Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geloof onzer vaderen III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geloof onzer vaderen III.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Katholieken houden het kruis in hooge eere, omdat onze Zaligmaker aan het kruis gestorven is. Het overschaduwt onze kerken, het versiert onze bedeplaatsen. Wij vereeren het als zinnebeeld onzer Verlossing: ,,Het zij verre van mij, te roemen, dan in het kruis onzes Heeren Jezus Christus."1) Wij schrijven aan het kruis geene in-, nerlijke kracht toe; zulks ware zonde en afgoderij; onze vereering klimt op tot Dengene, die uit liefde tot ons, op het kruis wilde sterven.
Het is een aloud en zeer vroom ge bruik der geloovigen, het teeken des kruises te maken, terwijl men eerbiedig zegt: „In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen." — T ertullianus, die in de tweede eeuw na Christus leefde, getuigt: „Bij al onze handelingen, — wanneer wij- binnentreden of uitgaan, wanneer wij ons kleeden, bad of maaltijd nemen, vóór wij ons ter ruste leggen maken wij het teeken des kruises op ons voorhoofd... Dit gebruik is ons niet voorgeschreven door eenige uitdrukkelijke wet der H. Schrift; maar de Overlevering heeft het geleerd; door de gewoonte werd het bevestigd, door het geloof onderhouden." 2). Door het kruisteeken belijden wij ons geloof in de H. Drieéénheid en in de Menschwording en verrichten wij eene bij uitstek heilzame acte van godsvereering.
Wij gelooven, dat Jezus Christus op Paaschzondag zijne goddelijke macht heeft getoond door uit eigen kracht van den dood op te staan; wij gelooven, dat Hij nog veertig dagen na zijne Verrijzenis bij zijne leerlingen bleef, om hen te onderrichten, en toen van den Olijfberg ten Hemel is opgeklommen. Óp het Pinksterfeest, tien dagen na zijne Hemelvaart, zond de Heiland, overeenkomstig zijne belofte, den H. Geest aan zijne discipelen, terwijl zij in gebed vereenigd waren. De H. Geest reinigde hun hart van zonde, en deelde hun de volmaakte kennis mede van de heilsleer, die zij moesten verkondigen. Op datzelfde Pinksterfeest begon de verheven zending der Apostelen; van dit oogenblik dagteekenen wij het openbare leven der katholieke Kerk.
De goddelijke Zaligmaker gaf zijnen Apostelen de meest uitgebreide Volmacht om in zijn naam te leeraren. Hij beval hun „het Evangelie te verkondigen aan alle schepselen", 3) terwijl Hij, onder de ernstigste strafbedreiging, een ieder gebood, hen te gehoorzamen: „Wie u hoort, hoort Mij; en wie u versmaadt, versmaadt Mij. Maar wie Mij versmaadt, versmaadt Hem, die Mij gezonden heeft." 4) En uit vrees, dat wij de ware Kerk niet zouden onderscheiden van de valsche sekten, die naar de voorspelling van den goddelijken Meester niet zouden uitblijven, heeft Hij aan zijne Kerk een bruidstooi geschonken, die haar voor elk onverduisterd oog als zijne eenig wettige Bruid aanwijst. De voornaamste sieraden van den tooi, de kenteekenen der ware Kerk, zijn: de Eenheid, de Heiligheid, de Katholiciteit, de Apostoliciteit. 5) Men kan hier bijvoegen de Onfeilbaarheid van haar leerambt en de onafgebroken voortduring van haar bestaan. Elk dier kenteekenen zal het onderwerp van een afzonderlijk hoofdstuk uitmaken,

