Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tucht in de eredienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tucht in de eredienst

Van schuldbelijdenis tot geloofsbelijdenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben maar blij dat ik daar niet bij was toen. Een onweersbui vind ik al eng. Hoe groot en indrukwekkend moet het wel niet geweest zijn toen de HEERE op de berg Sinaï Zijn wet gaf? Het wordt benauwd wanneer de heilige God zo dichtbij komt met Zijn heilige wet. We lezen daar iets van in Exodus 20 vers 18-20:

“En al het volk zag de donderen, en de bliksemen, en het geluid der bazuin, en den rokenden berg; toen het volk zulks zag, weken zij af, en stonden van verre; En zij zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God met ons niet spreke, opdat wij niet sterven! En Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat Hij u verzocht, en opdat Zijn vreze voor uw aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigdet.”

Misschien gaat het wel opnieuw door u heen: Gelukkig maar, dat ik daar niet bij was.

U en ik waren er niet bij toen onder zulke indrukwekkende omstandigheden de wet werd gegeven van de Sinaï. En toch laat de Heere zo ook nog iedere zondag Zijn wet horen. Vanaf de kansel is het wel zonder donder en bliksem, maar de Heere Die Zijn wet afkondigt is niet minder heilig!

Misschien vindt u dit wat al te zwaar aangezet. Er is toch een behoorlijk onderscheid tussen de afkondiging van de wet onder aan de Sinaï en het aanhoren van de wetslezing door de kerkmens in de bank? Wat vorm en omstandigheden betreft is er inderdaad verschil. Wat het wezen betreft is de wetsafkondiging door de heilige God niet veranderd. Vanuit de geschiedenis zien we dat de wet ons een spiegel voorhoudt, ja nog meer dan dat. De wetslezing tijdens de kerkdienst is een moment van tucht.

De wetslezing kreeg zo rond de achtste eeuw een vaste plaats in de eredienst. De wetslezing of schuldbelijdenis had te maken met de viering van de mis. De viering van de mis was een heilig moment, schuldbelijdenis was dan ook gepast. Na de schuldbelijdenis werd de absolutie (schuldvergeving) uitgesproken, waarna de mis bediend kon worden. In de late Middeleeuwen ontstond de pronausdienst: een dienst in de volkstaal die losgekoppeld was van de mis. Onze liturgie heeft veel verwantschap met de liturgie die toen ontstond.

In de kerk van de Reformatie hield men aan de schuldbelijdenis en genadeverkondiging vast. Bij Calvijn had de wet echter een andere plaats. Na de schuldbelijdenis, het spreken van woorden van vergeving vanuit de Schrift, liet hij de wet als lofprijzing zingen. De Nederlandse liturgie zoals die door Datheen ontworpen is, bestaat uit een mix van elementen uit de liturgie van de Middeleeuwen, van Calvijn en van de vluchtelingengemeente in Londen.

Pak uw Bijbel er maar eens bij. Achterin uw Psalmbijbel (voor de formulieren) vindt u De liturgie der gereformeerde kerken in Nederland of: De Christelijke gebeden. Deze gebeden zijn door Datheen bijeengebracht uit verschillende liturgieën. Het eerste gebed bij ons heeft als titel: Een algemene belijdenis der zonden, en gebed des zondags vóór de predikatie, en op vast- en bededagen. Het is zeker de moeite waard om dat gebed eens te lezen!

Bij Datheen staat er vóór dat gebed nog een aanwijzing voor het functioneren van dit gedeelte van de liturgie:

“Ghebedt des Sondaechs voor de predicatie. Na dat men in de gemeynte Christi des Sondaechs voormiddach [ochtend, SZ] de thien geboden Gods gelesen oft gesongen heeft, neemt de kerckendienaar daer uit oorsake de gemeente te vermanen tot boete ende bekentenisse harer ouertredinghen, ende te ghelooven de Evangelische beloftenisse van Christo, dwelck beyde hy met ghetuyghenisse der Schrift bewijset. Daar op hy den onboetueerdighen de straffe Godes, ende den boetweerdighen geloouigen de ghenade Godts in Christo vercondicht. Ende daernae bidt hy op dese navolghende wyse.” 1

De tien geboden werden niet slechts gelezen. Bij mij zwerven mijn gedachten nogal eens weg tijdens de wetlezing. Misschien herkent u dat wel? Het waardevolle van de praktijk bij Datheen is dat de wetslezing ingebed is in een breder kader. De wetslezing doet iets met de hoorders. Vanuit de wetslezing komt de schuldbelijdenis op (deze klinkt ook door in het erna volgende gebed). In reactie op de schuldbelijdenis mag de prediker iets laten doorklinken van de vergeving die in Christus te vinden is, maar tegelijkertijd ook de ernstige realiteit wanneer de hoorder verder zondigt en Gods waarschuwende stem in de wetslezing negeert.

In de weergave van het gebed is in onze bijbeledities helaas een stukje weggelaten. Bij Datheen eindigt het niet met het Onze Vader maar er staat nog wat achter:

“Wilt ons oock stercken int warachtich Christelijck gelooue/ op dat wy daer in daghelijcks meer ende meer toenemen/ van dwelcke wy bekentenisse doen met monde en de herte sprekende: Ick gheloove in Godt/” etc.

Zo zien we hoe de lezing van de Wet langs een weg van schuldbelijdenis, gebed en vergeving uitmondt in het belijden van het geloof. Het persoonlijke geloof: “Ik geloof in God de Vader, ik geloof in Christus Jezus, ik geloof in de Heilige Geest, ik geloof vergeving der zonden.” In onze huidige liturgie zouden we niet zeggen dat de wetslezing, een gezamenlijke schuldbelijdenis, nauw verbonden is met een gezamenlijk belijden van het geloof.

Wellicht vraagt u zich intussen af waarom de liturgie intussen niet meer zo is? Op de synode van Middelburg in 1581 kwamen de schuldbelijdenis en genadeverkondiging weer ter sprake. De Gelderse afvaardiging vroeg om meer richtlijnen om dit vorm te geven. Als antwoord van de synode kwam echter iets anders:

“Is gheandwoordt, Ouermidts de bindynge ende ontbindynghe der zonden ghenouchsaem inde Predicatie des woordts gesciedet, dat het daeromme onnoodich is, een eyghen forme daer toe in te voeren.” 2

Men oordeelde dat de genadeverkondiging ook tijdens de prediking al wel gebeurde en dat het daarom onnodig was het na de wetslezing ook nog afzonderlijk te doen. Zo is de mooie gouden keten van wetslezing gepaard met schuldbelijdenis tot schuldvergeving gepaard met de geloofsbelijdenis verbroken.

De liturgie wordt in onze kerken niet meer op die manier vormgegeven. Toch hoop ik dat we iedere zondagochtend onder aan de berg Sinaï mogen zijn om daar Gods heiligheid en ons eigen onverbeterlijke bestaan te belijden en dat we in de middagdienst onder aan de heuvel Golgotha mogen vertoeven, terwijl we – uit genade, door een geschonken geloof – mogen belijden: “Ik geloof in Jezus Christus (…) en vergeving der zonden”.

S. Zwemer MA, Zaamslag


Voetnoot

1. P. Dathenus, De CL Psalmen Davids. Midtsgaders den Christelijcken Catechismo/ Ceremonien ende Ghebeden, 25.

2. F.L. Rutgers, Acta van de Nederlandsche synoden der zestiende eeuw, 434.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

Tucht in de eredienst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 2018

Kerkblad | 24 Pagina's