelijk Wezen en daarom is het nodig dat wij Hem geestelijk leren kennen. Christus zegt het tegen Nicodemus: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het koninkrijk Gods niet zien”.

God is onveranderlijk

Ook is Hij onveranderlijk. Hij is niet de ene dag zo en de andere dag weer anders. Hij verandert nooit in Zijn wezen. Hij houdt nooit op met God te zijn. Altijd is en blijft Hij dezelfde. Hij verandert ook nooit in Zijn eigenschapen. Zoals Hij gisteren was, zo is Hij vandaag ook en zal Hij ook morgen zijn. Daarbij verandert Hij ook nooit in Zijn raad. De dichter van Psalm 33 zingt het: “De raad des Heeren bestaat in eeuwigheid”. Wat Hij heeft besloten blijft ook zo. Op Zijn Woord kunnen mensen werkelijk aan. De wereld om ons heen kan dagelijks veranderen, ja, alles in het leven van Zijn kinderen kan veranderen, maar hun Heere en God blijft altijd dezelfde.

God is oneindig

Daarnaast is Hij ook oneindig. God kent geen beperkingen. Hij staat boven de schepping en wordt door niets en niemand beperkt. Daarom merkt koning Salomo op dat God niet in een tempel kan wonen die met handen gemaakt is. Hij is niet aan tijd en plaats gebonden. Er is voor Hem geen hoogte te hoog en geen diepte te diep, de Heere kan er altijd bij. Ja, er is geen hart zo gesloten of de Heere kan het openen.

God is almachtig

God wordt niet alleen door niets en niemand gebonden, maar Hij heeft ook alle macht in de hemel en op de aarde. Hij is koninklijk vrij in alles wat Hij doet en laat. Hij regeert mens en dier. De hele schepping ligt in Zijn handen en wel zo dat niets buiten Zijn goddelijke wil omgaat. Het is een enorme troost voor Zijn gelovigen. Zij mogen in al hun strijd, angst en wanhoop weten dat hun God en Heere de almachtige God is. En dat niet alleen.

God is volkomen wijs

Hun God is namelijk ook volkomen wijs. Zijn kennis is volmaakte kennis. In Zijn schepping heeft Hij alles op de meest volmaakte manier geschapen. Hij weet wat werkelijk goed en juist is en die wijsheid openbaart Hij in Zijn Woord. Die wijsheid blijkt ook uit alles in Zijn schepping. De aarde staat precies op de juiste afstand van de zon. Kijk maar naar ons lichaam: alle lichaamsfuncties zijn volmaakt op elkaar afgestemd. Dat is niet alles. God weet volmaakt wat nodig is tot Zijn eer en ons welzijn. In Zijn Woord wijst Hij ons de weg tot de zaligheid in Zijn Zoon, als de enige weg tot het leven (Johannes 14:6).

God is rechtvaardig

God is rechtvaardig. Hij handelt nooit oneerlijk. Alles wat Hij doet is volkomen terecht. Zijn oordelen en daden zijn eerlijk en zuiver. De zonde kan en wil Hij nooit door de vingers zien. Als Hij straft dan is dat altijd zuiver. Als Hij zondaren veroordeelt dan is Zijn oordeel altijd eerlijk. Maar als Hij degenen die van Christus zijn van hun schuld en zonde vrijspreekt, dan spreekt Hij hen ook werkelijk vrij van al hun zonden. Daarom zingt de dichter: “De Heere is recht in al Zijn weg en werk”. Maar het gaat in die psalm om meer: “Zijn goedheid kent in het gans heelal geen perk” (Psalm 145:6, ber.). Dat blijkt uit de laatste eigenschap die De Brès benoemt.

God is goed

God is goed. Er is in Hem geen spoor van kwaad, zonde of onvolmaaktheid te vinden. Alles aan Hem is gans begeerlijk, zo horen we een gelovige in het boek Hooglied belijden. Dat is de taal van een gelovige. Die heeft Hem lief gekregen. Die heeft oog gekregen voor Zijn goedheid. Nee, dat betekent niet dat Zijn gelovigen alles van Hem begrijpen. Ze weten één ding wel zeker: God is goed. Zelfs als zij niet van Hem ontvangen, dan nog willen zij alleen goed van Hem spreken. Hij is echter niet alleen goed; Hij doet ook goed. Dat is wat De Brès namelijk in het slot van artikel 1 opmerkt: “God is een zeer overvloedige Fontein van al het goede”. Al het goede dat ontvangen wordt, komt bij Hem vandaan. We lezen in Jakobus 1:17: “Alle goede gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij welken geen verandering is, of schaduw van omkering”. Al het goede wordt door Hem geschonken. Een christen mag daarbij verder zien dan al het goede dat voor het tijdelijke leven wordt ontvangen. Een christen mag het opmerken: ‘Het allerbeste dat wij hebben ontvangen, de Zaligmaker, onze Heere en Heiland, onze Liefste, hebben wij onverdiend uit Gods hand ontvangen. Want Hij is de Fontein, de Bron van al het goede’.

Slot

Zo mogen we de bespreking van artikel 1 besluiten en eindigen in niemand anders dan de ene, ware en levende God. We kunnen o zoveel opmerken over God en Zijn eigenschappen. Nu gaat het erom dat wij alles van onszelf gaan kwijtraken en voor deze God leren buigen en Hem oprecht gaan dienen en vrezen. Eén vraag dringt bij het overdenken van dit geloofsartikel. Is deze ene God, ook uw, jouw, ja, ook mijn God? Geloof ik nu met mijn hart en belijd ik nu met mijn mond dat Hij mijn Heere en mijn God is? Misschien moeten we zeggen dat dit niet zo is. Dan is het nog niet te laat. Hij laat Zichzelf nog verkondigen en Hij toont ons nog Zijn eigenschappen, opdat we Hem zouden zoeken en het leven in Hem, door Christus Jezus, zouden ontvangen. Opdat het ook in ons hart en uit onze mond zou klinken: “Gij zijt mijn God, U zal ik loven, verhogen Uwe majesteit” (Ps. 118:14, ber.).

Stellendam, ds. B.D. Bouman

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen