Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerk van rome en de kerk van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk van rome en de kerk van Christus

XVII

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Markus I : 30 lezen wij, dat Petrus' vrouws moeder met de koorts te bed ligt: Gregorius VII (Hildebrand) elfde eeuw is de eerste paus, die tot het celibaat (ongehuwden staat) heeft gedwongen, waardoor hij duizenden gehuwde priesters tot echtbreuk noodzaakte en zelf intusschen lustig coquetteerde met Mathilde, gravin van Toscane, en welke de paus volkomen als zijn concubine beheerschte en die den snooden alleenheerscher in geloofszaken toch maar niet kon bewegen, haar gemaal van de vernederende driedaagsche boete aan het slot te Canossa te ontslaan. De keizer werd smadelijk door Gregorius onttroond, in den ban gedaan en zijn volk van den eed van trouw aan hem, ontslagen.
Ziehier de hoogtepunten, die geboekstaafd zijn, eens door den „epicopus episcoporum ' bereikt in naam van een kwalijk begrepen hooge priesterschap. Gaan we echter niet weer terug naar Canossa! De dubbele moraal, (hoogere voor geestelijkheid lagere voor gehuwden) kon niet anders, als vloekende tegen het getuigenis Gods, Rome eenmaal noodlottig worden. Een derde moraal, het houden van de pauselijke bijzitten, moest nog als de voldragen vrucht eener pauselijke vermetelheid rijpen. Een Borgia, Alexander VI moest eerst nog den stoel van Petrus beklommen hebben, zoude Sodoms onge- • rechtigheid in het zelve, voor Gods oogen, volkomen zijn.
Deze paus veroorloofde zich de schaamteloosheid, reeds vóór zijn plaatsbekleeding er drie bijzitten op na te houden, te weten een echtelijken omgang bot te vieren met een weduwe en de twee dochters, waarmede hij nimmer gehuwd was geweest, uit hoofde van een verplicht collibaat en bij welken hij vijf nakomelingen had gewonnen, behalve die tijdens zijn épiscopaat, bij andere vrouwen nog vermeld worden.
Dé namen Caesar Borgia en Lucretia, zijn overbekend in de geschiedenis, als producten dezer bloedschande, zelfs nog niet zoo zeer om de merkwaardigheid als wel de eerloosheid, waarmede deze nakomelingen de voetstappen van hun „Papa" drukten.
Zijn pausschap had hij eenmaal verworven door omkooping met goud en goed zijner verkiezers, wat de schrift ons als de zonde van „Simonie", het [koopen van goddelijke gaven voor geld, brandmerkt, en waartegen Petrus elders nog waarschuwt, niet om vuil gewin, macht te hebben over het erfdeel des Heeren.
Deze Simonie, bloedschande, moorddolk en giftbeker, zij alleen zijn het, die sinds vele eeuwen de gangbare methode vormden, zich toegang tot den plaatsbekleedenden post van Christus stedehouderschap te verschaffen.
Zulk een opvolging komt ons bij nuchter bedenken meer voor in overeenstemming van een Simon den Toovenaar dan van een opvolging van Simon Petrus genoemd te kunnen worden, waardig te zijn. Knapen met nog vlasbaarden, nauwelijks achttien jaren tellend zooals Joh. XII 956, zien we den stoel beklimmen. Voor den vermogenden adellijken stand kon allicht een post als zoodanig openvallen. Benedictus IX als zoon van graaf Albericus van Toscane, kon in 1033 zulk een ambt reeds op tienjarigen leeftijd waardig worden geacht. Toen het gedrag van dezen jeugdigen Vicarius Deï op twintigjarigen leeftijd wat al te losbandig begon te worden, werd hij door naijverige opvolgers alras van zijn zetel verdrongen. Dat hij echter nadien geen poging heeft onbeproefd gelaten er toch weer op te klimmen, moge wel blijken uit gegevens,ons bewaard door een tijdgenoot, kardinaal Benno, die vertelt, dat zes pausen door dezen Benedictus moeten uit de voeten zijn gemaakt door vergif. Wie zou zelfs kunnen gelooven, zonder de geschiedenis te raadplegen, dat er zelfs nog een papesse heeft bestaan?
