Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastorale vragen rondom belijdenis doen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastorale vragen rondom belijdenis doen (1)

Deel 1: Belijdenis doen in de Bijbel

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tijdens de laatst gehouden HHJO-jongerendag 16+ vorig jaar november bleek me opnieuw in de beide workshops over ‘belijdenis doen’ hoeveel vragen er bij jongeren over dit onderwerp leven. Ook bij ouderen die nog geen belijdenis hebben gedaan, kom ik soortgelijke vragen tegen. In enkele artikelen willen we wat pastorale vragen rondom belijdenis doen aan de orde stellen. We beginnen met de vraag wat de Bijbel zegt over belijdenis doen.

Geen belijdenisdienst

In de Bijbel lezen we niets over het volgen van de belijdeniscatechisatie en het doen van openbare belijdenis van het geloof, zoals wij dat kennen. Nergens kom je iets tegen over een belijdenisdienst waar jongeren en soms ouderen voorin de kerk hun ja-woord uitspreken op een aantal belijdenisvragen. De Heilige Doop en het Heilig Avondmaal worden wel bevolen. Dit betekent niet dat ons belijdenis doen een onschriftuurlijke zaak is. Integendeel! Op vele plaatsen horen we in de Bijbel mensen hun geloof belijden. Denk maar aan de heidense Ruth, die tegen Naomi zegt: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God’ (Ruth 1:16). In Mattheüs 16 vraagt de Heere Jezus aan Zijn discipelen: ‘Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben?’ Waarop Petrus belijdt: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods’ (vers 15-16). Het Psalmenboek, waar we Gods volk in het hart zien, staat vol met belijdenissen. Ze zijn bedoeld om daarmee in te leren stemmen. De Heere Jezus Zelf heeft als het om belijdenis doen gaat een heerlijke belofte gegeven: 'Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.' Anderzijds geldt ook: 'Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is' (Mattheus 10:32-33). Christus belijden betekent: ervoor uitkomen dat je bij Hem hoort; Hem verloochenen is: ontkennen dat je bij Hem hoort.

Schuld belijden

In het Oude Testament komen we in Leviticus 5:5 voor het eerst het woord ‘belijden’ tegen en dan in de betekenis van schuld belijden vanwege bedreven zonden. We zien dat ook in Jozua 7:19 waar Jozua erbij Achan op aandringt: ‘Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God van Israël, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet.’ Dat heeft het karakter van een openbare belijdenis van schuld tegenover de Heere, nadat eerst Zijn naam geëerd moest worden. Een ander voorbeeld vinden we in Psalm 32. David heeft een tijdlang zijn zonden voor de Heere verborgen gehouden. Hij wilde ze niet uitspreken. Ondertussen gaat het heel slecht met hem. Dan neemt hij het besluit om het aan de Heere bekend te maken. 'Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor de HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.'

In Nehemia 1:6 bidt deze schenker: ‘En ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israëls, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd.’ Uit deze voorbeelden blijkt dat belijdenis doen in het Oude Testament vrijwel altijd verbonden is met het belijden van schuld. Ook in het Nieuwe Testament komen we dat tegen. Bijvoorbeeld in Mattheüs 3:6 waar van Johannes de Doper gezegd wordt: 'En zij werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende hun zonden.' Wie Gods Naam belijdt, spreekt echter ook uit dat de Heere goedertieren en genadig is. Daarom wil Hij de zonde ook vergeven. Dan krijgt de belijdenis ook het karakter van dankzegging. De gelovige is dankbaar en looft de HEERE voor Zijn genade, zoals David in Psalm 103. Tegelijkertijd spreekt hij zijn afhankelijkheid van God uit.

Hetzelfde zeggen

In het Nieuwe Testament richt het belijden zich vooral op de Heere Jezus. Wie Hem belijdt, erkent Hem als Messias, als de door God gezalfde Verlosser en Zoon van God. Dit belijden is vrucht van de Heilige Geest. Hij opent de ogen voor je zonde en schuld, maar ook voor Wie de Heere Jezus is en wil zijn. Toen Petrus beleed dat Jezus de Messias was, sprak de Heiland: 'Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is'. De Heere Jezus voegt eraan toe: '… gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen' (Mattheus 16:17-18). Petrus’ belijdenis van Jezus als Zaligmaker is de grond van het bestaan van de kerk. In 1 Timotheüs 6 schijft Paulus: ‘Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen.’ Timotheüs heeft in Lystre de goede belijdenis beleden, toen hij tot de dienst van evangelist werd afgezonderd. Toen heeft hij beleden om Christus getrouw te zullen dienen. ‘Onder vele getuigen’, schrijft Paulus. Een belijdenis is altijd openbaar. In Gods Woord lezen we dus heel veel over belijden. Het Griekse woord voor ‘belijden’ in het Nieuwe Testament is: ‘homologeo’, dat betekent: hetzelfde zeggen. Belijden is: nazeggen wat God eerst heeft gezegd. Van harte ja en amen zeggen op Gods Woord. Het is het van harte met God eens zijn dat ik een zondaar ben, maar dat Jezus Christus een volkomen Zaligmaker is, Die mij reinigt door Zijn bloed van al mijn zonden.

Vooraf onderwijs

Bij belijdenis doen hoort onderwijs. De geschiedenis van Filippus en de kamerling (Handelingen 8:26-40) maakt dat duidelijk. Nadat Filippus aan de Moorman het evangelie had uitgelegd, vraagt deze om gedoopt te worden. Filippus antwoordt: 'Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd.' Waarop de Moorman zegt: 'Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is' (vers 36-37). Nu staat hem niets meer in de weg en wordt de kamerling gedoopt. Aan het doen van belijdenis - en daarbij ook het toegang vragen tot het Heilig Avondmaal - gaat een periode van onderwijs vooraf. Meestal duurt de belijdeniscatechisatie één of twee winterseizoenen. Maar eigenlijk begint de catechisatie al veel eerder. Als men voor het eerst op de catechisatie komt, is dat al een voorbereiding op het volgen van de belijdeniscatechisatie en belijdenis doen. Wat is het mooi als je al op jonge leeftijd belijdenis mag doen. Voor mensen die al op hoge leeftijd gekomen zijn, is het echter niet onmogelijk. Enkele jaren geleden had ik wat oudere belijdeniscatechisanten in de groep van wie de oudste 85 jaar was. De jongere belijdeniscatechisanten leerden veel van hen en andersom ook.

Oud-Beijerland, ds. J. Joppe

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2019

Kerkblad | 24 Pagina's

Pastorale vragen rondom belijdenis doen (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2019

Kerkblad | 24 Pagina's