Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Gij zult niet begeren’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Gij zult niet begeren’

De betekenis van het tiende gebod (1)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

MET HET TIENDE GEBOD VUURT GOD EEN PIJL AF RECHT OP ONS HART. VERGELEKEN MET DE ANDERE NEGEN ‘WOORDEN’ HEEFT HET TIENDE EEN HEEL EIGEN KARAKTER. HET SPREEKT ONS NIET AAN OP ONZE DADEN OF WOORDEN, MAAR OP DE GEZINDHEID VAN ONS HART.

In de Nederlandse wet komen verschillende geboden uit de Tien Geboden terug – al zijn het er door de secularisatie minder dan vroeger. Ons Wetboek van Strafrecht verbiedt bijvoorbeeld doodslag, stelen en het spreken van een vals getuigenis voor de rechtbank. Het is echter vergeefs zoeken naar een artikel dat verbiedt om iets van onze naaste te begeren. Een dergelijk artikel heeft ook nooit bestaan in de Nederlandse wet. Want hoe kan overtreding van zo'n verbod ooit bewezen worden?

Maar de Heere ziet het hart aan. Hij doorgrondt en kent het. Nadat Hij in de voorgaande geboden zondige daden en woorden verboden heeft, verbiedt Hij in het laatste gebod ook alle verlangens daarnaar. Zoals de catechismus het kort en bondig samenvat: God eist ‘dat ook de minste lust of gedachte tegen enig gebod van God in ons hart nimmermeer kome’.

De catechismus betrekt de gezindheid van ons hart dan ook terecht bij de uitleg van de andere geboden. God verbiedt niet alleen de doodslag, maar ook de wraakgierigheid. Hij wil ons niet alleen afhouden van overspel, maar ook van alle onkuise gedachten en lusten. Hij roept niet alleen het stelen een halt toe, maar ook de gierigheid.

Het tiende gebod gaat dieper dan alle voorgaande geboden. Het stelt de vraag welke plaats God en de naaste hebben in onze verlangens. Jezus Zelf vatte de Tien Geboden samen in de twee geboden om God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. Liefde is meer dan woorden en daden. Liefde komt voort uit het verlangen van het hart. Daarmee grijpt het tiende gebod terug op het eerste gebod: ‘Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben’. De Heere eist heel ons hart en al onze verlangens op voor Zichzelf. Dáárvoor heeft Hij ons geschapen. Daarmee begint en eindigt Zijn heilige wet. God heeft ons gemaakt als mensen met verlangens. Verlangens op zich zijn niet verkeerd. Ze horen bij ons mens-zijn. De vraag is echter: waar zijn onze verlangens op gericht? Dat is terug te zien in de Hebreeuwse woorden die in het tiende gebod gebruikt worden. Twee keer klinkt het: ‘Gij zult niet begeren’. Tenminste, dat is zo in Exodus 20:17. In Deuteronomium 5:21, waar de Tien Geboden herhaald worden, staat in het Hebreeuws de tweede keer een ander werkwoord. De statenvertalers hebben het vertaald als: ‘Gij zult u niet laten gelusten’.

Beide Hebreeuwse woorden hebben ongeveer eenzelfde betekenis. Het tweede werkwoord heeft vaker betrekking op lichamelijke verlangens, zoals naar eten en drinken. Beide werkwoorden, en de zelfstandige naamwoorden die ervan afgeleid zijn, kunnen een positieve betekenis hebben. God Zelf begeert Sion tot Zijn woonplaats (Ps. 68:17 en Ps. 132:13-14). De bruid in Hooglied begeert de schaduw van haar Liefste (Hoogl. 2:3). Over de wet van de HEERE zingt David dat die begeerlijker is dan goud (Ps. 19:11).

Maar vaker hebben de beide woorden voor begeren een negatieve betekenis. Het is opvallend dat beide woorden voorkomen in Genesis 3:6. De slang trekt Gods Woord in twijfel bij Eva. Wat gebeurt er dan? ‘En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.’ Begeren wat God heeft verboden. Zo is de zonde in de wereld gekomen. Niet genoeg hebben aan Wie God is en wat Hij zegt. Dat is de wortel van elke zonde.

Op het eerste gezicht gaat het tiende gebod alleen over onze relatie met onze naaste. Maar de relatie met onze naaste is nooit los te zien van onze relatie met God. Als Hij niet meer de inhoud is van al onze verlangens, gaan we begeren wat van anderen is. Calvijn besluit zijn bespreking van de Tien Geboden met daarop te wijzen: ‘Heel het wezen van de liefde hangt af van de vraag of wij Hem op het oog hebben. Het heeft dan ook geen zin om u alle plichten in te prenten waarover u in deze tafel onderwijs ontvangt, als dat onderwijs bij u niet steunt op het fundament van de vrees en de eerbied voor God’ (Institutie II.8.50).

Met dit gebod wil God allereerst onze begeerte intomen, zodat onze naaste niet het slachtoffer ervan wordt. En Hij beschermt ons omgekeerd tegen de verkeerde verlangens van anderen. Maar vooral wil de Heilige Geest dit gebod gebruiken om ons uit te drijven naar Christus, Die dit gebod volkomen heeft gehouden en bij Wie verzoening is voor de zware schuld van de overtreding van dit gebod. Dan wordt ook het laatste gebod een regel der dankbaarheid, om te verlangen wat tot eer van God is en tot zegen voor onze naaste.

Stolwijk, ds. W. van Klinken

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 2019

Kerkblad | 24 Pagina's

‘Gij zult niet begeren’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 2019

Kerkblad | 24 Pagina's