Johannes VIII, de 106de paus in de rij der pausen is een „pausin" geweest. Drie jaren wist zij als zoodanig haar sekse te verbergen (855—857), totdat zij, naar de wijze der vrouwen van weeën overvallen werd in een processie tusschen de kerk van St. Clemens en het Amphitheater. waarbij het kind aanstonds stierf, doch de moeder deze gruwelijke ergernis in een gevangenis moest boeten. In een zeer geleerd werk wordt een lijst vermeld van ruim vijftig geschiedschrijvers, meest roomsche, die deze geschiedenis vermelden of aanhalen, hoewel natuurlijk als vanzelfsprekend de roomsche kerk van heden haar best genoeg doet wijs te maken, dit in de „heilige" kerk ten eenenmale onmogelijk te houden. 't Is de kunst der roomsche kerk eigen, zonder den bijbel en zonder de historie alles te bewijzen of te ontkennen, naar het uitvalt. Het is echter bewezen, dat sinds het genoemde schandaal er een consultatie naar de „manbaarheid der pausen" ingericht is geworden. Luidde het resultaat gunstig, dan werd door dengene, wien dit onderzoek opgedragen was, overluid uitgeroepen: Mas nobis Dominus est, onze Heer is een man!
De staving van de geschiedenis der pausin verdient wel een extra noot in dit bijzondere geval. De geleerden zijn het in deze nog lang niet eenstemmig eens; niet zoozeer om de bewijzen van het feit als zoodanig, maar om het raadselachtige van dit geval.
Ook de schrijver dezer rubriek beoogt niet ook maar eenigszins zijn leeraars in beleid te willen overtreffen. Wij hebben te veel respect voor de heeren hoog geleerden, om ons ook maar eenigszins hun oordeel te laten ontgaan of er ons boven te verheffen. Laten we ook als rechtgeaarde ge oefenden in deze ook onze meening den vrijen loop eens mogen geven. Er moge al veel raadselachtigs tegen een werkelijk bestaan hebben eener vrouwelijke paus opwegen, nog veel raadselachtiger zal het ons voorkomen een meening te volgen van het tegendeel bij zooveel geschiedenis en aanwijzingen voorhanden.
Moge men ook in deze geschiedenis eens wat meer onbevooroordeeld recht doen wedervaren en ons intusschen gaarne aanbevolen houden voor allerlei critiek. vooral van Roomsche zijde; wij meenen dat men zich dan allicht niet zóó bevoordeeld zal kunnen uiten of men zal tot de slotsom komen, dat er betreffende een feillooze bekleeding van den pause lijken stoel, toch wel eenigermate een steekje los is op den gewonen gang van zaken in de rij der pausen; al zeggen wij er direct bij voor Rome, dat het te wen schen ware, dit het ergste schandaal zou zijn dat te boeken valt van deze vlekke looze legerschaar.
Wat de statuten betreft, de oude mar meren beeltenissen, die van haar hebben bestaan, hiervan maken onder roomsche schrijvers een „Theodoricus de Niem' bisschop van Verden, gewag, als hij in de vijftiende eeuw schrijft, dat een oude marmeren statue nog aanschouwelijk voorstelt de gebeurtenis met de pausin. Na de opkomst der hervorming werd deze ergernis op last van Pius V (1566 71) verwijderd en geworpen in den Tiber.
Denzelfden weg ging een andere steen op. waarvan Johannes Stadweg van Papendic in een kroniek, loopende tot 1441, gewaagt en dien Paus Sixtus V (1585— 90) eveneens deed verzinken. De beteekenis van de letters ZES X P kon genoemde schrijver bij overlevering nog goed ontcijferen, want dit beteekende in de volksmond: „Papa, pater patrum, peperif papissa papellum", d.i. ,,De paus der vaderen vader, baarde als pausin een pausje".
Ook was de beeltenis nog aanwezig in de 15e eeuw in de Domkerk van Siena, tusschen Florence en Rome en wel met onderschrift: „Johannes VIII, engelsche vrouw". Men zie het lijvige werk hierover in van Egbert Grim, Britsch schrijver en professor in de schole te Wezel, in een oude Hollandsche vertaling Anno MDCXXXV, dat gewaagt van meer dan honderd paepsche scribenten waaruit zijn werk van ruim duizend bladzijden, getrokken is.
Zie voor een beknopte, zeer gedocumenteerde handleiding het werkje van wijlen Dr. J. A. H. van den Brink gew. R.K. pr. (tegenpausen, renaissance pausen) bij leven den schrijver dezer regelen persoonlijk ook bekend. Men kan allicht indenken, dat het pausdom deze herinneringen heeft doen verdwijnen in de diepte, opdat ook hiervan geen gedachtenis meer zij. Maar alsof de steenen spreken lijkt ons dit.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1934

De Klok | 4 Pagina's

De kerk van rome en de kerk van Christus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1934

De Klok | 4 Pagina's