Indertijd schreven wij in ons orgaan een uitvoerig artikel over het Kruis-gebruik in Roomsche kringen. Al zeer vroegtijdig heeft men het kruisteeken gemaakt. En rijk aan symboliek was dit teeken door de wijze, waarop het gemaakt werd. Evenwel — wij hebben hier te doen met een menschelijke inzetting. De eerwaardige kerkvader Tertullianus moge ons van uit de tijden van het martelaarschap om Christus' wil toespreken, en het kruisteeken aanbevelen — noch hij, noch de „traditie" hebben voor ons gebiedend gezag. Het zou al zeer zonderlinge gevolgen hebben, wanneer wij hadden te aanvaarden, wat erkende patres en oude gewoonten der christenheid ons voorhouden. Bij al wat de historie ons leert en bij al wat de grooten der kerk als waar, betamelijk, nuttig of zelfs noodzakelijk betuigd hebben, moeten wij schiften. Wij moeten. Niet: Wij willen. Dan zouden wij in de plaats van het menschelijke der anderen het menschelijke van het eigen zelf stellen. En het laatste zou erger kunnen blijken dan het eerste! Neen, wij moeten schiften.
Want God de Heere wil, dat Zijn Woord alleen gezag voor ons en in ons hebbe. Er past geen aureool om menschenhoofden en om historische gegevens. Vervloekt is hij, luidt de profetie, die vleesch tot zijn arm stelt. Traditie en kerkvaders kunnen tot leering zijn. Op het denken en het lijden der voorgaande geslachten staat de kerk van tegenwoordig gebouwd, niet naar haar Wezen, doch wel naar haar historische gedaante en ontplooiing. Traditie en kerkvaders zijn echter in zooverre slechts tot leering van het nageslacht, in zoo verre door hen het eeuwig blijvend Woord Gods is verhelderd. Zij hebben, onder de voorlichting des H. Geestes, uit de groeven van de ééne Godsopenbaring oude en nieuwe schatten aan den dag gedragen. En deze schatten hebben zij mogen nalaten als een geestelijke erfenis, waar wij niet dankbaar genoeg voor kunnen wezen.
Wat wij bedoelen zal U aanstonds duidelijk zijn, als wij opmerken, hoe het Luther in de 16e eeuw gegeven is, het stuk van de rechtvaardigmaking des zondaars door het geloof alleen als nooit te voren in het midden te stellen. Doch waarom luisteren de op hem volgende eeuwen naar zijn zangen van het ,,sola fide"? Niet omdat wij Protestanten in deze zangen de stem van Luther zoo schoon vinden. Integendeel. Luther staat op den achtergrond. Wij vergeten zijn stem. Maar hooren Gods stem. De groote hervormer vertolkte ons slechts, wat God zelf in Zijn Woord geopenbaard heeft. Evenzoo hebben traditie en groote mannen uit het verleden dan beteekenis en onvergankelijke waarde voor ons, wanneer uit Gods Woord ons duidelijk wordt, dat zij Gods Woord gesproken hebben. En daarom moeten wij schiften. Wij moeten naar de bron terug. God wil Zijn stem laten klinken in de wereld. En al wat Zijn stem niet is, is er naast, is uit den booze!
Zoo is het onschuldig lijkend kruisteeken- maken voor ons uit den booze. Tertullianus schrijft: „Dit gebruik is ons niet voorgeschreven door eenigen uitdrukkelijken tekst der H. Schrift." Welnu, dan had het ook nooit in zwang moeten komen. Er is niets in den bijbel vergeten, dat wij behoeven. Het volkomen Woord der zaligheid hebben wij ontvangen. Er zal niet aan toegedaan en er zal niet van afgedaan worden.
Daarom schiften wij. Wij moeten schiften. En bij onze schifting is het Woord des Heeren al-beslissend. Weet dit Woord van het kruisteeken niet, ook wij willen er niet van weten. Het gebruik wordt niet goed gemaakt met het aanhalen van den tekst „het zij verre van mij, te roemen, dan in het kruis onzes Heeren Jezus Christus." Wat heeft dit woord te doen met het kruis-slaan. En stond dit woord naar zijn vollen inhoud maar in het middelpunt van.de roomsche leer, zoodat het kruisteeken overschaduwd werd door de heerlijkheid van Jezus Christus en dien gekruist! Dan nóg zou het kruisteeken moeten verdwijnen, wijl het geloof geen ander teeken heeft dan de van God gegeven teekenen Zijns Verbonds, die van den H. Doop en van het H. Avondmaal.
Doch volgens Gibbons is — merkwaardige uitspraak — het omgekeerde het geval! Het kruis — als voorwerp — „overschaduwt onze kerken". Ja, inderdaad, de roomsche kerken liggen in de schaduw, zoo niet in den nacht, door de teekenen van menschelijke vinding. Het geloof des harten gaat schuil achter het uiterlijk symbool. Dat is treffend waar voor het geheel van Rome's eeredienst. Zooals de levende verkondiging van het Woord schier schuil gaat achter de liturgische handeling (de handeling in het teeken), zoo gaat het bewogen geloof schuil achter den dienst der traditioneele vormelijkheid.
Oudtijds moge het maken van het kruisteeken verklaarbaar geweest zijn, b.v. als herkenningsteeken in den tijd van de vervolgingen. In den loop der eeuwen echter is het tot een exorcistisch, een duivelbannend middel geworden. Wel degelijk schrijft men aan het kruisteeken innerlijke kracht toe, ten spijt vhn de kardinaalsverzekering. Waarom anders kalkt de roomsche boer fel wit groote kruisen op zwarten achtergrond bij de ramen en deuren van zijn kelders? Weert hij daarmede niet den boozen duivel, die wel eens van plan zou kunnen zijn des vromen boers boter te bederven? Of waarom slaat de rootnsche dienstbode even een kruis, wanneer zij een kostbare, zware vaas moet verplaatsen? En indien deze praktijken niet naar het welgevallen van Rome zijn, waarom gaat de geestelijkheid ze dan niet tegen?
Zelfs het „onschuldige", maar dat niet steunt op het directe Woord Gods, is gevaarvol, en dient uit de kerk van Christus geweerd te worden. Steeds opnieuw heeft overde kerk zich dan ook af te vragen, of hetgeen van de vaderen overgeërfd werd, teruggaat op de H. Schrift. Zelfs ook de belijdenis vraagt steeds opnieuw het onderzoek van het Boek der Boeken. En wat geen grond heeft in den Bijbel, moet vallen. Dat is het Protestantsche, het christelijke uitgangspunt.

