Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staande voor den troon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staande voor den troon

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘NA DEZEN ZAG IK, EN ZIET, EEN GROTE SCHARE, DIE NIEMAND TELLEN KON, UIT ALLE NATIE, EN GESLACHTEN, EN VOLKEN, EN TALEN, STAANDE VOOR DEN TROON, EN VOOR HET LAM, BEKLEED ZIJNDE MET LANGE WITTE KLEDEREN, EN PALMTAKKEN WAREN IN HUN HANDEN’ (OPENBARING 7:9).

Aan Johannes zijn de 144.000 getoond, de gehele Kerk, al Gods kinderen, de verzegelden. Uit de opsomming van de stammen blijkt, dat het niet alles Israël is wat Israël heet: de stammen van Dan (eigenwillige godsdienst) en Efraïm (scheurmakerij) zijn weggelaten en Juda is voorop geplaatst (de stam die het eerste is opgetrokken bij de inneming van Kanaän en waaruit de Zaligmaker is geboren. Genade!).

Gods kinderen, de 144.000, zijn verzegeld. ‘Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn.’ Zij zijn van eeuwigheid verkoren en in de tijd met God verzoend door de geloofsvereniging met Christus. Dit wordt door de Heilige Geest aan het hart verzegeld en verzekerd. Zij worden bij de verworven verlossing beschut en bewaard. Zij kunnen niet verloren gaan. Verzegeld! Deze geestelijke, inwendige verzegeling komt ook openbaar. Gods kinderen zijn aan het voorhoofd verzegeld: ‘Een iegelijk, die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid’. Dat is een aan God geheiligd leven. Zo komt de verzegeling aan het licht.

Vervolgens wordt dan aan Johannes nogmaals de gehele Kerk getoond, maar nu als een schare, die niemand tellen kan. Al de kinderen Gods, de verzegelden, nu samen. Zij zijn overgegaan in Christus Jezus, het Lam Gods. Zij staan daar samen voor de troon en voor het Lam. Uit alle volken en van alle tijden. De wereldkerk! Johannes aanschouwt de volheid, de veelheid en de eenheid van de Kerk!
De volheid: de 144.000.
De veelheid: een grote schare, die niemand tellen kan.
De eenheid: één schare. Ongedeeld en ongescheiden. Eén in aanbidding, lofprijzing en verwondering.

Staande voor den troon, en voor het Lam.

Samen voor Gods troon om de Heere in storeloze rust te mogen aanschouwen, Hem te genieten, groot te maken en verzadigd te worden met Zijn goddelijk beeld. Dat volk ontmoet geen vreemde God en doet geen vreemd werk. Aan deze zijde van het graf hebben zij de Heere leren kennen als een in Christus verzoend God. Hier is de lofzang op het wonder van Gods verkiezende, opzoekende, vergevende en vernieuwende genade begonnen en dáár zal het nooit meer eindigen. Deze schare, de verloste Kerk, staat voor de troon. O volk, wat een wonder! Eens stonden zij voor deze troon van recht en gerechtigheid. Een Sinaï, omringd door bliksemstralen. Met een hemelhoge schuld zijn zij daar als verdoemelijke zondaren voor een heilig en rechtvaardig God neergevallen. Gedagvaard voor God hebben zij het vonnis des doods vernomen en hebben dat vloekvonnis door genade mogen omhelzen.

´t Is wel hard; maar ´t is rechtvaardig:
Ik ben schand’, Gij ere waardig.
Zijt Gij met mijn doem gediend,
zoek Uw eer, Ik heb ’t verdiend.

In het dood’lijkst tijdsgewricht is Christus voor hen bij de Vader ingetreden met het bloed der verzoening. ‘Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden.’ Door het geloof verenigd met Christus, Die hun ziel lieflijk heeft omhelsd, zijn zij door God in genade aangenomen. Ze zijn begenadigd in de Geliefde en teruggebracht in God. Door Hem aanvaard, geliefd, begrepen. Gemeenschap, leven, zichzelf kwijtraken. Het is niet uit te drukken. Voorsmaak! O, en dan dat verlangen:

O Heer’, wanneer komt die dag,
Dat ik toch bij U zal wezen,
En zien Uw aanschijn geprezen?

En nu, na de aardse lijdenstijd, (Jezus zal in doodsstrijd zijn tot aan het einde van de wereld. Blaise Pascal) mogen Gods kinderen samen voor de troon der genade zijn. Voor de Heere om Hem eeuwig te dienen, te loven en te aanbidden. Voor de troon en voor het Lam. Ja, want alleen door Hem, de Heere Jezus Christus, kunnen zij eeuwig voor God bestaan. Hoe wordt dat ook zichtbaar in de lange witte klederen, die zij dragen!

Bekleed zijnde met lange witte klederen.

Lang zijn deze klederen. Tijdens de woestijnreis van dit leven was hun kleed een pelgrimsgewaad, dat was opgetrokken en door een riem/gordel op de plaats werd gehouden. Opgetrokken, om de benen vrij te houden om te kunnen gaan door het aardse jammer- en tranendal. Hoog opgetrokken, om met ingespannen krachten te kunnen dóórgaan, zo min mogelijk gehinderd door alle moeiten, zorgen, aanvallen en benauwdheden in dit aardse bestaan. Dat wil zeggen: door Gods genade afgetrokken van het ijdele en voorbijgaande, bezet met indrukken van tijd, dood en eeuwigheid. Strijdend om in te gaan in de vreugde des Heeren.

Nu is de reis ten einde en de strijd volbracht. Thuis. Geen zware gang meer. Nu mag het kleed vrij hangen. ‘Zo blijft er dan een rust over voor het volk van God.’ Wit zijn die gewaden ook. Het betekent, dat Gods lievelingen geheel en al gewassen zijn in dat dierbaar bloed van Christus. Verenigd met Christus en gereinigd in die bloedfontein. Van alle schuld, zonden en zorgen voor eeuwig verlost.

O!, geliefde medereizigers naar die nimmer eindigende eeuwigheid: hoe vreselijk is het om ongewassen en onverzoend voor God te verschijnen. Eeuwig verloren! Nooit geen rust en vrede. Verdoemd. Eeuwig buiten Gods lieve gemeenschap.

Jong en oud: zult u er dan toch ernst mee maken om ook eens in die lange, witte gewaden voor Gods aangezicht te mogen staan, verzadigd met Zijn goddelijk beeld! Het is nog genadetijd. Bedenk toch de eeuwige belangen van uw arme ziel. En zie het geluk van Gods volk!

Staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen

En palmtakken waren in hun handen.

De palmtak is het teken van de overwinning. Eens zijn zij door God overwonnen en voor Hem en Zijn liefdesdienst ingewonnen. Toen mochten zij door het geloof in Zijn kracht strijdend de wereld overwinnen. O!, hoe is het in het leven van dat volk waar geworden: ‘De Heere zal voor ulieden strijden, en gij zult stille zijn’. Het is Zijn strijd geweest: voor hen, door hen, buiten hen en in hen. ‘Meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft.’

En nu is dat volk de strijd voor eeuwig te boven en mag die schare delen in de vruchten van Christus’ overwinning. Eeuwig met Hem als koningen regeren. Eeuwige vertroosting en blijdschap is het deel van Gods lievelingen. En daarom:

Mijn God, U zal ik eeuwig loven,
Omdat Gij 't hebt gedaan.

Alblasserdam, ds. W.J. Teunissen

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 2019

Kerkblad | 24 Pagina's

Staande voor den troon

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 2019

Kerkblad | 24 Pagina's