Aan de Apostelen, zoo lezen we, is de meest uitgebreide volmacht gegeven om in Jezus' naam te leeraren. Want Hij, Jezus, beval hun het Evangelie te verkondigen aan alle schepselen. Wij maken hier een tweetal opmerkingen. De eerste opmerking is deze: het meest uitgebreide van der apostelen volmacht is dan toch blijkbaar beperkt tot het Evangelie! Juist de opdracht het Evangelie te verkondigen maakt de volmacht der apostelen tot de meest bepaalde die men zich denken kan. De apostelen hadden een zeer begrensde opdracht, geen meest uitgebreide volmacht. En Paulus verklaart nadrukkelijk, dat een apostel vervloekt zou zijn, die iets anders zou prediken dan 't Evangelie vaa Jezus Christus, Wiens bloed van alle zonden reinigt. Want al zou het een engel uit den hemel zijn, die een andere boodschap bracht, hij ware vervloekt! Niet de vrijheid, maar de nood was hun opgelegd. Dit heeft Rome vergeten. En nu volgt onze tweede opmerking. De apostelen worden zoogenaamd met de meest uitgebreide volmacht versierd, om ons alreeds voor te bereiden op de meest uitgebreide volmacht, welke de dusgenaamde opvolgers der apostelen zouden hebben, n.m. de pausen!
De pausen hebben van geen nood willen weten, die hun zou zijn opgelegd. Zij hebben den nood van de gehoorzaamheid aan het gegeven Woord van zich afgeschud, en zich gekroond met „volmacht". Volmacht — een listig woord in dit verband. Want terwijl opdracht ten nauwste verbindt met den opdrachtgever, hier Jezus Christus en Zijn Evangelie, houdt het woord „yo/macht" het los zijn in van den gevolmachtigde ten aanzien van hem, die zijn zaak den gevolmachtigde toevertrouwde! Volmacht beteekent vrijheid van handelen, in goed vertrouwen geschonken! Jezus Christus echter heeft de zaak van Zijn koninkrijk niet gesteld in handen van menschen. Hij gaf geen volmachten aan zwakke, zondige stervelingen. Doch Zelf 'verbonden aan Zijn apostelen door Zijn Woord en Geest, gaf Hij hun de zeer bepaalde opdracht. Zijn boodschap in Zijn kracht der wereld te verkondigen.

') Galat. VI. 14.
') De Corona. C. III.
') Mare. XVI. 15.
') Luc. X. 16.
6) Geloofsbelijdenis van Const.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1933

De Klok | 4 Pagina's

Het geloof onzer vaderen III.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1933

De Klok | 4 Pagina's